ECLI:NL:RBMNE:2022:2256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
1603267022
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in complexe strafzaak met meerdere tenlasteleggingen, waaronder mishandeling, wapenbezit en belediging van ambtenaren

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2022, is de verdachte vrijgesproken van meerdere ernstige beschuldigingen, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, dwang, diefstal met valse sleutel, bedreiging, afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor deze feiten. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, [slachtoffer 1], op 5 februari 2022, waarbij hij haar tegen het hoofd stompten en haar mond vastpakte. Dit feit werd bewezen door consistente verklaringen van het slachtoffer en getuigen, ondersteund door objectieve bewijsmiddelen.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie op 14 september 2021, evenals voor het beledigen van ambtenaren in functie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verslavingsproblematiek en verminderd toerekeningsvatbaarheid, en benadrukte het belang van behandeling om recidive te voorkomen. De vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van een geldbedrag werd afgewezen, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/032670-22; 16/249225-21(gev. ttz); 16/174984-21 (gev. ttz); 16/266803-20 (tul) 16/002763-22 (gev. ttz); 16/266803-20 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans verblijvende in de Forensische Verslavingskliniek [locatie 1] in [vestigingsplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 27 mei 2022 gewijzigd. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/032670-22:
feit 1 primair
op 5 februari 2022 in Almere [slachtoffer 1] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden;
feit 1 subsidiair
op 5 februari 2022 in Almere [slachtoffer 1] door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid wederrechtelijk heeft gedwongen in de nabijheid van verdachte te zijn en/of bij verdachte in de auto te blijven;
feit 2
in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 5 februari 2022 in Almere zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 3
op 5 februari 2022 in Almere een pinpas van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 4
op 5 februari 2022 in Almere een of meerdere geldbedrag(en) van [slachtoffer 1] heeft gestolen, waarbij gebruik is gemaakt van een valse sleutel;
ten aanzien van parketnummer 16/249225-21:
feit 1
op 14 september 2021 in Almere een wapen van categorie III, te weten een gaspistool, voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 14 september 2021 in Almere munitie van categorie III, te weten twee scherpe patronen en/of drie (knal)patronen, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van parketnummer 16/174984-21:
feit 1
op 3 juli 2021 in Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
feit 2
op 3 juli 2021 in Almere de buitengewoon opsporingsambtenaren [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft beledigd;
ten aanzien van parketnummer 16/002763-22:feit 1op 3 januari 2022 in Almere samen met een ander door middel van (bedreiging met) geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag;
feit 2
op 3 januari 2022 in Almere samen met een ander door middel van (bedreiging met) geweld een koptelefoon en een geldbedrag van [slachtoffer 4] heeft weggenomen;
feit 3op 3 januari 2022 in Almere de opsporingsambtenaren [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft beledigd.
De hierboven weergegeven en onder verschillende parketnummers ten laste gelegde feiten zullen hierna achtereenvolgens worden doorgenummerd als feit 1 tot en met feit 11.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – vrijspraak gevorderd van het onder feit 1 primair en feit 7 tenlastegelegde. Zij acht de onder 1 subsidiair, 3, 4, 5, 6, 8 en 11 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit gevorderd wettig en overtuigd bewezen te verklaren dat verdachte op 5 februari 2022 [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar meermalen in het gezicht te stompen en te slaan en haar bij haar mond vast te pakken. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van feit 9 en feit 10 partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen. Zij acht het onder feit 9 en feit 10 tenlastegelegde voor het overige wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in de ter terechtzitting voorgedragen en overgelegde pleitnota. De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 10 ten laste gelegde feiten. Hij heeft zich ten aanzien van het onder feit 8 en feit 11 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt dat de lezing van aangeefster [slachtoffer 1] op belangrijke onderdelen niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte aangeefster door de ten laste gelegde handelingen van haar vrijheid heeft beroofd en haar heeft gedwongen in zijn nabijheid te blijven of bij hem in de auto te blijven.
