ECLI:NL:RBMNE:2022:2312
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; intrekking beroepsgronden en goede procesorde
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 258.000,- per 1 januari 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. In beroep heeft de verweerder andere vergelijkingsobjecten gebruikt om de waarde te onderbouwen. Tijdens de zitting op 30 maart 2022 heeft eiser zijn beroepsgronden ten aanzien van de in bezwaar gebruikte referentieobjecten ingetrokken, maar heeft hij nieuwe gronden aangevoerd die volgens de rechtbank in strijd zijn met de goede procesorde. De rechtbank oordeelt dat de verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de nieuwe beroepsgronden van eiser niet tijdig zijn aangevoerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het vaste rechtspraak is dat de verweerder de waarde van de woning in elke fase van het geding mag onderbouwen.