ECLI:NL:RBMNE:2022:2204

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/1802
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar in kinderopvangtoeslagzaak met toekenning van dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 24 mei 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst Toeslagen op haar bezwaar inzake de kinderopvangtoeslag. Eiseres had op 10 augustus 2021 een bezwaarschrift ingediend, dat op 16 augustus 2021 door de Belastingdienst was ontvangen. De wettelijke beslistermijn van twaalf weken was op 30 december 2021 verstreken, zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres heeft de Belastingdienst op 2 februari 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelde dat er geen beslissing was genomen en dat de dwangsom van toepassing was.

De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst een dwangsom moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, die verschuldigd is van 18 februari 2022 tot 1 april 2022. De rechtbank draagt de Belastingdienst op om binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt eiseres een vergoeding van € 379,50 voor proceskosten toegekend, en het betaalde griffierecht moet worden vergoed. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1802

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Jethoe)
en

Belastingdienst Toeslagen/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. H.S. de Lint)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar bezwaarschrift ingediend op 10 augustus 2021. Dit is op 16 augustus 2021 door verweerder ontvangen. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb. Verweerder heeft deze termijn verlengd met zes weken.
4. Verweerder had uiterlijk op 30 december 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum nog steeds niet had beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 2 februari 2022, door verweerder ontvangen op 3 februari 2022, in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 18 februari 2022 tot 1 april 2022 en bedraagt € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
8. Verweerder moet dit doen binnen twaalf weken na het verzenden van deze uitspraak. Verweerder heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig heeft, omdat veel aanvragen zijn ingediend die, net als deze zaak, zien op herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. In de zaak van eiseres moet er nog een hoorzitting in bezwaar plaatsvinden die nog niet is gepland. Daarna heeft verweerder tijd nodig om op het bezwaar te beslissen. De rechtbank vindt dat een goede reden. Voor toekenning van het verzoek van verweerder om deze termijn van twaalf weken zo nodig te verlengen met een termijn die ziet op de periode in afwachting van de hoorzitting van de bezwaaradviescommissie, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
11. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het betaalde griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.