4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 eerste en tweede alternatief en feit 2 eerste en tweede alternatief
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in de avond van 8 februari 2020 door twee personen is beroofd van onder meer zijn telefoon en zijn koptelefoon. Na de beroving is aangever naar zijn werk gelopen. Toen hij daar aankwam zag hij dat de politie twee jongens aan het fouilleren was. Nadat hij aan zijn manager had verteld wat er was gebeurd zijn zij samen naar de politie gerend. Op dat moment zagen zij twee jongens wegrennen. Aangever heeft verklaard dat hij zowel de jongens die gefouilleerd werden als de jongens die wegrenden niet goed heeft kunnen zien.
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij in de avond van 8 februari 2020 door twee jongens aan zijn jas getrokken werd en dat ze geld van hem wilden hebben. Hij kon zich aan hen onttrekken en zag kort daarna dat de jongens ook anderen probeerden te beroven. Niet is vast komen te staan dat aangever [slachtoffer 1] een van die anderen is geweest.
Verdachte is in de avond van 8 februari 2020 kort na de beroving en de poging daartoe samen met medeverdachte [medeverdachte 1] staande gehouden door de politie. Een van de goederen die onder hen is aangetroffen betreft een koptelefoon. Uit de inhoud van de stukken in het dossier volgt geen nadere omschrijving van deze koptelefoon. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat de bij verdachte en medeverdachte aangetroffen koptelefoon de koptelefoon betreft die is weggenomen. Er zijn ook geen andere goederen bij verdachte en de medeverdachte aangetroffen waaruit volgt dat zij betrokken zijn geweest bij de beroving.
Beide aangevers hebben een beperkt signalement van de daders opgegeven waaraan verdachte en de medeverdachte grotendeels niet voldoen. Zo heeft aangever verklaard dat de daders zwarte trainingsbroeken droegen terwijl op de foto die van medeverdachte [medeverdachte 1] is genomen tijdens zijn staandehouding te zien is dat hij een lichte broek droeg.
Voorts heeft de verdediging aangever [slachtoffer 3] niet kunnen horen als getuige. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] doorslaggevend is voor een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde aangezien die verklaring op het punt van de betrokkenheid van verdachte niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Nu de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van haar ondervragingsrecht is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] niet kan worden gebezigd voor het bewijs ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Daarnaast is de rechtbank van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dat de verklaring van aangever [slachtoffer 3] de verklaring van aangever [slachtoffer 1] in onvoldoende mate ondersteunt. Uit de inhoud van de stukken in het dossier volgen verder geen andere aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde. Het feit dat verdachte en de medeverdachte kort na de beroving en de poging daartoe in de omgeving zijn staande gehouden maakt dit niet anders.
De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat uit het dossier weliswaar blijkt dat aangever [slachtoffer 1] is beroofd, en aangever Pilic slachtoffer is geweest van een poging om hem te beroven, maar dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen biedt waaruit blijkt dat verdachte een van de daders is geweest. Dit maakt dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 3 eerste en tweede alternatief en feit 4 eerste en tweede alternatief
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 13 september 2019 omstreeks 21:00 uur ben ik van mijn huis in [woonplaats] naar de Jumbo in het centrum van [woonplaats] gefietst. Ik werd van de aangesproken door een man die mij zei dat ik mee moest lopen met hem en geen 'help' mocht roepen. Ik kan deze man als volgt omschrijven: Man, slank postuur, brede schouders, donkere huidskleur, leeftijd ongeveer 20 jaar, oorbel in zijn linker oor. Ik schat de man tussen de 1.70-1.90 meter. Ik ben zelf ongeveer 1.70 meter lang en hij was een flink stuk langer dan ik. De man liep voor mij uit en ik merkte dat er twee mannen achter ons aanliepen.Nabij de Kruidvat graaide de man mijn koptelefoon van mijn nek. Daarna zijn wij langs het [straat] , voorbij het parkeerterrein gelopen. De man die mij als eerste had aangesproken in het centrum begon in mijn zakken te voelen. In mijn rechter broekzak voelde hij vervolgens mijn telefoon. Ik zag dat de man deze uit mijn zak haalde. Nadat de man mijn telefoon had moest ik mijn jas uittrekken. Ik zag dat de man alles aan de twee andere mannen gaf die zich de hele tijd nergens mee hadden bemoeid. De mannen zijn vervolgens met mijn spullen in hun handen weggelopen, verder het bos in.
