Op 13 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de WAZ-uitkering. De rechtbank heeft eerder een tussenuitspraak gedaan waarin het UWV de gelegenheid kreeg om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het UWV heeft echter besloten geen gebruik te maken van deze herstelmogelijkheid. De rechtbank heeft het onderzoek op 13 mei 2022 gesloten en is tot een einduitspraak gekomen.
De zaak betreft de vraag of het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) over de periode 2019 correct heeft vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de inkomsten van eiseres uit haar onderneming niet correct heeft geanticipeerd, waardoor eiseres € 7.198,- te veel in aanmerking is genomen. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet redelijk handelt door vast te houden aan de gegevens uit de polisadministratie zonder de niet genoten commissies en provisies te corrigeren.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om binnen acht weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de eerdere tussenuitspraak. Tevens moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, en mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.