Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het vonnis in het incident van 22 december 2021;
- de conclusie van antwoord van 2 maart 2022 met producties (1-5);
- het bericht van de rechtbank van 16 maart 2022 waarbij een mondelinge behandeling is
- de bij bericht van 8 april 2022 door de Curator aangekondigde vermeerdering van eis met
- de op 13 april 2022 door de Curator toegezonden nadere producties (12-14);
- de bij brief van 19 april 2022 overgelegde nadere producties van [gedaagde] (6+7);
- de mondelinge behandeling van 28 april 2022, waarbij de Curator de eis vermeerderd
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
de rechtsverhouding tussen” [gedaagde] en [C] toegelicht en wordt meegedeeld dat “
ook niet in (loon)dienst is” bij [gedaagde] .
- tot twee keer toe meldt [gedaagde] (zie de verklaringen van 8 juni en 16 augustus 2021) dat zij niets verschuldigd is aan [C] en dat [C] ook niet bij haar in loondienst is of is geweest. Sterker, nog in de incidentele eis stelt [gedaagde] dat
- [gedaagde] betoogt (aanvankelijk ook nog op de zitting) dat geen schriftelijke arbeidsovereenkomst bestaat en dat opzegging van de arbeidsovereenkomst niet schriftelijk is gedaan. Nadat op de zitting aan [gedaagde] vragen zijn gesteld verklaart [gedaagde] plots dat wel een schriftelijke arbeidsovereenkomst met [C] is gesloten, dat de twee opzeggingen van de arbeidsovereenkomst ook schriftelijk door [C] zijn gedaan en dat een financiële afwikkeling van het dienstverband heeft plaatsgevonden;
- [gedaagde] kan geen antwoord geven op de vraag van de rechter waarom [C] tot
- onweersproken is de stelling van de Curator gebleven dat de aan [C] in het kader van de arbeidsovereenkomst ter beschikking gestelde auto nog steeds door [C] gebruikt wordt.
een vervelende en hoogst ongelukkige samenloop van omstandigheden” is geweest, is geen afdoende verklaring voor het feit dat door of namens [gedaagde] , tot op de zitting aan toe, onjuiste en/of onvolledige en niet (voldoende) onderbouwde verklaringen worden afgelegd.
5.000,00
5.De beslissing
- € 163,-- aan salaris advocaat, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- € 85,-- aan salaris advocaat alsmede de explootkosten van betekening van dit vonnis, indien vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening,