ECLI:NL:RBMNE:2022:2312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
UTR_21_4680
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; intrekking beroepsgronden en goede procesorde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 258.000,- per 1 januari 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. In beroep heeft de verweerder andere vergelijkingsobjecten gebruikt om de waarde te onderbouwen. Tijdens de zitting op 30 maart 2022 heeft eiser zijn beroepsgronden ten aanzien van de in bezwaar gebruikte referentieobjecten ingetrokken, maar heeft hij nieuwe gronden aangevoerd die volgens de rechtbank in strijd zijn met de goede procesorde. De rechtbank oordeelt dat de verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de nieuwe beroepsgronden van eiser niet tijdig zijn aangevoerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het vaste rechtspraak is dat de verweerder de waarde van de woning in elke fase van het geding mag onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J.L.G. van Herk, Previcus)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: [taxateur] , taxateur).

Procesverloop

In de beschikking van 22 februari 2021 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 258.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. In beroep heeft verweerder andere vergelijkingsobjecten gebruikt.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2022 met behulp van een MS Teams-verbinding op zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

1. De woning is een rijwoning uit 1976 met een inhoud van 330 m3 en een perceelgrootte van 132 m2. Er is een aangebouwde berging/schuur en een vrijstaande berging/schuur. De woning ligt middenin een woonwijk. Verweerder heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 258.000,-.
2. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 235.000,-. Verweerder handhaaft de
vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd.
3. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van de woning niet hoger dan de waarde in het economisch verkeer heeft vastgesteld. De waarde in het economisch verkeer wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen.
4. De rechtbank vindt dat verweerder met het verweerschrift, de overgelegde taxatiematrix en de toelichting op zitting aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer de perceeloppervlakte. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
5. Wat eiseres in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Ingetrokken beroepsgronden
6. Eiser heeft zijn beroepsgronden ten aanzien van de in bezwaar gebruikte referentieobjecten, het voorzieningen-, kwaliteits- en onderhoudsniveau en de ligging ingetrokken. Dit zijn alle gronden die eiser in het aanvullende beroepschrift heeft aangevoerd. De rechtbank zal deze gronden niet meer beoordelen.
Op de zitting aangevoerde beroepsgronden
7. Eiser heeft op de zitting twee nieuwe beroepsgronden aangevoerd. Volgens eiser heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt hoe de indexeringspercentages die verweerder bij de taxatiematrix in beroep heeft gebruikt tot stand zijn gekomen en had verweerder de verkoopbrochures van de referentiewoningen moeten overleggen, omdat dit op de zaak betrekking hebbende stukken zijn.
8. De rechtbank vindt het aanvoeren van deze gronden in dit stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde. Van een belanghebbende mag worden verwacht dat hij beroepsgronden tijdig aanvoert. Niet valt in te zien waarom eiser dit standpunt niet al eerder, binnen de 10-dagen termijn [1] , op papier had kunnen zetten en aan de rechtbank had kunnen sturen. De rechtbank heeft het verweerschrift namelijk al op 1 maart 2022 aan (de gemachtigde van) eiser gestuurd. Van een professionele gemachtigde mag worden verwacht dat hij binnen de nog resterende termijn een schriftelijke reactie had gestuurd. In dat geval had verweerder de gelegenheid gehad om de gevraagde informatie in het geding te brengen.
9. Het beroep is ongegrond. Eiser heeft verzocht om hem een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de kosten in bezwaar, omdat verweerder de waarde in beroep met geheel nieuwe referentiewoningen heeft onderbouwd. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe. Het is immers vaste rechtspraak dat verweerder in iedere staat van het geding de waarde van de woning nader mag onderbouwen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Deze termijn volgt uit artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.