In deze zaak hebben eisers, bewoners van de [woonplaats], beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] om omgevingsvergunningen te verlenen voor de kap van in totaal 64 vergunningplichtige bomen in het kader van een rioleringsproject. De vergunninghouder had op 8 januari 2021 een aanvraag ingediend voor de kap van 23 bomen, gevolgd door een tweede aanvraag op 5 november 2021 voor de kap van 41 bomen. De rechtbank heeft op 9 juni 2022 uitspraak gedaan, waarbij de beroepen van eisers ongegrond zijn verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vergunningen rechtmatig waren verleend, omdat de noodzaak voor de ondergrondse vernieuwing niet ter discussie stond en de belangenafweging van de gemeente voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de te kappen bomen was beoordeeld door een gemeentelijke bomendeskundige, die concludeerde dat de herplant van bomen de waarden voor de toekomst zou kunnen herstellen. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die stelden dat het belang van het behoud van de bomen zwaarder zou moeten wegen, niet gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat het belang van de kap van de bomen zwaarder woog dan het belang van behoud.