ECLI:NL:RBMNE:2022:2291

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
16/248900-21 en 16/254902-18 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit in Utrecht

Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft op 13 september 2021 in Utrecht tijdens een ruzie een vuurwapen getrokken en het slachtoffer van dichtbij neergeschoten, waarbij de kogel door de nek/hals van het slachtoffer is gegaan. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen consistent zijn en dat er geen bewijs is voor het alternatieve scenario dat de verdachte niet heeft geschoten. De verdachte wordt vrijgesproken van het voorhanden hebben van een wapen, omdat er geen wapen is gevonden en er geen bewijs is voor de categorisering van een wapen. De rechtbank legt een gevangenisstraf van zes jaren op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van munitie en belediging van een politieagent. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/248900-21 en 16/254902-18 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd te P.I. Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 2021, 7 maart 2022 en 1 juni 2022. Op 1 juni 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, alsmede de advocaat van de benadeelde partij, mr. F. Hamers, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16-248900-21
Feit 1
primair
op 13 september 2021 te Utrecht heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiair
op 13 september 2021 te Utrecht [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld;
meer subsidiair
op 13 september 2021 te Utrecht heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen
meest subsidiair
op 13 september 2021 te Utrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
Feit 2
op 13 september 2021 te Utrecht een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, voorhanden heeft gehad;
Feit 3
in de periode van 13 september 2021 tot en met 14 september 2021 te De Meern, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16-254902-18
op 13 december 2018 te Houten, [verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid
Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 16-254902-18 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van de poging tot doodslag (16-248900-21, feit 1 primair) voert hij aan dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is. De verklaringen van het slachtoffer zijn consistent en in de andere bewijsmiddelen kan de bevestiging worden gevonden van de verklaring van het slachtoffer. Daarnaast is het ondenkbaar dat het slachtoffer met opzet foutieve informatie zou verstrekken vlak nadat hij is neergeschoten terwijl hij dacht dat hij zou overlijden. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig, nu deze verklaring op belangrijke punten niet overeenkomt met de verklaringen van het slachtoffer en van getuige [getuige] . Daarbij blijkt uit de tapgesprekken tussen verdachte en getuige [getuige] dat verdachte deze getuige ertoe wilde bewegen een voor verdachte gunstige verklaring af te leggen, zodat verdachte met dit feit zou kunnen wegkomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Hij voert aan dat er voldoende wettig bewijs is in het dossier, maar dat overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan ontbreekt. Geen van de drie mannen - verdachte, slachtoffer en getuige [getuige] - laten het achterste van hun tong zien. Verdachte geeft aan dat zowel hij als het slachtoffer en getuige [getuige] weten wie de bestuurder was van de auto waarmee verdachte was komen aanrijden, maar geen van hen heeft de naam willen noemen van deze persoon.
Dat er nog een vierde persoon aanwezig was, namelijk de bestuurder van de auto, volgt volgens de raadsman ook uit het feit dat een onafhankelijke getuige heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat er meerdere keren door iemand is geroepen “op je buik”. Dit kan verdachte niet geweest zijn. Immers, niet goed voorstelbaar is dat verdachte nadat hij net was geslagen (met dubbele kaakbreuk als gevolg) en versuft op de grond lag, in een split second een pistool heeft gepakt en heeft geschoten en daarbij ook nog eens heeft geroepen. Het ligt evenmín voor de hand dat het slachtoffer of getuige [getuige] dit hebben geroepen.
Verder heeft het slachtoffer verklaard dat verdachte een pistool van achter uit zijn broeksband heeft getrokken. Dit klinkt onlogisch en is een vreemde en ongemakkelijke plek om een pistool te bewaren, omdat verdachte in de auto zat.
