ECLI:NL:RBMNE:2022:2218

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
1610813621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof met geweld en bedreiging, gevangenisstraf opgelegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 december 2020 te Amersfoort samen met anderen een straatroof heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder bedreiging met een mes, de benadeelde partij heeft beroofd van zijn telefoon, bankpas en een geldbedrag. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door verschillende verbalisanten als voldoende geacht, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de herkenningen onbetrouwbaar waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft gevorderd voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schade aan de benadeelde partij te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, opgelegd in een eerdere zaak, ten uitvoer gelegd omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/108136-21; 16/162350-19 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de JJI te Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 juli 2021, 15 oktober 2021 en 21 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Ter terechtzitting waren tevens aanwezig:
- mw. H. Wiebe, reclasseringsmedewerker;
- de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn vader.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 december 2020 te Amersfoort samen met anderen onder (bedreiging met) geweld spullen van [slachtoffer] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat het telefoonnummer dat aan verdachte wordt gekoppeld niet van verdachte is en de herkenningen van de verbalisanten onbetrouwbaar zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] verklaart in zijn aangifte onder meer het volgende:
“Ter hoogte van voetbalvereniging Quick [
gelegen in Amersfoort] zag ik twee personen lopen. [2] Persoon 1 pakte mij bij mijn linker bovenarm en duwde mij naar de grond en hield mij op de grond gedrukt. Ik lag op dat moment op mijn rug. Persoon 2 pakte op dat moment uit mijn rechterbroekzak mijn telefoon. Deze telefoon betreft een iPhone XR. Achter mijn telefoon zat mijn rijbewijs. Persoon 2 pakte uit mijn rechterjaszak mijn pinpas. Deze pinpas is een Rabo wereldpas van Rabobank. Ik zag dat persoon 2 op dat moment een mes uit zijn rechterjaszak pakte. Dit mes hield hij met zijn rechterhand bij mijn keel. Persoon 1 pakte het mes van hem aan en hield dit vervolgens ook bij mijn keel. Persoon 2 pakte vervolgens mijn telefoon uit zijn broekzak en hield deze telefoon voor mijn gezicht. Hierdoor ontgrendelde mijn telefoon. Ik zag dat persoon 2 met mijn telefoon bezig was. Vervolgens hoor ik hem zeggen "code invoeren nu." Ik zag dat hij mijn Rabobank bankieren app had geopend. Ik heb mijn 5-cijferige code ingevoerd. Ik zag dat persoon 2 even met mijn telefoon bezig was. Ik hoorde hem zeggen "nu opnieuw je code invoeren". Ik zag dat er een transactie van mijn spaarrekening naar mijn betaalrekening op mijn telefoon stond van 2600 euro. Ik heb vervolgens opnieuw mijn 5-cijferige code ingevoerd. [3] Ik hoorde persoon 2 zeggen “geef je pincode of ik snij je keel door”. Ik heb mijn pincode genoemd. Persoon 2 hield mij op dat moment nog steeds tegen de grond gedrukt. Ik hoorde hem zeggen “blijf hier liggen anders pak ik mijn mes en steek ik je”. Hij bleef mij nog ongeveer 5 minuten op de grond gedrukt houden. Ik hoorde hem vervolgens zeggen “als je naar de politie gaat dan maak ik je als ik je tegenkom dood. Ik kom over 2 minuten terug en dan krijg je je spullen terug en dan mag je naar huis”. Er is geld van mijn rekening opgenomen. Dit waren 3 transacties bij een pinautomaat van de Rabobank op de Neptunusplein te Amersfoort. Transactie 1 betreft 1000 euro en vond plaats om 22.41.22 uur. Transactie 2 betreft 1200 euro en vond plaats om 22.43.01 uur. Transactie 3 betreft 460 euro en vond plaats om 22.43.56 uur.” [4]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft beelden van de pinautomaat gelegen aan het Neptunesplein te Amersfoort bekeken. De verbalisant neemt het volgende waar:
“Op maandag 14 december 2020 om 22:40:39 uur komt een persoon in beeld. Om 22:40:41 uur is op de beelden te zien dat de man de pinpas voor de eerste keer in het pinautomaat stopt. [5] Vervolgens is te zien dat de man diverse handelingen verricht op het pinautomaat. Te zien is dat de man om 22:44:21 uur wegloopt bij het pinautomaat en uit het beeld van de camera verdwijnt.” [6]
Per e-mail zijn foto’s van deze pinnende man verstuurd naar het basisteam van de politie te Amersfoort. Verdachte wordt door verschillende verbalisanten herkend op de foto’s.
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart:
“De persoon herken ik als zijnde [verdachte] .” [7]
Verbalisant [verbalisant 3] verklaart:
“De persoon herken ik als zijnde [verdachte] .” [8]
Verbalisant [verbalisant 4] verklaart:
“De persoon herken ik als zijnde [verdachte] .” [9]
Verbalisant [verbalisant 5] verklaart:
“De persoon herken ik als zijnde [verdachte] .” [10]
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door verdachte is gebruikt om contact op te nemen met de politie op 20 november 2020 waarbij verdachte bevestigt dat het zijn nummer is. [11] De politie heeft onderzocht op welke masten dit nummer aanstraalt ten tijde van de beroving. Verbalisant [verbalisant 6] verklaart hierover het volgende:
“ [telefoonnummer 1] [verdachte] straalt om 22:35 aan op de mast op de Diamantweg . Deze mast bevindt zich in de buurt van de plaats van de beroving.
[telefoonnummer 1] [verdachte] straalt tussen 22:39 en 22:45 aan op de mast aan de St. Brandaenstraat . Deze mast bevindt zich in de buurt van de plaats waar met de gestolen pinpas geld is opgenomen. [12]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een ander aangever heeft beroofd en dat verdachte vervolgens met de gestolen pinpas geld heeft opgenomen. De rechtbank baseert zich daarbij op de vier herkenningen van verdachte als de pinner. Die herkenningen worden ondersteund door het gegeven dat een aan verdachte toe te schrijven telefoonnummer op het moment van pinnen aanstraalt in de buurt van die geldautomaat. Omdat er tussen het moment van de straatroof en het pinnen erg weinig tijd zit, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte een van de twee overvallers is geweest. Ook omdat het eerder genoemde telefoonnummer op het moment van de straatroof daar in de buurt aanstraalt.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het telefoonnummer dat aan verdachte wordt toegeschreven niet van verdachte zou zijn. Dit door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van het hiervoor aangehaalde proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het telefoonnummer. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van dat proces-verbaal.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de herkenningen van de verbalisanten onbetrouwbaar zijn. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op het beperkte deel van het gezicht dat van de persoon op de beelden te zien is en de (desondanks) 100% herkenningen door vier verbalisanten. De verbalisanten verwijzen daarbij in sommige gevallen naar uitsluitend een oorlel. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de herkenningen voldoende betrouwbaar zijn. De rechtbank heeft de beelden voorafgaand aan de zitting bekeken en geconstateerd dat deze van een dusdanige kwaliteit zijn dat daarop een herkenning kan worden gebaseerd. De verbalisanten geven een zeer gedetailleerde beschrijving van de factoren waarop zij hun hun herkenning baseren. De verbalisanten wijzen niet alleen op één kenmerk, maar benoemen daarbij onder meer dat ze verdachte herkennen aan zijn postuur, de vorm van zijn hoofd, het opvallend brede stuk neus tussen zijn ogen, de vorm van zijn oren en oorlellen en de grote (hangende) ogen. Alle vier de verbalisanten verklaren verder dat zij verdachte goed kennen en hebben vanuit hun functie meermaals contact met hem gehad. De rechtbank concludeert daarom op basis van de vier herkenningen dat het verdachte is geweest die pint met de pas van het slachtoffer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op een of meerdere momenten op 14 december 2020 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon (merk/type: Apple iPhone XR, kleur: zwart) en een bankpas (van de Rabobank, op naam van [slachtoffer] ) en een rijbewijs (op naam van [slachtoffer] ) en een geldsom (ter waarde van 2660 euro), toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een of meerdere malen:
- die [slachtoffer] (met kracht) bij zijn arm vast te pakken en
- die [slachtoffer] (met kracht) te duwen en (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) op de grond te houden en
- een mes bij de keel van die [slachtoffer] te houden en
- die [slachtoffer] (dwingend) de opdracht te geven zijn telefoon te ontgrendelen en code(s) te geven om geld over te maken op de internetbankierenapp en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "geef je pincode of ik snij je keel door" en "blijf hier liggen anders pak ik mijn mes en steek ik je" en als je naar de politie gaat dan maak ik je dood als ik je tegenkom. Ik kom over twee minuten terug en dan krijg je je spullen terug en dan mag je naar huis".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het feit komt, de duur van de gevangenisstraf te beperken tot 10 maanden, overeenkomstig de uitgangspunten in de LOVS-oriëntatiepunten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij een telefoon, een rijbewijs en een groot geldbedrag van het slachtoffer weggenomen zijn. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer hierbij een mes op zijn keel gezet. Het spreekt voor zich dat dit een traumatische ervaring moet zijn geweest voor het slachtoffer. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geweld niet schuwt en dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen. Straatroven leveren bovendien gevoelens van angst en onveiligheid op in de samenleving; verdachte heeft met zijn handelen aan die gevoelens bijgedragen.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 1 oktober 2021. Hieruit blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al vele malen is veroordeeld, waarbij ook meerdere malen voor diefstal met geweld. De straatroof van 14 december 2020 heeft verdachte gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep na een veroordeling door de politierechter op 23 september 2020. Noch de twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf noch het toen opgelegde verplichte reclasseringscontact hebben verdachte ervan weerhouden opnieuw een gewelddadig strafbaar feit te plegen. De rechtbank vindt dit zeer zorgelijk.
Verdachte heeft daarnaast op 19 maart 2021 een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken opgelegd gekregen. De rechtbank houdt hier ingevolge artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) rekening mee bij het opleggen van de straf.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 25 november 2021, opgemaakt door mw. H. Wiebe. Uit dit rapport blijkt dat een ambulant traject niet bijdraagt aan recidivevermindering en de enige mogelijkheid voor reclasseringstoezicht gekoppeld dient te worden aan een langdurige klinische behandeling. Ter terechtzitting heeft mw. H. Wiebe nogmaals benadrukt dat een klinische behandeling de enige optie is. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij daar absoluut niet voor open staat.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Nu de verdachte duidelijk heeft aangegeven geen hulp te willen accepteren, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke straf. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof (met licht geweld) uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, indien sprake is van recidive. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat er tijdens de straatroof gedreigd is met een mes én dat de straatroof is gepleegd door meerdere personen. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen. Nu de rechtbank verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor een langere duur dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis zit, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.125,65. Dit bedrag bestaat uit € 725,65 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade ten gevolge van het door verdachte gepleegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd op de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
[slachtoffer] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 725,65, ter zake van kosten voor zijn telefoon en rijbewijs. De rechtbank zal dit bedrag aan materiële schade toewijzen nu dit bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt en de schade voldoende is onderbouwd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 400,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1125,65 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 21 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 september 2020 (parketnummer 16/162350-19) is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden voorwaardelijk opgelegd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit, zoals bewezen verklaard in dit vonnis. Om die redenen zal de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Voorlopige hechtenis

- wijst het verzoek tot het opheffen van de voorlopige hechtenis af;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1125,65, bestaande uit € 725,65 materiële schade en € 400,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1125,65 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 21 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/162350-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 23 september 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en E.J. van Rijssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 januari 2022.
mr. E.J. van Rijssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere momenten of omstreeks 14 december 2020 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk/type: Apple iPhone Xr, kleur: zwart) en/of een bankpas (van de Rabobank, op naam van [slachtoffer] ) en/of een rijbewijs (op naam van [slachtoffer] ) en/of een geldsom (ter waarde van 2660 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een of
eerdere malen:
- die [slachtoffer] (met kracht) bij zijn arm althans zijn lichaam vast te pakken en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) te duwen (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) op de grond te houden en/of
- een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp bij de keel althans het lichaam van die [slachtoffer] te houden althans te tonen en/of
- die [slachtoffer] (dwingend) de opdracht te geven zijn telefoon te ontgrendelen en/of code(s) te geven om geld over te maken op de internetbankierenapp en/of
- tegen die [slachtoffer] tegen zeggen "geef je pincode of ik snij je keel door" en/of "blijf hier liggen anders pak ik mijn mes en steek ik je" en/of als je naar de politie gaat dan maak ik je dood als ik je tegenkom. Ik kom over twee minuten terug en dan krijg je je spullen terug en dan mag je naar huis" althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 mei 2021, genummerd 2020406269B (onderzoek 1RT20DOR), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 125. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 44.
3.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 45.
4.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 46.
5.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina 64.
6.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina 65.
7.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pagina 68.
8.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , pagina 73.
9.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pagina 78.
10.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , pagina 83.
11.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , pagina 130.
12.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , pagina 99 en de kaartbijlage met toelichting op p. 101.