Vrijspraak van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 5 februari 2022 de pinpas van aangeefster [slachtoffer 1] in zijn bezit heeft gehad en met deze pinpas in Almere heeft gepind. Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 mei 2022 verklaard dat aangeefster haar pinpas aan hem heeft gegeven en dat hij het geldbedrag met instemming van aangeefster van haar bankrekening heeft gepind. De rechtbank is, mede gelet op het getuigenverhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris van 22 februari 2022, onvoldoende overtuigd dat verdachte zich de pinpas en het gepinde geldbedrag wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Vrijspraak van het onder 7 ten laste gelegde feit
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het onder 7 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak van de onder 9 en 10 ten laste gelegde feiten
Voor de vaststelling van wat op 3 januari 2022 is voorgevallen, zijn de verklaringen van aangever [slachtoffer 4] , verdachte en twee getuigen voorhanden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat hij niet meer weet wat er die dag is gebeurd.
Aangever heeft in zijn aangifte van 3 januari 2022 verklaard dat verdachte die dag aan hem heeft gevraagd of hij lachgas wilde kopen, maar dat aangever hierin geen interesse had. Verdachte werd daardoor geïrriteerd en heeft vervolgens de koptelefoon van het hoofd van aangever getrokken. Verdachte zou hebben gezegd dat aangever zijn koptelefoon terug kon krijgen als hij aan verdachte geld zou geven. Aangever heeft verdachte uiteindelijk € 20,00 gegeven, omdat verdachte aan hem zou hebben gevraagd of hij iets moest trekken. Aangever heeft op 16 mei 2022 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet veel meer van het incident weet en dat hij een black-out heeft gehad. Getuigen [getuige 1] en [slachtoffer 4] hebben aangever verteld wat er die dag is gebeurd, aldus aangever. In zijn aangifte heeft aangever daarom ook verklaard over hetgeen hij van anderen over het incident heeft gehoord.
Verdachte heeft over (de aanleiding van) het incident een andere lezing en zijn verklaringen wijken op belangrijke onderdelen af van de verklaringen van aangever. Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 mei 2022 verklaard dat een jongen op hem af kwam lopen en lachgas van hem wilde kopen. Verdachte heeft vervolgens voor € 20,00 lachgas aan die jongen verkocht. De jongen heeft toen aangegeven dat hij geen geld bij zich had en hij heeft daarom zijn koptelefoon als onderpand aan verdachte gegeven. Verdachte heeft toen tegen de jongen gezegd dat hij € 20,00 moest gaan halen.
Indien de rechtbank de verklaring van verdachte toetst aan de andere stukken in het dossier, dan blijkt dat de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , zoals afgelegd bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 27 mei 2022, niet onverenigbaar zijn met de lezing van verdachte. Zo hebben getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet waargenomen dat verdachte de koptelefoon van aangever [slachtoffer 4] heeft afgepakt. Zij hebben alleen verklaard dat verdachte op enig moment in het bezit was van de koptelefoon en geld voor de teruggave van de koptelefoon wilde hebben.
Gelet op de door aangever bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring dat hij zich niet veel meer van het incident kan herinneren en de omstandigheid dat de door verdachte geschetste gang van zaken door stukken in het procesdossier wordt ondersteund, is de rechtbank onvoldoende overtuigd dat verdachte de onder 9 en 10 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit [1]
1. [slachtoffer 1] heeft op 5 februari 2022 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard [2] :
Plaats delict: [plaats] .
Ik heb al enige tijd een relatie met [verdachte] . Op 5 februari 2022 had [verdachte] mij geslagen. Hij sloeg met zijn rechter gebalde vuist tegen de linker bovenzijde van mijn voorhoofd en vervolgens met zijn rechtervuist tegen mijn neus. Hij duwde met zijn hand mijn mond dicht.
.
Ik ben daar een winkel in gegaan. Dat was bij de [locatie 2] . In de WC heb ik met de telefoon die ik bij me had een bericht gestuurd naar mijn beste vriend en ik had hem gevraagd om de politie naar ons toe te sturen. Ik had ook via google de locatie gestuurd van waar ik was. Die vriend heet [getuige 3] . Ik heb toen in die WC foto's gemaakt van mijn gezicht en die had ik naar [getuige 3] gestuurd. Deze foto's zal ik naar u mailen.
2. [slachtoffer 1] heeft op 22 februari 2022 tijdens het
verhoor bij de rechter-commissaris– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard [3] :
Hij had mij geslagen op mijn linkerkant van mijn gezicht.
3. [slachtoffer 1] is op 11 maart 2022 als getuige gehoord en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard [4] :
V: Dan beginnen we op de dag van het incident. 5 februari 2022. Je zegt dat [verdachte] om 05.00 uur bij je kwam.