Uit de tapgesprekken komt voorts niet meer of anders naar voren dan dat verdachte [getuige] heeft gevraagd of hij de waarheid wilde vertellen, maar blijkbaar wordt [getuige] nog liever gegijzeld dan dat hij een verklaring naar waarheid aflegt, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2 voert de raadsman aan dat niet vaststaat met welk wapen er is geschoten en hoe dit wapen moet worden gecategoriseerd. Verder kan uit het enkele feit dat verdachte een foto van een revolver op zijn telefoon had niet worden afgeleid dat verdachte een wapen voorhanden heeft gehad. Bovendien is niet duidelijk of het wapen op de foto hetzelfde wapen is geweest als bij het incident en om welk wapen het gaat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16-248900-21
4.3.1
Vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde
De rechtbank overweegt dat niet kan worden vastgesteld met welk (vuur)wapen er is geschoten, aangezien er geen wapen is gevonden en daardoor geen proces-verbaal van bevindingen betreffende categorisering van een wapen aanwezig is. De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde daarom niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2
Bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte
Ik was op 13 september 2021 te Utrecht. Ik had afgesproken met [slachtoffer] (de rechtbank: het slachtoffer) en kreeg een klap, een vuistslag, van hem op mijn kaak. Ik heb daarna een knal gehoord.
De telefoon die op de plek van de schietpartij is gevonden, is van mij. [2]
De verklaring van het slachtoffer
Op 13 september 2021 was ik in de avond op bezoek bij mijn nicht en haar man te Utrecht.
De man van mijn nicht (de rechtbank: getuige [getuige] ) liep naar de auto en begon te praten.
De bijrijder herkende ik wel.
Ik noem de bijrijder [bijrijder] . Zijn echte naam ken ik niet. [3]
lk sprak [bijrijder] aan via het raam van de bestuurder die open stond. lk sprak tot [bijrijder] omdat hij de lening nog niet heeft terugbetaald. Hierop werd [bijrijder] boos en stapte uit de auto.
Ik zag dat [bijrijder] met zijn rechterhand naar zijn broeksband greep aan de rechterkant. Toen zag ik dat hij een wapen op mij gericht hield en schoot. Hij schoot recht in mijn borst vlakbij mijn nek. [4]
De getuigenverklaring van [getuige]
Op 13 september 2021 was [slachtoffer] (de rechtbank: het slachtoffer) bij mij op bezoek.
Ik werd gebeld door mijn neef [slachtoffer] dat hij heeft afgesproken met een persoon, die later de dader zou zijn van deze schietpartij.
Diezelfde dag, tussen 22:30 uur en 22:45 uur gingen we naar buiten in Utrecht.
Diezelfde dag, omstreeks 22:50 uur zag ik de dader, van wie ik de naam niet wil
noemen.
Ik wil de dader niet omschrijven. Ik wil ook niet zeggen waar de dader ongeveer
woont. Als je het aan het slachtoffer vraagt dan kan hij jullie alles vertellen.
Vervolgens zag ik dat mijn neef en de dader een woordenwisseling kregen.
Ik zag dat de dader hierop uitstapte.
Ik zag dat [slachtoffer] de dader een klap met zijn rechtervuist in het gezicht gaf. Hierbij raakte hij de linkerzijde van de kaak van de dader. [5]
Ik zag vervolgens dat de dader iets richtte op [slachtoffer] en direct hiermee schoot. Ik hoorde een knal. Hierdoor werd het voor mij duidelijk dat de dader met een vuurwapen schoot.
Ik zag dat de afstand op het moment van schieten tussen de dader en [slachtoffer]
ongeveer drie meter was.
(…)
Ik zag dat [slachtoffer] in zijn hals/nek aan de voorzijde was geraakt. [6]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat de drie mannen - te weten het slachtoffer, getuige [getuige] en verdachte - om welke reden dan ook niet het achterste van hun tong hebben laten zien. Zij hebben op onderdelen niet volledig of niet naar waarheid willen verklaren. Desondanks acht de rechtbank de verklaring van het slachtoffer en de getuigenverklaring van [getuige] betrouwbaar en overtuigend. De rechtbank vindt de verklaringen over de afspraak die plaatsvond tussen het slachtoffer en verdachte én de over de woordenwisseling eenduidig en consistent. Verder heeft getuige [getuige] in niet mis te verstane bewoordingen verklaard dat degene die is geslagen door het slachtoffer, vervolgens degene is geweest die heeft geschoten. Bovendien hebben het slachtoffer en getuige [getuige] vrijwel direct na het schietincident ten overstaande van verschillende verbalisanten hun verklaringen afgelegd, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid ervan. De rechtbank overweegt dat de enige andere persoon die het geschetste scenario van verdachte - dat inhoudt dat hij niet heeft geschoten - zou kunnen ondersteunen, de bestuurder van de auto is. Verdachte heeft echter niet willen verklaren wie deze bestuurder is geweest. Daarnaast bevat het strafdossier geen aanknopingspunten voor dit alternatieve scenario. De rechtbank acht op basis van het voorgaande de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3
Bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen [7]
De verklaring van verdachte
De twee patronen die op 14 september 2021 zijn aangetroffen in mijn woning in De Meern, waren van mij. [8]
Een proces-verbaal van doorzoeking
De doorzoeking werd geopend op 14 september 2021. Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen: twee vuurwapen patronen, aangetroffen in de linker la van de buffetkast in de woonkamer. [9]
Een proces-verbaal van categorisering
Goednummers: PL0900-2021293564-2875856 (a) en PL0900-2021293564-2875859 (b)
SIN: AANA0077NL (a) en AANA0078NL (b)
Munitie: 2 scherpe patronen
Categorie: III
a. 1 scherpe patroon kaliber 7.65mm, merk Geco, zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een scherpschietend vuurwapen kaliber 7.65mm af te schieten.
b. 1 scherpe patroon kaliber 9mm K (=9x17mm), merk Geco, zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een scherpschietend vuurwapen kaliber 9x17mm af te schieten. [10]
Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet
op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 16-254902-18
4.3.4
Bewezenverklaring van het tenlastegelegde
Bewijsmiddelen [11]
De verklaring van verdachte
Ik reed op 13 december 2018 op de A12 in een Mercedes en ben te Houten staande gehouden door een agent.[12]
Een proces-verbaal van bevindingen
Ik, verbalisant, [verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, verklaar het volgende:
Op 13 december 2018 zag ik een Mercedes rijden.
Ik zag vervolgens dat de bestuurder van de Mercedes via afslag Houten de N421 op
reed.
Ik zag dat de bestuurder een rijbewijs aan mij overhandigde op naam van [verdachte] .[13]
Ik hoorde [verdachte] vervolgens zeggen: "je bent gewoon een racist. Je bent gewoon een vieze racist'.
Ik hoorde hem vervolgens zeggen: "Dat wist je gewoon vuile racist."
(…)
Ik hoorde [verdachte] vervolgens meerdere malen roepen je bent een kanker racist. [14]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16-248900-21
Feit 1 primair
Op 13 september 2021 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- een vuurwapen uit zijn, verdachtes, broeksband heeft gehaald en
- op korte afstand voornoemd vuurwapen op de hals, althans het bovenlichaam, van die [slachtoffer] heeft gericht en
- vervolgens eenmaal, een kogel in de richting van de hals, althans het bovenlichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten, ten gevolge waarvan een kogel het bovenlichaam van die [slachtoffer] is binnengedrongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
op 14 september 2021 te De Meern munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- één scherp patroon, merk Geco van het kaliber 7.65mm, en
- één scherp patroon, merk Geco van het kaliber 9mm K, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16-254902-18
op 13 december 2018 te Houten opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: 'vieze racist', 'vuile racist' en 'kankerracist'.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16-248900-21
feit 1 primair: poging tot doodslag;
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Parketnummer 16-254902-18
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van het voorarrest. Hij vordert verder dat de strafbeschikking ten aanzien van de zaak met parketnummer 16-254902-18 wordt vernietigd en eist geen straf voor deze zaak, omdat het feit qua ernst in het niet valt bij de tenlastegelegde poging tot doodslag.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman merkt op dat de officier van justitie voor de belediging een schuldverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel heeft gevorderd. Verder heeft hij geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft tijdens een ruzie een vuurwapen getrokken en het slachtoffer [slachtoffer] van dichtbij met dit wapen neergeschoten, waarbij de kogel door de nek/hals van het slachtoffer is gegaan. De kogel had ook het hoofd of andere (vitale) delen van het bovenlichaam van het slachtoffer kunnen raken, waardoor hij het leven had kunnen verliezen. Verdachte heeft op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het is een groot geluk dat hij het schietincident heeft overleefd. Het is voor een slachtoffer een uiterst beangstigende of zelfs traumatische ervaring om een vuurwapen op zich gericht te zien en vervolgens te worden neergeschoten. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten kunnen lange tijd ernstige lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
De rechtbank neemt mede in overweging dat de poging tot doodslag, zoals door verdachte is gepleegd, in het openbaar plaatsvond, wat ernstige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengt. Dit geldt voor de samenleving in het algemeen en in het bijzonder (ook) voor de personen in de nabijheid van het slachtoffer en de bewoners uit de woonwijk waar het schietincident zich heeft plaatsgevonden. Uit het dossier blijkt ook dat er een aantal bewoners in de nabije omgeving op straat was en dat zij de knal van het schieten hebben gehoord.
Verder heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee patronen en aan de belediging van een politieagent.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 29 maart 2022. Nu verdachte geen relevante recidive heeft, weegt de rechtbank dit niet mee in strafverzwarende of strafmatigende zin.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, waarbij met name het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 1 primair bewezenverklaarde zwaar meeweegt en de omstandigheden waaronder dit feit door verdachte is begaan. Gelet op de ernst van dit feit is slechts een vrijheidsbenemende straf van geruime duur passend. Bij de bepaling van de duur daarvan let de rechtbank op de straffen die in soortgelijke strafzaken door rechters zijn opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes (6) jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het projectiel, een voorwerp met behulp van welke het feit is begaan, verbeurd moet worden verklaard. Hij geeft verder aan dat de telefoon teruggegeven kan worden aan de verdachte en het inbeslaggenomen geld ook retour kan naar de rechthebbende, verdachte of de partner van verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het inbeslaggenomen bedrag van € 5.250,00 stelt de raadsman zich op het standpunt dat dit moet worden teruggegeven aan de partner van verdachte. Hij merkt op dat dit geld is gevonden op een typische plek waar een vrouw zich opmaakt en dat de partner van verdachte heeft aangegeven dat zij geldopnames heeft gedaan. Voor wat betreft de overige inbeslaggenomen goederen refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekken aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen patronen (nrs. 2 en 3 op de beslaglijst) en munitie (nr. 5 op de beslaglijst) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze patronen is het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 3 bewezenverklaarde begaan. Met behulp van de munitie is het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 1 primair bewezenverklaarde begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen telefoontoestel (nr. 4 op de beslaglijst).
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van € 5.250,- aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit geld kan worden aangemerkt, zijnde [rechthebbende] , de partner van verdachte.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 31.015,11. Dit bedrag bestaat uit € 23.815,11 materiële schade en € 8.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 primair tenlastegelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om vordering toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de wettelijke rente.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. In de eerste plaats vanwege de bepleite vrijspraak. In de tweede plaats geldt dat verdachte een dubbele kaakbreuk heeft opgelopen door de vuistslag van het slachtoffer en daardoor meer schade heeft opgelopen dan [slachtoffer] . Een tegenvordering, die niet ter terechtzitting behandeld kan worden, zou de schadevergoeding die wordt gevorderd door de benadeelde partij overstijgen. Bovendien bepleit de raadsman dat er in het dossier geen stukken te vinden zijn waaruit blijkt dat bij [slachtoffer] sprake is geweest van een lange ziekenhuisopname, psychische schade of zwaar lichamelijk letsel.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert in totaal € 23.815,11 ter zake van kosten voor kledingschade, eigen risico, reis- en parkeerkosten en verlies aan verdienvermogen.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten kledingschade, eigen risico en reiskosten politie ter hoogte van in totaal € 465,25 komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 1 primair bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 465,25 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
Met betrekking tot de schadeposten reis- en parkeerkosten rechtbank en verlies aan verdienvermogen overweegt de rechtbank als volgt. De benadeelde partij is niet ter terechtzitting verschenen waardoor deze post niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking komt. Het verlies aan verdienvermogen is niet onderbouwd. De rechtbank overweegt dat nader onderzoek naar de omvang van de gestelde schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft deze schadeposten niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 8.000,- aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank acht, gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, een bedrag van € 5.000,- billijk en waardeert de schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 5.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank toewijst. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Totaal
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 5.465,25 toewijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.465,25, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 62 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 36f, 45, 57, 266, 267 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vernietigen strafbeschikking
- vernietigt de in de zaak met parketnummer 16-254902-18 uitgevaardigde strafbeschikking;
Vrijspraak
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 1 primair en onder feit 3 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 16-254902-18 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16-248900-21 onder feit 1 primair en onder feit 3 bewezenverklaarde en het in de zaak met parketnummer 16-254902-18 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes (6) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • patronen (G2875856 en G2875859);
  • munitie (G2875816);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 telefoontoestel (G2875682);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde [rechthebbende] , van het volgende voorwerp:
5250 EUR (G2875845);
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.465,25;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.465,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 62 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings , voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022.