Toen de mannen weg waren zei de man die mij als eerst had aangesproken dat aangifte doen geen zin had en dat hij alles van mij wist. Waar ik op school zit en waar ik werk.
In de bijlage "goederen" bij de aangifte, worden de goederen genoemd, die zijn weggenomen. Het betreft de volgende goederen:
Object : Telefoon
Merk/type : Samsung Galaxy A6+
Object : Jas
Merk/type : Nike
Object : Hoofdtelefoon
Merk/type : Jbl E500-Bt
[slachtoffer 2]heeft op 24 november 2019 nogmaals aangifte gedaan. Hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 24 november 2019 kwam ik aan bij mijn voetbalclub [voetbalclub] in [woonplaats] . Ik liep rond 14:50 uur de kleedkamer uit. Ik hoorde 'hey jongen, kom je me weer tegen, hoe gaat het met je, je moet met me meelopen, je weet hoe het de vorige keer ging, je weet als je gaat tegenstribbelen of niet mee gaat werken, dan heb je een nog groter probleem'.
Ik zag dat er naast deze jongen nog 2 jongens stonden.
Jongens 3 kan ik als volgt omschrijven:
- rood met zwarte jas aan
Ik zag en hoorde dat jongen 1 het woord voerde. Ik zag dat jongen 2 schuin links naast jongen 1 stond. Ik zag dat jongen 3 achter de andere jongens stond. Ik herkende de stem van jongen 1. Hij vroeg mij of ik hem van de vorige keer herkende? Ik wist gelijk dat deze jongen mij de vorige keer ook beroofd had.
Nadat ik van het sportpark afliep werd door jongen 1 mijn koptelefoon afgepakt.
Jongen 1 vroeg aan mij op een dwingende wijze dat ik mijn telefoon moest pakken en de bankierapp moest openen. Hij vertelde mij hierbij dat ik de inlogcode hard moest opnoemen. Ik pakte mijn telefoon uit mijn broekzak. Jongen 1 pakte mijn telefoon uit mijn handen om te kijken hoeveel er op mijn rekening stond. Jongen 1 gaf de telefoon aan jongen 2 en jongen 3. Ik zag dat jongen 2 en jongen 3 aan de slag gingen om geld van mijn rekening over te maken.
Ik moest mijn code invoeren om de betaling daadwerkelijk te maken. Ik deed dit zonder de telefoon in mijn handen te krijgen. Jongen 2 hield de telefoon vast. De betaling is gelukt.
Jongen 1 vroeg mij om mijn huissleutels. Ik gaf hem mijn huissleutels.
De koptelefoon die van mij gestolen is was een JBL E65BT.
[slachtoffer 2]is bij de rechter-commissaris gehoord als getuige. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Je hebt het nu over ‘ze’. Was er een rolverdeling tussen de jongens?
De jongen die een stuk langer was dan ik nam wel de leiding. Hij zei het meeste. Eentje volgde meer en zei na wat hij zei. De andere was meer op de achtergrond.
Hoe is het geëindigd?
Ik heb de jas gegeven en toen ging ik naar huis.
Je benoemt in je verklaring dat dat ook de jongen was in het donker. In die verklaring gaf je aan dat je de jongen niet kon herkennen vanwege de capuchon die over het gezicht was getrokken.
Dat klopt, maar de tweede keer was zijn hoofd zichtbaar. Ook bij de club was zijn hoofd zichtbaar. Ik heb zijn stem herkend, als de stem die ik ook bij het incident hoorde.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2020 deed ik een onderzoek in de inbeslaggenomen telefoon van de ondergenoemde verdachte [verdachte] . Hieruit bleek dat er in de telefoon een (1) afbeelding stond van een zwart kleurige Samsung. Deze afbeelding was gemaakt op 14-9-2019. Deze afbeelding is te zien op foto 1. De telefoon van het slachtoffer [slachtoffer 2] is inmiddels door de politie terug gerechercheerd. Op foto 2 is deze telefoon te zien. Hieruit blijkt dat het qua kleur, merk en type exact dezelfde telefoon is. Daarnaast kan ik verklaren dat op foto 1 en foto 2 op de achterzijde van deze telefoon gebruikersschade in de vorm van witte puntjes te zien is. Ik, verbalisant kan verklaren dat deze puntjes overeen komen.
Hieruit bleek dat er in de telefoon vijf afbeeldingen stonden van een zwarte jas van
het merk Nike. Deze zijn te zien op foto 3 tot en met 7. Op de afbeelding is te zien dat foto 3, 5, 6, en 7 op 14-9-2019 zijn gemaakt. Op de afbeelding is te zien dat foto 4 op 27-9-2019 is gemaakt. Dit is een dag voor de zogenoemde pseudokoop waarbij [verdachte] werd aangehouden ter zake de heling van de jas. Op foto 8 is een foto te zien van de jas welke bij [verdachte] op 28-11-19 werd aangetroffen naar aanleiding van de pseudokoop. Hieruit blijkt dat de jas qua, kleur, vorm en merk exact overeen komt.
Hieruit bleek dat in de telefoon twee afbeeldingen stonden van een zwart kleurige koptelefoon van het merk JBL. Op deze foto's is te zien dat de afbeeldingen op 25-11-2019 gemaakt zijn.
Hieruit bleek dat er op 13-9-2019 te 19:35:53 (UTC), op de dag van de eerste beroving, een notitie was gemaakt welke te zien is op foto 11. Op deze foto is de volgende notitie te zien:
[slachtoffer 2]
[wijk]
Ik, verbalisant kan verklaren dat [slachtoffer 2] woonachtig is in de [wijk] .
Hieruit bleek dat er op 24-11-2019 te 14:18:12 (UTC), op de dag van de tweede
beroving, een notitie was gemaakt welke te zien is op foto 12.
Op deze foto is de volgende notitie te zien:
[adres]
Ik, verbalisant kan verklaren dat het slachtoffer in deze zaak tevens woonachtig is
aan de [straat] .
Hieruit bleek dat er op 13-9-2019 te 20:35:11 uur (UTC) een filmpje van 9 seconden op de telefoon van [verdachte] stond. Op dit filmpje zijn een drietal personen te zien. Op dit filmpje is te zien dat een negroïde jongen, wat te zien is aan de donkere huidskleur van zijn handen, een zwartkleurige telefoon vast houdt. Deze telefoon komt qua merk, kleur en type overeen met de weggenomen telefoon. Op dit filmpje is te zien dat een andere negroïde jongen, wat te zien is aan de donkere huidskleur van zijn handen, in zijn linkerhand een zwarte koptelefoon vast houdt. Op het filmpje is te zien dat de telefoon even ervoor van de andere jongen aan deze jongen wordt overgegeven.
Op het filmpje is het merk JBL van deze koptelefoon te zien. Op dit filmpje is een jongensstem te horen welke zegt: Wat is die code, wat is die code? Op het filmpje is een andere jongensstem te horen en te zien welke zegt: "Er zit geen cijfercode op, er zit geen cijfercode op er is een patroon nodig". Ik herken deze persoon als het slachtoffer [slachtoffer 2] welke op dat moment in met zijn gezicht in beeld wordt gebracht.
Ik heb [slachtoffer 2] in deze zaak nader gehoord en kan derhalve verklaren dat ik hem herken.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 26 november 2019 werd er een zogenoemde aanvraag vordering verstrekking historische financiële gegevens gedaan met betrekking tot de rekening van ondergenoemde [medeverdachte 2] . Hieruit bleek dat tevens dat er op 24 november 2019 te 15:17 uur een geldbedrag van 65,45 euro daadwerkelijk was overgemaakt vanaf de rekening van de ondergenoemde aangever [slachtoffer 2] naar de rekening van [medeverdachte 2] .
