ECLI:NL:RBMNE:2022:2229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
C/16/523845
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht ongehuwd en gevolgen voor verzoek tot ontkenning vaderschap

Op 9 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenbeschikking uitgesproken in een civiele zaak betreffende de status van een huwelijk en de afstamming van een minderjarige. De vrouw, die in Somalië met de man zou zijn gehuwd, verzoekt om een verklaring voor recht dat zij ongehuwd is, omdat het huwelijk volgens haar niet rechtsgeldig was. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 6 oktober 2021 vastgesteld dat het gezag van de man over het minderjarige kind van de vrouw is geschorst. De vrouw heeft op 19 april 2010 asielstatus verkregen en is zowel Nederlandse als Somalische nationaliteit. De man is op de geboorteakte van het kind vermeld als vader, maar de vrouw en de bijzondere curator stellen dat hij niet de verwekker is en geen rol heeft gespeeld in het leven van het kind. De rechtbank overweegt het verzoek van de vrouw om een verklaring voor recht af te geven, maar wil eerst meer informatie van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de vrouw woont. De rechtbank houdt de beslissing op de verzoeken pro forma aan tot 22 juli 2022, zodat de betrokken partijen hun standpunten kunnen verduidelijken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers: C/16/523845 / FA RK 21-1384
C/16/524821 / FO RK 21-719
Tussenbeschikking van 9 juni 2022
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. W. de Hoop,
tegen
[de man] ,
met een onbekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen de man,
met als belanghebbende:
mr. A.M. Bruin,
kantoorhoudende in Amersfoort,
als bijzondere curator over het kind:
[minderjarige], geboren op [2012] in [geboorteplaats] ,
met als informanten:
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
van de gemeente [gemeente 1] ,
hierna te noemen de ABS,
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,
van de gemeente [gemeente 2] ,
hierna te noemen het college van B&W van de gemeente [gemeente 2] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft in de procedure met kenmerk C/16/523845 de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw van 18 juni 2021 met bijlagen, binnengekomen op 21 juni 2021;
  • het aanvullende verzoekschrift van de vrouw van 29 september 2021 met bijlagen, binnengekomen op 30 september 2021;
  • de brief van de vrouw van 8 oktober 2021 met bijlagen;
1.2.
In de procedure met kenmerk C/16/524821 heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw van 8 juli 2021 met bijlagen, binnengekomen op 9 juli 2021;
  • het advies van de bijzondere curator van 29 september 2021;
  • het F-formulier van de vrouw van 29 september 2021.
1.3.
In de beschikking van 16 augustus 2021 heeft de rechtbank mr. A.M. Bruin benoemd als bijzondere curator over [minderjarige (voornaam)] . De bijzondere curator vertegenwoordigt [minderjarige (voornaam)] in deze procedure en komt op voor zijn belang.
1.4.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 21 april 2022. Hierbij waren aanwezig:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • de heer [A] als tolk voor de vrouw.
1.5.
De man was ook uitgenodigd voor de zitting (door middel van een advertentie in de Staatscourant), maar hij is niet naar de zitting gekomen. De ABS en het college van B&W waren niet uitgenodigd voor de zitting.
1.6.
Na de zitting heeft de rechtbank in beide procedures nog de volgende stukken ontvangen:
  • het F-formulier van de vrouw van 2 mei 2022;
  • de brief met bijlage van de vrouw van 10 mei 2022.

2.De feiten

2.1.
Volgens de vrouw zijn partijen met elkaar gehuwd op [2006] in [plaats] , Somalië. In het eerste gehoor op 30 november 2009 bij de IND heeft de vrouw aangegeven dat zij op [2006] traditioneel gehuwd is met de man. Op [2010] heeft de vrouw tegenover een ambtenaar van de gemeente [gemeente 3] een verklaring onder ede afgelegd dat zij gehuwd is met de man in 2006. Met deze gegevens is zij geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP) van haar huidige woonplaats [woonplaats] .
2.2.
De vrouw heeft op 19 april 2010 de asielstatus verkregen. Zij heeft op dit moment de Nederlandse en Somalische nationaliteit. De nationaliteit van de man is onbekend.
2.3.
Het minderjarige kind van de vrouw is:
-
[minderjarige], geboren op [2012] in [geboorteplaats] .
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 oktober 2021 heeft de rechtbank voor recht verklaard dat het gezag van de man over [minderjarige (voornaam)] van rechtswege is geschorst, waardoor de vrouw alleen het gezag uitoefent over [minderjarige (voornaam)] . Deze beslissing is aangetekend in het gezagsregister.
2.5.
Omdat de vrouw ten tijde van de geboorte van [minderjarige (voornaam)] in de BRP vermeld stond als gehuwd, is de man op de geboorteakte van [minderjarige (voornaam)] vermeld als vader. Daardoor is de man ook zodanig vermeld in de BRP van [minderjarige (voornaam)] .