A: Hij sloeg mij plots met zijn rechtervuist op mijn mond. Ik voelde dat mijn lip erg pijn deed.
A: Ik ben naar beneden gelopen. Ik zag vervolgens een begeleider genaamd [getuige 4] . Deze zag dat ik een wond aan mijn mond had en vroeg wat er was gebeurd.
4. [getuige 3] is
ter terechtzitting van 27 mei 2022als beëdigd getuige gehoord en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U, voorzitter, houdt de passage ‘zij belde mij door … opeist van [slachtoffer 1] ’ van mijn getuigenverklaring van 7 februari 2022 op p. 28 van het procesdossier voor. U vraagt mij of het klopt wat ik hierover toen heb verklaard. [slachtoffer 1] heeft mij die dag gebeld en zij was toen van streek. Ze heeft snapchatberichten gestuurd en gevraagd of ik de politie wilde bellen. Ze heeft daarnaast gezegd dat is ze is geslagen en dat ze een discussie met de heer [verdachte] heeft gehad. Zij heeft mij ook een stuk of vier foto’s gestuurd. Ik zag op deze foto’s in haar gezicht plekken van dat ze was geslagen.
5. In het
proces-verbaal van bevindingenvan 6 februari 2022 heeft verbalisant [verbalisant 1] – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd [5] :
Op 5 februari 2022 deed een vriend van het mogelijke slachtoffer de melding en gaf aan dat hij bericht had gekregen van het slachtoffer dat ze in elkaar was geslagen door haar vriend. We troffen het voertuig met daarin beide personen aan. Op de bestuurdersstoel zat [verdachte] en op de bijrijderstoel zat [slachtoffer 1] . Ik heb [slachtoffer 1] teruggebracht naar huis. Onderweg gaf zij nog wel te kennen een klap gehad te hebben van [verdachte] .
6. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het
proces-verbaal van bevindingenvan 8 april 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd [6] :
Door mij werd de door [slachtoffer 1] aangeleverde telefoon onderzocht. Ik nam waar dat de eerste activiteit op die dag (5 februari 2022) om 14.55 uur plaatsvond. Die dag in de periode 18.04 ? 18.05 uur worden met het toestel een aantal video-opnames en foto’s gemaakt. Dit betreft onder andere de foto’s welke door [slachtoffer 1] reeds zijn aangeleverd. Ten tijde van deze opnames was een GPS-locatie bepaling actief en de coördinaten daarvan zijn in de zogenaamde metadata toegevoegd. Na invoering van deze coördinaten op een daarvoor bestemde website blijkt dit de locatie [locatie 2] te [plaats] te zijn, alwaar gevestigd tankstation Esso. Vervolgens wordt er die dag om 18.05 contact gelegd via snapchat met een derde partij.
7. [getuige 4] is op 19 maart 2022 als getuige gehoord en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard [7] :
Op 5 februari 2022 was ik op de [adres 2] te [plaats] . Omstreeks 13.00 uur zag ik [slachtoffer 1] van [geboortedatum 2] welke op genoemd adres woonachtig is van de trap naar beneden lopen. Ik zag toen dat ze een verwonding had op haar bovenlip. Ik zag dat er bloed zat op de wond en ik zag dat haar bovenlip ook wat dik opgezet was. Volgens mij was haar onderlip ook wat opgezet en dik. Ik zag dat de verwonding absoluut recent was.
8. [getuige 5] is op 5 april 2022 als getuige gehoord en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard [8] :
Op 5 februari 2022 omstreeks 22.15 was ik werkzaam als jeugdhulpverlener te [plaats] . Ik ben naar de kamer van [slachtoffer 1] gegaan en trof haar huilend aan. Ik zag dat ze helemaal overstuur was. Ik heb haar goed in het gezicht aangekeken. Ik zag dat [slachtoffer 1] op haar gezicht allemaal rode vlekken had en een kapotte onderlip.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 27 mei 2022 ontkend dat hij aangeefster [slachtoffer 1] op 5 februari 2022 heeft mishandeld. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn en om die reden niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster tijdens haar aangifte van 5 februari 2022, het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 22 februari 2022 en het getuigenverhoor bij de politie op 11 maart 2022 heeft verklaard dat zij op 5 februari 2022 door verdachte is gestompt en geslagen. Aangeefster is op dit punt consistent geweest. De rechtbank overweegt dat deze verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen en door objectief bepaalde en verifieerbare gegevens, zoals weergegeven in de bewijsmiddelen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om op dit punt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 februari 2022 zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en haar mond vast te pakken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten [9]
1. In het
proces-verbaal van bevindingenvan 29 september 2021 heeft verbalisant [verbalisant 3] – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd [10] :
Op 14 september 202 was ik samen met aspirant [A] in [plaats] . Wij kregen de opdracht aan te houden: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] . Wonend op [adres 1] , [woonplaats] . Tijdens de aanhouding stond ik voor de keuken. Op het meest rechter hangende keukenkastje zag ik een klok staan. Het viel mij op dat er een goudkleurig voorwerp voor de klok stond. Dit goudkleurig voorwerp herken ik ambtshalve als een patroon wat bij een vuurwapen hoort. Ik zag dat dit een scherp patroon was. Ik zag dat er aan de rechterzijde van de keuken een plint los zat. Ik heb deze plint aan de kant geschoven. Ik trof in een washandje een vuurwapen aan. Dit vuurwapen trof ik aan achter de plint onder het keukenkastje.
2. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in het
proces-verbaal van bevindingenvan 8 november 2021 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd [11] :
1.
Goednummers: PL0900-2021293901-2875860 (pistool) en PL0900-2021293901-2875863 (patroonmagazijn)
Categorie: III sub I
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, gaspistool, merk BBM (Bruni), model Gap, kaliber 9mm PAK.
Dit gaspistool is een voorwerp dat bestemd is om projectielen of stoffen door een loop af te schieten. De werking van dit gaspistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit gaspistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
2.
Goednummers: PL0900-2021293901-2875866 (in patroonmagazijn) en PL0900-2021293901-2875862 (op keukenkast)
Munitie: 2 scherpe patronen
Categorie: III
Bovengenoemde scherpe patronen kaliber 7.65mm Br., merk S&B, zijn munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een scherpschietend vuurwapen kaliber 7.65mm af te schieten. Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
3.
Goednummer: PL0900-2021293901-2881194
Munitie: 2 scherpe patronen
Categorie III
Bovengenoemde scherpe knalpatronen kaliber 9mm PAK, merk Pobjeda, zijn munitie (losse flodders) bestemd of geschikt om door middel van dit vuurwapen en elk ander (vuur)wapen kaliber 9mm PA af te schieten en waarmede het geluid van een schot wordt weergegeven e.e.a. gelet op het bepaalde in onderdeel 2.5 Bijzonder deel (B) van de Circulaire wapens en munitie. Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
4.
Goednummer; PL0900-2021293901-2881194
Munitie: 1 knalpatronen (afgevuurd)/patroonhuls
Categorie III
De hierboven omschreven (afgevuurde) knalpatroon, kaliber 9mm PAK, merk Pobjeda, is in originele staat, munitie (losse flodders) bestemd of geschikt om door middel van het onder 1 omschreven vuurwapen en elk ander (vuur)wapen kaliber 9mm PA af te schieten en waarmede het geluid van een schot wordt weergegeven e.e.a. gelet op het bepaalde in onderdeel 2.5 Bijzonder deel (B) van de Circulaire wapens en munitie. De afgevuurde knalpatroon (patroonhuls) is ook aan te merken als onderdeel van munitie, geschikt om nieuwe munitie van te maken, bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een (vuur)wapen kaliber 9mm af te schieten. Derhalve is deze patroonhuls munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de wet wapens en munitie, mede gelet op het gestelde in artikel 1 onder 4e en artikel 3 lid 2 van de Wet wapens en munitie.
3. In een
kennisgeving van inbeslagnemingvan 14 september 2021 is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen [12] :
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum 1]
Adres: [adres 1] [woonplaats]
Goednummer: PL0900-2021293901-2875860
Object: vuurwapen (Pistool)
Goednummer: PL0900-2021293901-2875862
Object: munitie
Goednummer: PL0900-2021293901-2875863
Object: Vuurwapen (patroonhouder)
Goednummer: PL0900-2021293901-2875866
Object: munitie
4. In een
kennisgeving van inbeslagnemingvan 22 september 2021 is – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen [13] :
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum 1]
Adres: [adres 1] [woonplaats]
Goednummer: PL0900-2021293901-2881194
Object: Munitie (Mund Huls)
Aantal/eenheid: 3 stuks
5. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 27 mei 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
U, voorzitter, vraagt mij of het klopt dat op 14 september 2021 in mijn woning in [woonplaats] een gaspistool, twee scherpe patronen en 3 knalpatronen zijn aangetroffen. Ja, dat klopt. U, voorzitter, vraagt mij waarom ik dit wapen en deze munitie in mijn woning had. Ik weet niet waarom. Ik denk om stoer te doen. De patroon op de kast had ik voor de sier.
Bewijsoverweging ten aanzien van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting van 27 mei 2022 op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de kamer van verdachte onrechtmatig is geweest. De verbalisanten zouden volgens verdachte een vals proces-verbaal hebben opgemaakt en de kamer hebben doorzocht nog vóór het aantreffen van de patroon. Als gevolg daarvan dienen de tijdens de doorzoeking aangetroffen wapen en munitie van het bewijs te worden uitgesloten, zodat vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank stelt vast dat de door de raadsman gestelde feiten en omstandigheden die aan het verweer ten grondslag zijn gelegd niet aannemelijk zijn geworden. De rechtbank zal reeds daarom het verweer verwerpen. De rechtbank zal het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] dan ook tot uitgangspunt nemen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte op 14 september 2021 wetenschap had van het gaspistool en de munitie in zijn kamer en dat hij hierover de beschikkingsmacht had. De rechtbank acht daarom de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde feit [14]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor het feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 mei 2022;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [slachtoffer 3] , opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [slachtoffer 2] van 4 juli 2021, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland. [16]
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] van 23 mei 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland. [17]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 11 ten laste gelegde feit [18]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor het feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 mei 2022;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verbalisanten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] van 3 januari 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2op 5 februari 2022 te [plaats] zijn levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandeld doortegen het hoofd te stompen en/of slaan en de mond vast te pakken;
feit 5
op 14 september 2021 te [plaats] een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, gaspistool, van het merk BBM (Bruni), model Gap, kaliber 9 mm PAK, zijnde een vuurwapen in de vorm van pistool, voorhanden heeft gehad;
feit 6
op 14 september 2021 te [plaats] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 2 scherpe patronen, merk S&B, kaliber 7.65 mm Br. en 3 knalpatronen, merk Pobjeda, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
feit 8
op 3 juli 2021 te [plaats] opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] , handhaver openbare ruimte in dienst van gemeente Almere en [slachtoffer 3] , handhaver openbare ruimte in dienst van de gemeente Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:- "kankerjoden!",- (in de Arabische taal) "hoerenkind",- (in de Arabische taal) "kankerkind",- (in de Arabische taal) "varken;
feit 11
op 3 januari 2022 te [plaats] opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 5] (brigadier bij de politie Eenheid Midden-Nederland) en [slachtoffer 6] (aspirant bij de politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: “kanker eenstreper met je grote kankerbek”, “sukkels” en “kanker sukkel”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2
mishandeling;
feit 5
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 6
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 8 en feit 11
telkens: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 220 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals beschreven in het advies van Reclassering Nederland van 24 mei 2022. De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Zij heeft daarnaast de oplegging aan verdachte van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gevorderd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] , voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – zakelijk weergeven – verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de Pro Justitia rapportage van 24 mei 2022, waaruit naar voren is gekomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De raadsman verzoekt een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Hij verzoekt geen taakstraf, gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel of een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 5 februari 2022 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige partner door haar tegen het hoofd te stompen of te slaan en haar mond vast te pakken. Door zo te handelen heeft verdachte pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en daarnaast een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Ook het vertrouwen in anderen en het gevoel van veiligheid dat bij uitstek in een relatie mag worden verwacht, wordt door dergelijk handelen ondermijnd. Daarbij betrekt de rechtbank het feit dat de mishandeling zich heeft afgespeeld in de woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen.