Mr. G.A. Bos is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
(16-248900-21)
1
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
- van die [slachtoffer] is weggelopen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen uit zijn, verdachtes, broeksband heeft gehaald/gepakt
en/of
- ( daarna) met het vuurwapen naar die [slachtoffer] toe is gelopen en/of
- ( op korte afstand) voornoemd vuurwapen op de hals, althans het (boven)lichaam,
van die [slachtoffer] heeft gericht en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, een kogel in de richting van de hals,
althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten,
ten gevolge waarvan een kogel het (boven)lichaam van die [slachtoffer] is
binnengedrongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijke letsel, te weten een schotwond in de hals, althans het
(boven)lichaam, heeft toegebracht door
- van die [slachtoffer] weg te lopen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen uit zijn, verdachtes, broeksband te halen/pakken
en/of
- ( daarna) met het vuurwapen naar die [slachtoffer] toe te lopen en/of
- ( op korte afstand) voornoemd vuurwapen op de hals, althans het (boven)lichaam,
van die [slachtoffer] te richten en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, een kogel in de richting van de hals,
althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] te schieten,
ten gevolge waarvan een kogel de hals, althans het (boven)lichaam, van die
[slachtoffer] is binnengedrongen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- van die [slachtoffer] is weggelopen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen uit zijn, verdachtes, broeksband heeft gehaald/gepakt
en/of
- ( daarna) met het vuurwapen naar die [slachtoffer] toe is gelopen en/of
- ( op korte afstand) voornoemd vuurwapen op de hals, althans het (boven)lichaam,
van die [slachtoffer] heeft gericht en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, een kogel in de richting van de hals,
althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten,
ten gevolge waarvan een kogel de hals, althans het (boven)lichaam, van die
[slachtoffer] is binnengedrongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- van die [slachtoffer] weg te lopen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen uit zijn, verdachtes, broeksband te halen/pakken
en/of
- ( daarna) met het vuurwapen naar die [slachtoffer] toe te lopen en/of
- ( op korte afstand) voornoemd vuurwapen op de hals, althans het (boven)lichaam,
van die [slachtoffer] te richten en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, een kogel in de richting van de hals,
althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer] te schieten;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2021 tot en met 14 september 2021
te De Meern, althans in Nederland,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- één scherpe patroon, merk Geco van het kaliber 7.65mm, en/of
- één scherpe patroon, merk Geco van het kaliber 9mm K,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
(16-254902-18)
hij op of omstreeks 13 december 2018 te Houten
opzettelijk
een ambtenaar,te weten [verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid
Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: 'vieze racist', 'vuile racist' en/of
'kankerracist', althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 november 2021, genummerd PL0900-2021293564, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 177. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juni 2022.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2021, pagina 11.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2021, pagina 12.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 14 september 2021, pagina 26.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 14 september 2021, pagina 27.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 november 2021, genummerd PL0900-2021293564, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 177. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juni 2022.
9.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 14 september 2021, pagina 52.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 oktober 2021 (in het dossier opgenomen onder ‘Forensisch dossier’, pagina 43).
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 december 2018, genummerd PL0900-2018357172, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 19. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[12] De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juni 2022.13.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2018, pagina 7.
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2018, pagina 8.