ECLI:NL:RBMNE:2022:2287

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
UTR 21/2036
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg wegens ongeschiktheid gewaarborgde hulp

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een persoon met een indicatie voor beschermd wonen met intensieve dementiezorg, en Zilveren Kruis Zorgkantoor, de verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar deze aanvraag werd op 7 mei 2020 door verweerder afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 18 maart 2021 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de zitting verscheen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding. De rechtbank overwoog dat voor de verstrekking van een pgb een gewaarborgde hulp verplicht is, en dat de heer [A], die door eiser was voorgedragen als gewaarborgde hulp, niet voldeed aan de gestelde eisen. Verweerder had in het bestreden besluit gemotiveerd waarom de heer [A] niet geschikt was, en de rechtbank volgde dit standpunt.

De rechtbank concludeerde dat de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg biedt voor het nakomen van de verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden. Eiser had niet aangetoond dat hij zich niet kon vinden in de opsomming van taken die aan de gewaarborgde hulp zijn verbonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2036
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: M. Houri),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor, verweerder

(gemachtigden: mr. E. Baharifar en mr. D. Uwamahoro).

Procesverloop

In het besluit van 7 mei 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om aan hem een persoonsgeboden budget (pgb) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) toe te kennen afgewezen.
In het besluit van 18 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank had gepland om het beroep op 22 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 21 februari 2022 verzocht om uitstel van de behandeling, omdat hij ziek was. De rechtbank heeft dit uitstelverzoek gehonoreerd en de behandeling van het beroep ter zitting bepaald op 28 februari 2022 om 11:00 via beeldverbinding.
Vervolgens heeft de gemachtigde van eiser op 27 februari 2022 de rechtbank bericht dat hij nog ziek is en verzocht om uitstel van de zitting van 28 februari 2022. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd.
Bij separate brieven van 14 maart 2022 heeft de rechtbank bij partijen verhinderdata voor de komende drie maanden opgevraagd. Verweerder heeft hierop binnen de gestelde termijn gereageerd. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank de behandeling van het beroep vastgesteld op 23 mei 2022 via beeldverbinding. Partijen zijn hier bij brief van 7 april 2022 over geïnformeerd. De link om deel te nemen aan de zitting is op 3 mei 2022 aan partijen toegezonden.
De behandeling van het beroep heeft vervolgens plaatsgevonden op 23 mei 2022 via beeldverbinding. Eiser en gemachtigde zijn – zonder bericht – niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser beschikt sinds 23 januari 2020 over een zogenoemde 5VV-indicatie (beschermd wonen met intensieve dementiezorg) op grond van de Wlz. Volgens de wet- en regelgeving is voor personen met een bepaalde indicatie, zoals bij eiser, een gewaarborgde hulp verplicht gesteld, voordat tot verstrekking van een pgb kan worden overgegaan. Vervolgens heeft verweerder op 10 februari 2020 een Bewust Keuze Gesprek (BKG) gevoerd met de dochter van eiser en bleek onder andere dat nog niet duidelijk was wie de gewaarborgde hulp was. Verweerder heeft vervolgens een nieuw BKG ingepland op 3 maart 2020. Tijdens dit gesprek is gezegd dat de neef van eiser, de heer [A] wordt voorgedragen als gewaarborgde hulp.
3. Bij het primaire besluit, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 5.6 van de Regeling langdurige zorg (Rlz) de verlening van een pgb geweigerd, omdat de heer [A] niet voldoet aan de voorwaarden voor een gewaarborgde hulp. De heer voldoet namelijk niet aan pgb-vaardigheden 1, 2, 3, 4 en 6 zoals zijn gepubliceerd op de website van verweerder.