Verdachte heeft daarnaast een vuurwapen, te weten een gaspistool en de hierbij behorende munitie voorhanden gehad. Het betrof een vuurwapen met munitie dat verdachte in zijn woning aanwezig had.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dat die risico’s zich ook materialiseren, blijkt uit de geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt. In deze context bezien moet tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng worden opgetreden en dient strafoplegging in deze zaak mede aan het met dat optreden nagestreefde doel bij te dragen. Dat geldt ook als het gaat om gaspistolen, nu dergelijke wapens kunnen worden gebruikt ter af- en/of bedreiging.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het beledigen van meerdere ambtenaren in functie. Voornoemd gedrag is ernstig en ondermijnend, niet alleen omdat hiermee het werk van deze ambtenaren wordt bemoeilijkt, maar ook omdat zij erdoor in hun gezag worden aangetast. Bovendien getuigt dergelijk gedrag jegens deze ambtenaren in functie van een gebrek aan respect voor deze mensen en voor het openbaar gezag.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 mei 2022 betreffende verdachte, waaruit volgt dat verdachte op 2 maart 2021 voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
Uit de Pro Justitia rapportage van 24 mei 2022, opgemaakt door klinisch psycholoog G.A. van den Nagel, volgt dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van lachgas en zwakbegaafdheid. Hij is vrijwel geheel bezet door het verwerven en gebruiken van lachgas. Deze verslavingsproblematiek geldt daarbij als een zelfstandige, zichzelf onderhoudende stoornis. Ondanks het ontbreken van een specifiek delictscenario, is het aannemelijk te stellen dat verdachte vanuit de gevonden stoornissen, gezien de ernst ervan, beperkt werd in zijn gedragskeuzes. Hij was, in combinatie met de antisociale gedragskenmerken en de cognitieve beperkingen, ten tijde van het ten laste gelegde verminderd in staat zijn wil in vrijheid te bepalen. De psycholoog heeft geadviseerd om de ten laste gelegde feiten (indien bewezen) in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en concludeert dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Volgens de psycholoog is het van groot belang dat verdachte zijn verslavingsproblematiek onder controle krijgt. Het valt volgens de psycholoog niet uit te sluiten dat de persoonlijkheid van verdachte zich bij een terugval in middelengebruik en in crimineel gedrag zal verdiepen tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog adviseert, gelet op het hoge recidiverisico en het feit dat toezicht op de behandeling noodzakelijk is, een klinische behandeling in een forensische verslavingskliniek, als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Een ambulante behandeling acht de psycholoog onvoldoende, gezien de ernst van de problematiek, de cruciale (ontwikkelings-)fase van verdachte en de ervaringen uit het verleden.
Uit het reclasseringsrapport van 24 mei 2022 blijkt dat de reclassering het recidiverisico als hoog inschat. De reclassering adviseert bij een eventuele veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de door hen in het advies beschreven bijzondere voorwaarden. Zij adviseren de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het reclasseringstoezicht.
De op te leggen straf
De rechtbank slaat bij de strafoplegging mede acht op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een gaspistool en 1 tot 50 knalpatronen is volgens de LOVS respectievelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een onvoorwaardelijke geldboete.
Het oriëntatiepunt voor belediging heeft een onvoorwaardelijke geldboete als uitgangspunt. De rechtbank laat in strafverzwarende zin meewegen dat het feit is begaan tegen politieagenten en buitengewoon opsporingsambtenaren.
Bij huiselijk geweld wordt volgens de LOVS in beginsel geen geldboete opgelegd.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten soortgelijk aan de onder 5 bewezen verklaarde feiten. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden de onder 5 bewezen verklaarde feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde feit vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie in beginsel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank acht echter van groot belang dat verdachte zich laat opnemen in een forensische behandelsetting en zich – indien geïndiceerd – (klinisch) laat behandelen, om het recidivegevaar te minimaliseren. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daarbij de voorwaarden opleggen als nader in het dictum aangegeven.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden worden opgelegd de voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in haar rapport van 24 mei 2022.
