ECLI:NL:RBMNE:2022:2310
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de woning vastgesteld op € 940.000,- voor het belastingjaar 2021, met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar aangetekend, dat door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 827.000,- of € 880.000,-. Tijdens de zitting op 30 maart 2022, die via MS Teams werd gehouden, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was aanwezig, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, J. Tammel, en een taxateur.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de taxatiematrix die door de heffingsambtenaar was overgelegd, voldoende inzicht gaf in de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen. Eiser voerde aan dat de waarde van zijn woning ten onrechte was vastgesteld, onder andere omdat de ligging aan een schoolplein niet goed was meegenomen. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar hier voldoende rekening mee had gehouden door de grondwaarde met 25% te corrigeren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.