ECLI:NL:RBMNE:2022:2199

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
16.189536.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan afpersing en diefstal met geweld in vereniging

Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan afpersing en diefstal met geweld. De zaak betreft een gewelddadige beroving op 31 mei 2020 in Almere, waarbij de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], onder bedreiging met een vuurwapen en een mes werden gedwongen tot de afgifte van een aanzienlijk geldbedrag van € 21.000,- en diverse goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door telefonisch contact te onderhouden met de slachtoffers en hen naar de plaats van de beroving te loodsen, opzettelijk behulpzaam is geweest bij de misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 1] tot € 28.500,- en die van [slachtoffer 2] tot € 2.500,- toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.189536.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Iran),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. M. Koelewijn-van den Berk, advocaat te Almere naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn gemachtigde mr. G. Scheers, advocaat te Beveren (België), naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 31 mei 2020 in Almere samen met anderen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft afgeperst;
subsidiair:
op 31 mei 2020 in Almere medeplichtig is geweest aan afpersing in vereniging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
feit 2 primair:
op 31 mei 2020 in Almere samen met anderen met geweld en/of bedreiging met geweld een geldbedrag van € 21.000,- en diverse goederen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gestolen;
subsidiair:
op 31 mei 2020 in Almere medeplichtig is geweest aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld van een geldbedrag van € 21.000,- en diverse goederen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integraal vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Medeplegen kan niet bewezen worden. Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet er sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking en van een wezenlijke bijdrage door verdachte. Verdachte is niet aanwezig geweest bij de overval en heeft geen rol gespeeld bij de voorbereiding of totstandkoming van het plan. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat verdachte alles heeft geregeld is onvoldoende voor een bewezenverklaring, omdat dit niet wordt ondersteund door ander bewijs. Bovendien is de verklaring van [medeverdachte 1] leugenachtig en onjuist. Via een spraakbericht aan verdachte heeft [medeverdachte 1] op 16 september 2020 laten weten dat zij € 800,- naar zijn gevangenisrekening moest overmaken. Als zij dat niet deed, zou hij verklaren dat zij met de slachtoffers had gebeld en alles had geregeld.
Er is geen sprake van medeplichtigheid. Uit het dossier volgt niet dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest aan de beroving noch dat zij opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft. Verdachte heeft niet gebeld met de slachtoffers. Aangever weet niet wie hij gesproken heeft. Verdachte wist niets van de plannen van de medeverdachten. Dat er op 17 mei en 31 mei 2020 telefonisch contact is geweest tussen [medeverdachte 1] en verdachte is onvoldoende om verdachte als medeplichtige aan te merken. Zij had contact met [medeverdachte 1] omdat zij van hem als huurder af wilde. Er is niet voldaan aan het dubbel-opzet vereiste. Verdachte had geen opzet op het leveren van een bijdrage en geen opzet op het strafbare feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Vanwege internationale sancties is het vrijwel onmogelijk om via de bank geld over te maken naar Iran. Als gevolg daarvan zoeken Iraniërs buiten Iran naar alternatieven om toch geld naar hun familieleden in Iran te kunnen overmaken. Een oplossing daarvoor werd gevonden in het geven van contant geld aan een persoon in Nederland, die ervoor zorgt dat in Iran een ander een overeenkomend bedrag overboekt naar of afgeeft aan de begunstigden.
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van de afpersing en het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen van de diefstal met geweld heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen [1]
Op 31 mei 2020 is [slachtoffer 1] als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u vertellen over wat er vanmorgen is gebeurd?
A: Het is heel lastig om vanuit Europa geld te sturen naar Iran. Dit doe ik daarom altijd via iemand. Ik kreeg een whatsapp oproep van een Nederlands telefoonnummer. Dit was een vrouw. Ik heb tegen de vrouw gezegd dat ik toch de volledige 15.000 euro beschikbaar had. [2] Om 00:00 uur heeft zij mij gestuurd dat ze bij haar zus zou zijn. Het adres was [plaatsnaam] [........] [straatnaam] [nummeraanduiding] . Zij heeft mij nog gebeld om te zeggen dat ik niet met meer dan twee mensen mocht komen. Ik ben met mijn vrouw samen naar het opgegeven adres gereden. Ik heb haar nog een keer gebeld en gezegd dat ik het niet kon vinden. Na aanwijzingen van haar kon ik het wel vinden.
V: In welke taal sprak jij met haar?
A: In het Perzisch. Haar stem was niet de stem van een jonge vrouw. Het klonk eerder als een jaar of veertig a vijftig.
Ik heb gebeld en ik heb gezegd dat ik er was. Zij heeft mij verteld dat ze direct naar beneden zou komen. Ik heb niemand aan zien komen, maar ik heb wel gemerkt dat er iets langs mijn hoofd ging. Ik hoorde iemand roepen in het Perzisch woorden gelijkend op: “Ga op de grond liggen of ik schiet je dood.” De andere persoon is bij mijn vrouw geweest. Mijn vrouw vertelde later dat hij alles van haar heeft afgepakt onder bedreiging van een mes. Hij heeft haar ketting, horloge en zonnebril meegenomen. Ook haar telefoon, een Iphone 8 plus. Ook is haar portemonnee gestolen en haar handtas. [3]
Ik wilde het geld niet meteen geven. Ik heb eerst goed gekeken naar het pistool. Ik zag staal onder het zwart zitten. Op dat moment wist ik dat de kans groot was dat het een echt pistool was. Op dat moment heb ik alles gegeven aan de Iranese jongen.