Dadelijke tenuitvoerlegging bijzondere voorwaarden
Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting voldoende feiten en omstandigheden naar voren gekomen om het door de officier van justitie gevorderde bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden te kunnen rechtvaardigen. Doordat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] heeft mishandeld, heeft hij zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op de conclusie van de klinisch psycholoog over de stoornis in het lachgasgebruik en de omstandigheid dat het recidiverisico door de klinisch psycholoog en de reclassering als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geen vrijheidsbeperkende maatregelen
De rechtbank overweegt dat aangeefster [slachtoffer 1] niet om oplegging van een contactverbod heeft verzocht. De rechtbank beschikt thans over onvoldoende informatie om te concluderen dat aangeefster [slachtoffer 1] in de toekomst geen enkel contact met verdachte wenst. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dan ook onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gekomen die een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] op grond van artikel 38v Sr rechtvaardigen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaken met de parketnummers 16/032670-22, 16/249225-21 en 16/002763-22 opheffen.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het geldbedrag van € 20,00 verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot het inbeslaggenomen goed geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte voor de onder 9 en 10 ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken, zal de rechtbank teruggave aan de verdachte gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van
€ 20,00 (omschrijving: G2929704). Het geldbedrag is niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 4]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 472,80. Dit bedrag bestaat uit € 72,80 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 9 en 10 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de materieel gevorderde schadepost toewijsbaar tot een bedrag van € 20,00. Zij acht het overige onvoldoende onderbouwd en heeft gevorderd de benadeelde partij voor dat deel in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schadeposten dienen te worden afgewezen. Hij heeft ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding primair aangevoerd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Hij heeft subsidiair bepleit de immateriële gevorderde schadepost op een lager bedrag vast te stellen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat verdachte van de onder 9 en 10 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, dient hij te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. Deze kosten begroot de rechtbank op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder het parketnummer 16/266803-20 om te zetten in een taakstraf.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Hij heeft subsidiair verzocht de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging met één jaar te verlengen. De raadsman heeft meer subsidiair verzocht de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 30 dagen, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 2 maart 2021, gewezen onder parketnummer 16/266803-20. Deze vordering tot tenuitvoerlegging is aangebracht onder de (thans gevoegde) zaken met parketnummers 16/174984-21 en 16/002763-22.
Verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten voor het einde van de proeftijd die aan voornoemde vonnis is verbonden. Daarmee liggen de vordering in beginsel voor toewijzing gereed.
De rechtbank acht het tenuitvoerleggen van de geheel voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf echter niet aangewezen. Het is van groot belang dat verdachte zich laat opnemen in een forensische behandelsetting en zich (klinisch) laat behandelen. Het is onwenselijk dat dit traject door de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf wordt doorkruist. De rechtbank zal daarom de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/266803-20 met één jaar verlengen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de onder 1 primair, 1 subsidiair, 3, 4, 7, 9 en 10 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 2, 5, 6, 8 en 11 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de onder 2, 5, 6, 8 en 11 bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert die zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
40 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich meldt binnen drie dagen, bij Tactus Reclassering het adres Randstad 22-183 te Almere. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat opnemen in FVK Basalt of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra de proeftijd loopt. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering of behandelaar nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich laat behandelen door Amethist Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan een opname in de kliniek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als behandelaar/de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering aansluitend aan een opname binnen het klinische traject. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • een opleiding bij een school of instelling volgt en toewerkt naar een passende dagbesteding en zich houdt aan alle afspraken die hieraan worden verbonden door de school of instelling;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoud meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden indien nodig en werkt voldoende mee met bewindvoering;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaken met de parketnummers 16/032670-22, 16/249225-21 en 16/002763-22;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het geldbedrag van € 20,00 (omschrijving: G2929704);
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt [slachtoffer 4] in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van de uitspraak begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/266803-20
- verlengt de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 2 maart 2021 aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mr. I.L. Gerrits en mr. M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.M. Weyers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juni 2022.