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op dinsdag 19 november 2019 deed ik onderzoek naar de uitdraai van Marktplaats. Ik zag dat de verkoper zich [verkoper] noemde, 11 maanden actief was, telefoonnummer en bankrekening gecontroleerd en woonachtig in [woonplaats] . [verkoper] gaf op als telefoonnummer [telefoonnummer] .
Ik zag hierop dat [verkoper] ook een jas te koop aanbood. Dit betrof een zwarte jas van Nike zoals ook vermeld stond in de aangifte. Deze advertentie was op 14 september 2019 geplaatst (dag na de diefstal).
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag dat in BVH vermeld stond dat [B] een relatie heeft met [medeverdachte 2] . In Summit onderzoek 25Bideford stond vermeld dat het telefoonnummer van haar vriend onder de naam [naam] in de telefoon stond met het telefoonnummer [telefoonnummer] (augustus 2019).
Het telefoonnummer waarmee dus heler [heler] contact heeft gehad en het nummer van de whats app berichten na de 2de straatroof, is dus het telefoonnummer welke in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 2] .
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
De vordering verstrekking historische gegevens betrof de zogenoemde marktplaats advertentie omtrent de ondergenoemde jas. Hieruit bleek dat deze advertentie op 14 september 2019 was geplaatst. Het ipadres betrof [IP adres]
Naar aanleiding van bovenstaande heb ik een vordering verstrekking gebruikersgegevens op het ipadres en het gmailadres gedaan. Hieruit bleek dat het ipadres [IP adres] op naam stond van ondergenoemde [C] met adres [adres] te [woonplaats] .
Dit betreft de vader van beiden ondergenoemde broers [broers] .
[medeverdachte 2]
[verdachte]
Verbalisant onder [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal pseudokoop onder meer het volgende gerelateerd:
Ik, [verbalisant 3] , had de opdracht om van het subject een door hem, op Marktplaats, aangeboden zwarte jas van het merk Nike, te kopen.
Op 27 november 2019, nam ik, middels de Marktplaats-app, contact op met de genoemde “ [verkoper] ”. Ik vroeg hem of hij de zwarte Nike jas nog te koop had. Ik zag dat deze nog te koop was. We kwamen een prijs van 10 euro overeen. We spraken, op het verzoek van “ [verkoper] ”, af elkaar de volgende dag te ontmoeten nabij de Plus Supermarkt, gelegen in de [wijk] te [woonplaats] .
Op 28-11-2019 was ik, op de afgesproken locatie. [verkoper] gaf aan een rode jas te dragen.
Gelijktijdig zag ik, vanuit de Meistraat, een persoon aan komen lopen. Ik zag dat deze persoon een rode jas droeg. Ik zag dat hij, een stoffen voorwerp, in zijn linker hand liep.
Ik maakte vervolgens contact met deze persoon. Ik zag dat deze persoon mij een jas overhandigde. Ik hoorde dat deze persoon zei: “kunnen we het even snel doen”.
Ik zag vervolgens dat het een gelijkende jas betrof die deze persoon in de marktplaats advertentie aanbood.
Hierop zag ik dat deze persoon, die mij de jas aanbood, aangehouden werd door leden van de Ondersteuningsgroep Midden Nederland.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op donderdag 28 november 2019 werd naar aanleiding van de pseudokoop ondergenoemde verdachte [verdachte] aangehouden terzake heling van de vermoedelijk weggenomen jas welke op Marktplaats werd aangeboden.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 1 december 2019 verkreeg ik van de ondergenoemde [winkel] een usb stick met daarop de gevraagde camerabeelden.
Ik constateerde dat er drie personen de winkel in kwamen.
Ik constateerde dat deze drie personen op enig moment in het desbetreffende pad stonden alwaar [slachtoffer 2] stond.
Ik constateerde dat een van deze drie personen [slachtoffer 2] aansprak.
Ik herkende direct de ondergenoemde broers [broers] . Dit betreffen de eerste twee personen welke door het toegangspoortjes de winkel binnen liepen.
Op de foto is te zien dat de tweede persoon gekleed was in een zwarte broek en een rood met zwarte gewatteerde jas.
Ik herkende deze persoon als:
[verdachte] , geboren op [2004] te [geboorteplaats]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Onrechtmatigheidsverweer
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat het onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte onrechtmatig heeft plaatsgevonden oordeelt de rechtbank als volgt. Het verweer van de verdediging heeft geen betrekking op het gebruik van historische verkeers- en locatiegegevens maar op gegevens die zijn aangetroffen op de in beslag genomen telefoon van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een normschending als bedoeld in de door de verdediging aangehaalde uitspraak geen sprake is. Het onderzoek aan de telefoon had een beperkte omvang en dat er een min of meer compleet beeld van verdachte is verkregen is niet gebleken. De algemene bevoegdheid van de artikelen 94, 95 en 96 van het Wetboek van Strafvordering biedt voldoende legitimatie voor het onderzoek aan de telefoon.
Voor zover het verweer van de verdediging zo moet worden begrepen dat analoge toepassing van het arrest maakt dat het onderzoek aan de telefoon zonder schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris onrechtmatig is, slaagt het verweer evenmin. Bij analoge toepassing van het arrest zou er sprake zijn van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, aangezien er geen voorafgaande, onafhankelijke rechterlijke toestemming is geweest om de telefoon te onderzoeken. Door de verdediging is aangevoerd dat de hoeveelheid aan afbeeldingen die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte maakt dat er sprake is van een ernstig verzuim. Er is niet aangevoerd welke persoonlijke informatie door het onderzoek is verkregen. Evenmin is kenbaar gemaakt welk concreet nadeel het onderzoek aan de telefoon voor verdachte opgeleverd zou moeten hebben voor verdachte. Dit maakt dat, voor zover er al sprake zou zijn van een vormverzuim, dit vormverzuim de rechtbank niet tot het oordeel zal brengen dat de bewijsmiddelen die daaruit voortvloeien moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het onderzoek aan de telefoon van verdachte heeft plaatsgevonden voor de door de verdediging aangehaalde uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Gelet hierop zal de informatie die is verkregen als gevolg van het onderzoek aan de telefoon van de verdachte tot het bewijs worden gebezigd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte de onder 3, eerste en tweede alternatief en 4, eerste en tweede alternatief, ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Bewijsmiddelen feit 5 en feit 6
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]hebben in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 22 augustus 2020 waren wij, verbalisanten in uniform gekleed en belast met een toezichtdienst. Op dat moment werden wij door het operatoneel centrum Flevoland verzocht te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Ter plaatste op de [adres] spraken wij met [slachtoffer 2] .
Wij hoorden hem zeggen dat hij door de personen waar hij eerder aangifte tegen heeft gedaan wegens een straatroof te zijn aangesproken op een speelveldje ter hoogte van de [straat] en de [straat] te [woonplaats] .
[slachtoffer 2] vertelde dat hij zijn broek uit moest doen en hij van zichzelf moest zeggen dat hij een snitch was en dat hij een kankersukkel en een kankermongool was. Deze personen zouden hem ook hebben gefilmd.
Van een (1) van deze jongens weet hij de naam [verdachte] .
[getuige]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Dat gaat over je buurjongen [slachtoffer 2] . In augustus is er iets gebeurd met je buurjongen op een speelveld in [woonplaats] . Wat weet jij nog van die dag?
A: Er was een groepje jongens die wilden dat hij meeliep naar de bosjes. Daar gingen ze om hem heen staan. Ze gingen zeggen dat er hier geen camera's hingen en dat ze hem konden doodslaan. Ook moest hij dingen zeggen voor een camera.
V: Gingen alle vier de jongens naar [slachtoffer 2] toe?
A: Ja, ze gingen in een groepje om hem heen staan.
V: Wat deden die jongens?
A: Want ik hoorde ze toen zeggen "we kunnen je ook doodslaan, er zijn geen camera's.
Bewijsoverweging
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.