In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2003, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 januari 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft een straatroof die op 14 december 2020 in Amersfoort plaatsvond, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de beroving van de aangever, die onder bedreiging van geweld zijn telefoon, bankpas en een geldbedrag van € 2.660,- moest afgeven. De rechtbank heeft de zaak achter gesloten deuren behandeld, waarbij de verdachte en zijn advocaat, mr. J. Visscher, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, heeft bewijs gepresenteerd dat de verdachte in contact stond met medeverdachten en dat hij mogelijk de aangever naar de plek van de overval heeft gelokt. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet betrokken was bij de overval en dat de bewijsmiddelen onvoldoende zijn om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte als medepleger of medeplichtige betrokken is geweest bij de straatroof. De verklaringen van de aangever en de telecomgegevens bieden geen sluitend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet direct betrokken was bij de overval en dat de contacten met medeverdachten niet voldoende zijn om medeplichtigheid aan te nemen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.