Mrs. Gerrits en Weistra zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 16/032670-22:
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze zich klaar moet maken en/of
- die [slachtoffer 1] naar verschillende plekken te begeleiden met de auto en/of daarbij de auto op slot te doen als hij, verdachte, weg ging en/of
- die [slachtoffer 1] klem te rijden met de auto, en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen/zeggen dat zij in de auto moest stappen en/of
- (vervolgens) de auto op slot te doen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Almere, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten in de nabijheid van verdachte en/of bij verdachte in de auto te zijn en/of te blijven, door
- die [slachtoffer 1] (eerder die dag) te mishandelen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat ze zich klaar moet maken en/of
- die [slachtoffer 1] naar verschillende plekken te begeleiden met de auto en/of daarbij de auto op slot te doen als hij, verdachte, weg ging en/of
- die [slachtoffer 1] klem te rijden met de auto, en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen/zeggen dat zij in de auto moest stappen en/of
- (vervolgens) de auto op slot te doen;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 5 februari 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of in het gezicht te stompen en/of slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, de mond en/of keel en/of hals hard vast te pakken en/of houden en/of dicht te knijpen en/of
- aan de haren te trekken;
3
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Almere een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Almere een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
ten aanzien van parketnummer 16/249225-21:
1
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Almere, althans in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapen, gaspistool, van het merk BBM (Bruni), model Gap, kaliber 9 mm PAK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Almere, althans in Nederland munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 2 scherpe patronen, merk S&B, kaliber 7.65 mm Br. en/of 3 (knal)patronen, merk Pobjeda, kaliber 9mm PAK, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van parketnummer 16/174984-21:
1
hij, op of omstreeks 3 juli 2021 te Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (in de Arabische taal) dreigend de woorden toe te voegen "Jij bent [slachtoffer 2] , jij bent die trainer van het dames team. Ik weet alles over jou. Als ik je in privé tijd zie maak ik je af.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij, op of omstreeks 3 juli 2021 te Almere opzettelijk ambtenaren,te weten [slachtoffer 2] , handhaver openbare ruimte in dienst van gemeente Almere en/of [slachtoffer 3] , handhaver openbare ruimte in dienst van de gemeente Amsterdam gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hen tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen (meermalen) de woorden toe te voegen:
- "kankerjoden!",
- (in de Arabische taal) "hoerenkind",
- (in de Arabische taal) "kankerkind",
- (in de Arabische taal) "varken", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
ten aanzien van parketnummer 16/002763-22:
1
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 20,00 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan die [slachtoffer 4] en/of een derde toebehoorde(n) door
- die koptelefoon van de nek van die [slachtoffer 4] af te trekken en/of
- (onder andere) te zeggen "je moet geld betalen om je koptelefoon terug te krijgen" en/of "moet ik iets trekken", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (hierbij) een beweging naar zijn, verdachtes, Broekband te maken;
2
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, een koptelefoon en/of een geldbedrag (van 20,00 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die koptelefoon van de nek van die [slachtoffer 4] af te trekken en/of
- (onder andere) te zeggen "je moet geld betalen om je koptelefoon terug te krijgen" en/of "moet ik iets trekken", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (hierbij) een beweging naar zijn, verdachtes, Broekband te maken;
3
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Almere opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] (brigadier bij de politie Eenheid Midden-Nederland) en/of [slachtoffer 6] (aspirant bij de politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: “kanker eenstreper met je grote kankerbek” en/of “sukkels” en/of “kanker sukkel”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 februari 2022, met zaakregistratienummer PL0900-2022038068, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 175. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 9 tot en met 12
3.Proces-verbaal van verhoor getuige van 22 februari 2022, opgesteld door rechter-commissaris mr. M.J.A.L. Beljaars en L. Keuning als griffier, pagina’s 1 tot en met 11.
4.Pagina’s 125 tot en met 132
5.Pagina’s 7 en 8
6.Pagina’s 153 en 154
7.Pagina’s 174 tot en met 175
8.Pagina’s 172 tot en met 173
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 oktober 2021, met proces-verbaalnummer 2021293901, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 60. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Pagina’s 59 en 60.
11.een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 8 november 2021, genummerd PL0900-2021293901-37, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 1 tot en met 5.
12.een kennisgeving van inbeslagneming van 14 september 2021, genummerd PL0900-2021293901-15, opgemaakt door dienst regionale recherche, eenheid Midden-Nederland, pagina’s 1 tot en met 3.
13.een kennisgeving van inbeslagneming van 22 september 2021, genummerd PL0900-2021293901-33, opgemaakt door basisteam Almere, eenheid Midden-Nederland, pagina’s 1 en 2.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 juli 2021, met proces-verbaalnummer PL0900-2021212321, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 32. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
15.Pagina’s 1 en 2.
16.Pagina’s 5 tot en met 7.
17.een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2022, genummerd PL0900-2021212321-9, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 1 en 2.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 januari 2022, met zaakregistratienummer PL0900-2022004084, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 100 tot en met 216, 1000, 2000 tot en met 2014 en 10000 tot en met 10004. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
19.Pagina’s 2009 tot en met 2011.