4. Eiser voert aan dat verweerder het pgb-aanvraagformulier heeft goedgekeurd en dat verweerder vervolgens twee maanden later heeft besloten om het pgb te weigeren omdat de heer [A] twee maal verweerder niet heeft teruggebeld. Zoals in bezwaar is aangegeven heeft dit te maken met een samenloop van omstandigheden, waaronder het feit dat de heer [A] ziek was. Verweerder heeft verder nooit aangegeven dat de heer [A] niet aan de voorwaarden voor een gewaarborgde hulp zou voldoen. Door de onnodige druk vanuit verweerder heeft de heer [A] zijn functie als gewaarborgde hulp niet kunnen voortzetten en is er inmiddels per 26 januari 2021 een nieuwe gewaarborgde hulp voorgedragen, mevrouw [B] . Verweerder heeft deze nieuwe gewaarborgde hulp nooit afgewezen. Er is verder geen sprake van onjuiste besteding van het pgb. Verweerder spreekt zich hierin ook tegen inzake de termen begeleiding en behandeling. Er is geen sprake van behandeling als er sprake is van het omgaan met emoties in geval van een driftbui of boosheid en er kan eiser niets worden aangeleerd. Eiser heeft dementie, dus hoe zou hem nog iets kunnen worden aangeleerd? Voor zover gesteld wordt dat eiser niet voldoet aan de regels, heeft verweerder dit ruim een jaar willens en wetens laten gebeuren. Verweerder heeft verder zelf een belangrijk aandeel gehad in de tekortkomingen van de volledigheid in aanlevering van de stukken.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Artikel 5.11, tweede lid onder 5, van de Rlz kent aan verweerder een discretionaire bevoegdheid toe om een pgb te weigeren, mits er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de ingeschakelde hulp onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor de verzekerde aan het pgb verbonden verplichtingen. Bij de uitoefening daarvan zal verweerder zich een oordeel moeten vormen over de kwaliteit van de gewaarborgde hulp, meer in het bijzonder over diens kennis ten aanzien van de aard en inhoud van het begrip langdurige zorg in het concrete geval alsmede van de concrete mogelijkheden die de gewaarborgde hulp heeft om de budgethouder te begeleiden, toezicht te houden op de door hem ingekochte zorg en op de verantwoording van het besteedde pgb.
7. Niet in geschil is dat voor eiser een gewaarborgde hulp verplicht is. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de door eiser aangedragen heer [A] geschikt is om als gewaarborgde hulp voor hem op te treden.
8. De rechtbank overweegt dat de wetgever in het kader van het beheer van het pgb een belangrijke rol heeft toegedicht aan de gewaarborgde hulp. Om ervoor te zorgen dat het belang van de budgethouder door de gewaarborgde hulp goed wordt gediend, is door verweerder vastgelegd waaraan een gewaarborgde hulp moet voldoen.
9. Gelet op de gedingstukken, kan de rechtbank verweerder volgen in zijn standpunt dat de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor de verzekerde aan het pgb verbonden verplichtingen.
10. Op zijn website heeft verweerder opgesomd welke taken een gewaarborgde hulp heeft. Daar staat dat de gewaarborgde hulp verantwoordelijk is voor alle verplichtingen, zoals het ondertekenen van formulieren, het voeren van het bewuste-keuze-gesprek, het inkopen van goede zorg en het afsluiten van zorgovereenkomsten met zorgaanbieders, het controleren van de declaraties en deze indienen bij de SVB, het aanwezig zijn bij huisbezoek, het beoordelen of de zorg passend, verantwoord en van goede kwaliteit is en het coördineren van de zorg en aansturen van zorgverleners.
11. Eiser heeft niet aangevoerd dat hij zich niet kan vinden in deze opsomming van taken die tot de gewaarborgde hulp behoren.
12. Verweerder heeft in het bestreden besluit zeer uitgebreid gemotiveerd uiteengezet waarom de heer [A] niet geschikt is voor die taak. Gelet op de gedingstukken, kan de rechtbank verweerder volgen in zijn standpunt dat de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor de verzekerde aan het pgb verbonden verplichtingen.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven