In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 24 mei 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst Toeslagen op haar bezwaar inzake de kinderopvangtoeslag. Eiseres had op 10 augustus 2021 een bezwaarschrift ingediend, dat op 16 augustus 2021 door de Belastingdienst was ontvangen. De wettelijke beslistermijn van twaalf weken was op 30 december 2021 verstreken, zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres heeft de Belastingdienst op 2 februari 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelde dat er geen beslissing was genomen en dat de dwangsom van toepassing was.
De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst een dwangsom moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, die verschuldigd is van 18 februari 2022 tot 1 april 2022. De rechtbank draagt de Belastingdienst op om binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt eiseres een vergoeding van € 379,50 voor proceskosten toegekend, en het betaalde griffierecht moet worden vergoed. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit.