ECLI:NL:RBMNE:2022:2205

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/1125
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op verzoek om herbeoordeling van kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de Belastingdienst Toeslagen. Eiseres had verzocht om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst had niet tijdig op dit verzoek beslist. Eiseres diende haar verzoek tot herbeoordeling in op 30 december 2020, en de Belastingdienst had tot uiterlijk 30 december 2021 de tijd om te beslissen, na een verlenging van de beslistermijn. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres de Belastingdienst op 24 januari 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst een dwangsom moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,- voor de periode van 10 februari 2022 tot 24 maart 2022. Daarnaast moet de Belastingdienst binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit nemen over de herbeoordeling. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1125

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] )
en

Belastingdienst Toeslagen/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: M. Hatite).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek tot herbeoordeling in het kader van de kinderopvangtoeslag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek tot herbeoordeling ingediend op 30 december 2020. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd. Dat staat in artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Verweerder heeft de termijn verlengd bij brief van 5 juni 2021. Verweerder had dus uiterlijk op 30 december 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 24 januari 2022 in gebreke heeft gesteld, door verweerder ontvangen op 26 januari 2022, en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, van de Awb).
5. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom in het verweerschrift juist vastgesteld. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 10 februari 2022 tot 24 maart 2022 en bedraagt € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twaalf weken na het verzenden van deze uitspraak. Verweerder heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft, omdat er veel aanvragen zijn ingediend die, net als deze zaak, zien op herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Verweerder wil deze zaken zorgvuldig beoordelen. In de zaak van eiseres moet de persoonlijk zaakbehandelaar alle informatie inwinnen, waarna besluitvorming, eventueel met een advies van de Commissie van Wijzen, zal plaatsvinden. Elk van deze stappen neemt een of twee weken in beslag. De rechtbank vindt dat een goede reden.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak
alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke
dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit
bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.S. Smits, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.