ECLI:NL:RBMNE:2022:2275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
16.251522.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor verboden wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal met geweld, omdat de verklaringen van de aangever en getuige inconsistent en onbetrouwbaar waren. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het geldbedrag had gestolen door bedreiging met een vuurwapen of door geweld. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte een wapen van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, voorhanden heeft gehad. Dit feit werd bewezen door de verklaringen van getuigen en het in beslag genomen wapen. De rechtbank heeft geen straf opgelegd, omdat de verdachte al eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en er geen ruimte was voor een aanvullende straf. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.251522.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 januari 2022 en 31 mei 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van hetgeen zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht, namens verdachte, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
in de periode van 17 augustus 2020 tot en met 8 oktober 2020 te Woerden
een op een revolver gelijkend wapen voorhanden heeft gehad;
2
op 17 augustus 2020 te Woerden een geldbedrag heeft gestolen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door (bedreiging met) geweld met een vuurwapen en/of te slaan in het gezicht en/of op de ribben van [slachtoffer 1] .

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.VRIJSPRAAK VAN FEIT 2

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen voor zover het betreft de verbale bedreigingen (derde gedachtestreepje) en het slaan/stompen (vierde gedachtestreepje).
Verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het tonen van een vuurwapen (eerste gedachtestreepje) en het tegen de nek houden van een vuurwapen (tweede gedachtestreepje).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. De verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afgelegd zijn onbetrouwbaar vanwege meerdere tegenstrijdigheden op relevante punten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] (aangever) en [slachtoffer 2] , destijds de vriendin van aangever, onbetrouwbaar zijn. De verklaringen die zij tegenover de rechter-commissaris hebben afgelegd doen afbreuk aan de eerdere verklaringen tegenover de politie. Dat wel consistent is verklaard over de (verbale) bedreigingen en het slaan/stompen door verdachte leidt, naar het oordeel van de rechtbank, evenmin tot een bewezenverklaring van dit feit. Uit de verklaringen in het dossier komt naar voren dat aangever (ook) de fysieke confrontatie met verdachte heeft gezocht en aangever verdachte (ook) verbaal heeft bedreigd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de whatsapp berichten van 17 tot en met 20 augustus 2020 tussen verdachte ( [.] ) en aangever. De berichten van verdachte, die zijn verzonden nádat verdachte bij aangever was langs geweest, zijn niet bedreigend richting aangever maar zijn eerder vriendschappelijk, waarbij aangever bericht over de moeite die hij heeft om zijn agressie te beheersen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat er sprake is van wederrechtelijke toe-eigening. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen die aangever en getuige [slachtoffer 2] bij de politie en later bij de rechter-commissaris hebben afgelegd ook op dit punt onbetrouwbaar. Zo verschillen de verklaringen van aangever en de getuige met betrekking tot de (waarde van de) weggenomen gelden en de wijze waarop deze zijn meegenomen. Daarbij zijn de verklaringen van aangever en de getuige die zij bij de rechter-commissaris hebben afgelegd ook inconsistent ten opzichte van de verklaringen die zij eerder bij de politie hebben afgelegd.
De rechtbank komt tot de slotsom dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte door middel van dreigementen en slaan/stompen geld van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft weggenomen.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS VAN FEIT 1

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Verdachte heeft het wapen dat in beslag is genomen niet ‘bewust aanwezig’ gehad in de woning van zijn voormalige vriendin en hij kon daarover niet beschikken omdat de relatie met zijn vriendin al sinds enkele maanden was verbroken. De bekennende verklaring die verdachte over het wapen in de woning van zijn voormalige vriendin heeft afgelegd betrof een ander wapen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In een proces-verbaal wordt onder meer vermeld dat verdachte bij een voorverkenning door het arrestatieteam op 5 oktober 2020 wordt gezien bij het binnengaan van de woning aan de [adres 2] te [plaatsnaam] . [2]
In een proces-verbaal binnentreden in woning wordt onder meer vermeld dat op 8 oktober 2020 in de woning aan de [adres 2] te [plaatsnaam] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in beslag wordt genomen. [3]
In een proces-verbaal wordt onder meer vermeld dat tijdens een doorzoeking op 8 oktober 2020 in de woning [adres 2] te [plaatsnaam] een voorwerp werd aangetroffen, sterk gelijkend op een vuurwapen, namelijk een revolver. Het voorwerp werd aangetroffen tussen het zitkussen en rugkussen van de in de woonkamer aanwezige hoekbank.
De tijdens de doorzoeking aanwezige bewoner [A] , hoorde ik het volgende zeggen:
- Ik wist niet dat het daar lag.
- Het moet van mijn vriend [verdachte] zijn.
- [verdachte] is gisteren, 7 oktober 2020 nog in haar woning geweest. [4]
In een proces-verbaal wordt onder meer het volgende vermeld:
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen en in beslag genomen voorwerpen, is een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
Goednummer SIN : PLO900-2020270246-2710029
SIN: AANZ7899NL
Wapen : nabootsing vuurwapen, gasdrukrevolver geschikt voor bedreiging of afdreiging
Categorie: I sub 7
Het hierboven vermeld voorwerp betreft een voorwerp in de vorm van een revolver,
merk ASG, model Dan Wesson, kaliber 4.5mm, voorzien van het wapennummer [wapennummer] . [5]
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I,
onder 7 van de Wet wapens en munitie gelet op artikel 3 onder a van de Regeling
wapens en munitie. [6]
Verdachte heeft op 8 oktober 2020 tijdens het verhoor vanwege de verdenking van bedreiging en vuurwapenbezit verklaard dat het vuurwapen dat bij [A] is gevonden een nepper is en dat hij het wel een keer heeft vast gehad. [7]

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 7 oktober 2020 tot en met 8 oktober 2020 te [plaatsnaam] ,
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een revolver, merk ASG, model dan Wesson, kaliber 4.5mm
(voorzien van wapennummer [wapennummer] ) heeft voorhanden gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
1
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.GEEN OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 maanden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om vrijspraak verzocht. Verdachte is [beroep] en probeert een toekomst op te bouwen. Verdachte heeft zijn rug gebroken, draagt een korset en kan tijdens detentie niet revalideren. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komt is een gevangenisstraf van maximaal 2 maanden passend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een nabootsing van een bestaand vuurwapen voorhanden gehad. Het bezit van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dient in beginsel te worden bestraft omdat het onder burgers gevoelens van onveiligheid met zich brengt aangezien vuurwapens vaak worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is in deze zaak echter van oordeel dat, op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zou aan verdachte in beginsel voor een nabootsing van een bestaand wapen een geldboete van € 550,- kunnen worden opgelegd. De rechtbank houdt er op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht echter rekening mee dat verdachte op 25 januari 2022 door de meervoudige kamer van deze rechtbank reeds is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank is van oordeel dat die straf niet anders zou zijn uitgevallen als het in deze zaak bewezen verklaarde feit tegelijk met de destijds bewezen verklaarde feiten zou zijn berecht.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Daarbij is met name van betekenis dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 2 ten laste gelegde feit.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Voor zover de in beslag genomen voorwerpen nog niet zijn vernietigd dienen de voorwerpen te worden onttrokken aan het verkeer.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De in beslag genomen voorwerpen kunnen worden onttrokken aan het verkeer.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Met behulp van het wapen (G2710029, ASG) is het bewezen verklaarde feit begaan.
De munitie betreft voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 36d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen, zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld, en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- bepaalt dat ten aanzien van het onder rubriek 6 bewezen verklaarde
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Wapen, G2710029, ASG;
  • 1 STK Munitie, G2710030;
  • 1 STK Patroon, G2710032;
  • 1 STK Patroon, G2710033;
  • 1 STK Patroon, G2710037;
  • 1 STK Patroon, G2710038;
  • 1 STK Munitie, G2710042, Amorces;
  • 1 STK Patroon, G2710040.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mr. J.G. van Ommeren en mr. A.E. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2022.
Mr. Van Ommeren, mr. Van der Wal en mr. Van Wiggen-van der Hoek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 17 augustus 2020 tot en met 8 oktober 2020 te Woerden, althans in Nederland,
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voorwerp
in de vorm van een revolver, merk ASG, model dan Wesson, kaliber 4.5mm
(voorzien van wapennummer [wapennummer] ) heeft voorhanden gehad;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij, op of omstreeks 17 augustus 2020 te Woerden, althans in Nederland,
een geldbedrag van 20 euro en/of een pot/glazen gevuld met (klein)geld,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (doorgeladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
uit zijn, verdachtes, broek heeft gehaald, althans aan voornoemde [slachtoffer 1] heeft
getoond en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, voornoemd vuurwapen, althans op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de nek, in elk geval op/tegen het lichaam
van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gehouden en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik haal de volgende
keer de trekker over en/of je kan een kogel krijgen en/of de volgende keer schiet ik
echt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/of op de
ribben, althans op het lichaam, te slaan en/of te stompen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 april 2021, genummerd PL0900-2020270246, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1tot en met 73. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2020270246-9, pagina 56
3.een proces-verbaal van binnentreden in woning, BVH nummer 2020270246, pagina 59
4.een proces-verbaal van bevindingen, BVH nummer 2020270246, pagina 63
5.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2020270246-22, pagina 66
6.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2020270246-22, pagina 67
7.een proces-verbaal van verhoor verdachte op 8 oktober 2020, BVH nummer 2020270246, pagina 21