Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met 19 producties, ingekomen op 7 mei 2021;
- het verweerschrift met 9 producties, ingekomen op 5 juli 2021.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, hebben twee huisartsen, [verzoekster] en [verweerster], een geschil over de gebruiksrechten van een gezamenlijk pand waarin zij hun praktijk uitoefenen. Het pand, dat zij in 2016 gezamenlijk hebben aangeschaft, wordt door beide partijen gebruikt, maar na de opzegging van de maatschapsovereenkomst door [verzoekster] in 2019, zijn er fricties ontstaan over het gebruik van de praktijkruimtes. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter om een beheersregeling vast te stellen op basis van artikel 3:168 BW, zodat zij zelfstandig kan beschikken over de praktijkruimtes. [verweerster] verzet zich hiertegen en stelt dat de kantonrechter het verzoek moet afwijzen.
De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 23 februari 2022 en 12 mei 2022 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter concludeert dat de belangen van beide partijen even zwaarwegend zijn en dat er geen ruimte is voor de door [verzoekster] gewenste regeling. De rechter wijst het verzoek van [verzoekster] af, met de overweging dat het verzoek zou kunnen leiden tot een verkorting van het eigendomsrecht van [verweerster]. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter moedigt partijen aan om via mediation tot een oplossing te komen.