ECLI:NL:RBMNE:2022:2234

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2688-T2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verlenging hersteltermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 18 mei 2022, wordt een verzoek tot verlenging van de hersteltermijn behandeld. De zaak betreft een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, als verweerder. Eiseres heeft een beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij de rechtbank eerder op 9 maart 2022 een tussenuitspraak heeft gedaan. In deze eerdere uitspraak is verweerder de gelegenheid geboden om binnen acht weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

Verweerder heeft op 13 mei 2022 verzocht om verlenging van deze termijn, omdat er onvoldoende tijd was om een besluit te nemen. De rechtbank overweegt dat verzoeken om verlenging van de termijn in bijzondere gevallen kunnen worden ingewilligd, mits goed gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat de reden voor de verlenging, namelijk de te korte termijn, een bijzonder geval vormt dat rechtvaardigt dat de termijn wordt verlengd.

De rechtbank stelt verweerder nu in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tweede tussenuitspraak het gebrek te herstellen, met inachtneming van de overwegingen uit de eerdere tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier G.M.T.M. Sips.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2688-T2

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.W. Dekker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: J. Aznag).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij] , te [plaats] ,

(gemachtigde: mr. W.A.L.D.I. van Slagmaat).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 9 maart 2022 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Bij brief van 13 mei 2022 heeft verweerder de rechtbank verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft zijn verzoek om verlenging van de termijn om het gebrek te herstellen gedaan binnen de oorspronkelijke termijn die de rechtbank hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak.
2. Slechts in bijzondere gevallen willigt de rechtbank zo'n verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn in. Het verzoek om verlenging moet daarom zijn gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht en rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] .
3. De reden waarom verweerder de rechtbank verzoekt om verlenging van de termijn is dat verweerder te weinig tijd heeft om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen.
4. De rechtbank acht dit een bijzonder geval dat verlenging van de termijn rechtvaardigt, omdat de oorspronkelijk bepaalde termijn te kort is gebleken en elke andere beslissing van de rechtbank - met name de einduitspraak waarbij verweerder de opdracht krijgt een nieuw besluit te nemen - naar alle waarschijnlijkheid tot een minder finale vorm van geschilbeslechting leidt.
5. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tweede tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Uitspraken van 29 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM4478) en 21 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT2162).