ECLI:NL:RBMNE:2022:2210

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
21/3903
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende beroepsgronden

In deze zaak heeft eiser op 17 september 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, dat op 7 augustus 2021 was genomen. De rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, heeft op 3 mei 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen zoals gesteld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft weliswaar beroepsgronden ingediend, maar deze gronden raken niet aan de rechtsmatigheid van het bestreden besluit. Hierdoor blijft onduidelijk waarom eiser het niet eens is met het besluit van de heffingsambtenaar.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank kan het beroep niet inhoudelijk behandelen, aangezien de beroepsgronden niet voldoen aan de vereisten. Eiser wordt aangeraden om contact op te nemen met het juridisch loket voor hulp bij het indienen van een correct beroepschrift.

De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard en eiser krijgt geen gelijk, wat betekent dat er ook geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2022 door mr. S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3903

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] ,

eiser,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 17 september 2021 tegen het besluit van verweerder van 7 augustus 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet zeggen waarom hij het niet eens is met het besluit en dit ook uitleggen. Dat worden ‘beroepsgronden’ genoemd. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen.
3. In onderhavige zaak heeft eiser op 22 november 2021 zijn beroepsgronden ingediend. De rechtbank stelt het volgende vast. Eiser heeft weliswaar beroepsgronden aangevoerd maar deze raken niet aan de rechtsmatigheid van het bestreden besluit van 7 augustus 2021. Dit betekent dat nog steeds onduidelijk is waarom eiser het niet eens is met het bestreden besluit. Eiser kan contact zoeken met bijvoorbeeld het juridisch loket om te vragen hoe hij wél kan bereiken wat hij wilt bereiken.
4. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
5. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.