3.Verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt:
primair:
I. een verklaring voor recht af te geven waaruit blijkt dat de vrouw ongehuwd is en de ambtenaar van de burgerlijke stand de opdracht te geven dit aan te passen in de registers van de burgerlijke stand;
II. een verklaring voor recht af te geven dat de vrouw is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige (voornaam)] ;
subsidiair:
III. de echtscheiding uit te spreken tussen partijen;
IV. te bepalen dat de vrouw wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige (voornaam)] ;
V. de ontkenning van het vaderschap van de man over [minderjarige (voornaam)] gegrond te verklaren.
3.2.
De man heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Verklaring voor recht ongehuwd
4.1.
De vrouw heeft primair verzocht om een verklaring voor recht af te geven waaruit blijkt dat de vrouw ongehuwd is. Zij heeft aangegeven dat het huwelijk met de man in 2006 naar Somalisch recht geen rechtsgeldig huwelijk was en daardoor niet in Nederland kan worden erkend. De vrouw geeft aan dat er bij het huwelijk geen religieuze voorganger of andere bevoegde autoriteit aanwezig was, waardoor er naar het Somalische recht geen rechtsgeldig huwelijk was.
4.2.
De rechtbank constateert dat zij op basis van de huidige beschikbare gegevens overweegt het primaire verzoek, de verklaring voor recht, af te geven. Na de zitting is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een dergelijke verklaring voor recht gevolgen heeft voor de inschrijving van de vrouw in de BRP van haar woongemeente. De rechtbank acht het wenselijk hierover nader geïnformeerd te worden en zal het college van B&W van de gemeente [gemeente 2] daartoe in de gelegenheid stellen.
4.3.
Het verzoek deze verklaring te verwerken in de registers van de burgerlijke stand zal de rechtbank in ieder geval afwijzen. Het huwelijk van de vrouw en de man is namelijk niet opgenomen in één van de registers van de burgerlijke stand in Nederland.
Afstamming [minderjarige (voornaam)]
4.4.
Op dit moment is de man de juridische vader van [minderjarige (voornaam)] . De bijzondere curator en de vrouw hebben aangegeven dat de man niet de verwekker is van [minderjarige (voornaam)] en op geen enkele manier een rol heeft gespeeld in het leven van [minderjarige (voornaam)] . Zij achten het in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat de man niet meer zijn juridische vader is.
4.5.
De rechtbank constateert dat afhankelijk van het wel of niet aannemen van een huwelijk tussen de man en de vrouw een andere juridische weg tot aanpassing van de geboorteakte van [minderjarige (voornaam)] en daarmee zijn afstamming tot stand gebracht kan worden. Indien de conclusie is dat er een huwelijk is tussen de man en de vrouw, kan het verzoek tot ontkenning van het vaderschap worden toegewezen. Die beslissing leidt tot aanpassing van de geboorteakte. Indien de conclusie is dat er geen huwelijk was tussen de man en de vrouw, kan een verzoek tot ontkenning van het vaderschap niet worden toegewezen. Immers is er geen huwelijk waardoor de man geen juridisch vader is geworden.
4.6.
De rechtbank heeft ook behoefte aan informatie of en zo ja welke gevolgen de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente 1] zal verbinden aan een verklaring voor recht dat de man en de vrouw nimmer gehuwd zijn, waardoor de juridische grondslag voor de afstamming van [minderjarige (voornaam)] immers is komen te vervallen. De rechtbank zal daarom de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente 1] in de gelegenheid stellen zich als informant hierover uit te laten. Tot aanpassing van de geboorteakte kan de rechtbank geen opdracht geven aan de ABS van de gemeente [gemeente 1] . Wel kan de rechtbank een verzoek tot verbetering van de geboorteakte ex artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in behandeling nemen, waarna de BRP registratie zal worden aangepast. De rechtbank geeft de advocaat van de vrouw dit alvast in overweging mee.
Conclusie
4.7.
De rechtbank zal de ABS van de gemeente [gemeente 1] en het college van B&W van de gemeente [gemeente 2] in de gelegenheid stellen om zich als informant nog schriftelijk uit te laten over de hierboven geformuleerde vragen en al hetgeen zij nog nuttig achten. Dit kan tot uiterlijk 8 juli 2022. De vrouw en de bijzondere curator mogen hierop nog reageren binnen twee weken na deze datum. De rechtbank zal daarom de verzoeken pro forma aanhouden tot 22 juli 2022.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
houdt de beslissing op de verzoeken pro forma aan tot 22 juli 2022 met het in rechtsoverweging 4.7 omschreven doel met het verzoek aan de ABS van de gemeente [gemeente 1] en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [gemeente 2] om tijdig voor 8 juli 2022 de verzochte informatie te verstrekken en het verzoek aan de advocaat van de vrouw en de bijzondere curator om tijdig voor de pro forma datum hierop te reageren;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.