V: Wat heeft hij precies meegenomen?
A: Drie tassen en mijn telefoon, een Iphone XR.
Tas 1:
- Hierin zat mijn donkerbruine leren portemonnee van het merk Samsonite, hierin zaten mijn identiteitskaart, 5 pinkaarten van KBC bank, BNP Parybas en van Belfiusbank. Ook zaten er VISA kaarten en Masterkaarten in. 1 van Europa bank, 1 VISA en 1 Mastercard van KBC bank, 1 VISA van Belfius, 1 Mastercard van BEO bank, 1 Mastercard van de [..] en ook nog een debet card van Citybank.
- Mijn rijbewijs zat in deze tas.
- Mijn SIS kaart.
- Nog een kleine portemonnee met wisselgeld. Ongeveer 70 a 80 euro. Dit heb ik nodig voor mijn snackwinkel.
- Sleutels van mijn BMW, allebei.
- Sleutel van mijn bedrijfswagen.
- Twee sleutels van mijn snackwinkel.
- Sleutel van onze kamer.
- Nog meer sleutels, van thuis enzo.
Tas 2:
- Er zat ruim 21.000 euro contant geld in. Ik weet niet exact hoeveel.
Tas 3:
- Dit is de tas van mijn vrouw. Het is een volle damestas.
Naast de tassen hebben ze een bril van mij gestolen. [4]
V: Ze hebben de spullen. Wat gebeurd er dan?
A: Ik lag op de grond op mijn buik en de mannen liepen weg. Ik ben opgestaan. Ik zag dat er een auto aan kwam rijden. Die auto stopte ter hoogte van mij en ik zag dat de Iranese jongen uit deze auto stapte. Hij richtte zijn vuurwapen op mij en zei: “Waar is al het geld?” [5]
Op 31 mei 2020 is [slachtoffer 2] als aangeefster gehoord. Zij verklaarde onder meer, zakelijk weergegeven:
V: En wat gebeurde er vandaag?
A: Mijn man heeft gebeld met de vrouw, en zij legde ons uit hoe wij moesten rijden. Toen wij bij het juiste huisnummer waren belde mijn man weer naar de vrouw, dat wij er waren. Vervolgens is mijn man uitgestapt. Ik zag toen twee mannen aan komen. Eén van de mannen had een pistool. Ik zag dat hij dit pistool tegen het hoofd van mijn man zette. De tweede man kwam naar mij toe. Hij zei tegen mij: “Zit zit”. Ik zag dat de man een mes had, dit mes richtte hij op mijn been. Ik hoorde dat de eerste man tegen mijn man zei: “Geld, geld, geef al het geld.” Ik zag mijn man toen op de grond liggen, ik zag dat hij bloed had op zijn gezicht. Ik hoorde dat de Perzisch sprekende man zei: “Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken.”
De man die naast mij stond hield het mes nog steeds naast zijn been. Hij heeft toen mijn ketting van mijn nek getrokken. Ook heeft hij mijn horloge van mijn arm af getrokken. Mijn mobiele telefoon lag in de middenconsole. Ik zag dat de man deze weg pakte. Ik zag dat de man ook mijn handtas weg pakte. Ook pakte de man de sleutel van de auto uit het contactslot. Deze keer kwam de Perzisch sprekende man naast mij staan. Hij had het pistool en hij sloeg mij met zijn vuist in mijn gezicht. Hij riep: “Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood”. [6]
Er is dus een groot geldbedrag van mijn man en mij gestolen, 21.000 euro. Verder zijn mijn telefoon, een rose gouden iPhone 8 met een beige hoesje, en mijn handtas gestolen. Ik droeg een bruin Fossil horloge. [7]
Op 4 maart 2021 heeft [medeverdachte 1] bij de politie als verdachte onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Er was in [plaatsnaam] een vrouw genaamd [verdachte] . Ik heb bij [verdachte] gehuurd in [plaatsnaam] . Ze had een afspraak gemaakt van 15.000. Zij had een afspraak gemaakt met de man en zij heeft mij gebruikt. Zij heeft de man gebeld. Ik moest het geld stelen. [8]
Ter zitting op 8 en 22 november 2021 heeft [medeverdachte 1] onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik meneer en mevrouw [achternaam van slachtoffer 1 en 2] op 31 mei 2020 in [plaatsnaam] heb beroofd. Ik was toen samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Die beroving was ook het plan.
maar het ging om 16.000 in plaats van 20.000 euro. Deze keer had ik wel een pistool bij en daar heb ik hem ook mee op het hoofd geslagen. Toen wij wegreden, zag ik dat er geen geld in de tassen zat, waarop we teruggereden zijn. Ik ben toen inderdaad met een gericht pistool op hem afgelopen. Hij zei toen dat het geld achter de stoel zat en gaf mij die tas. Dat was 16.000 euro. Daarna zijn we weggereden. In de auto hebben we het geld verdeeld en zijn we elk onze eigen kant opgegaan. De officier van justitie vraagt mij naar de rol van mevrouw [verdachte] . Zij heeft de afspraak gemaakt met [achternaam van slachtoffer 1 en 2] . Zij kon goed praten. Ik heb haar na afloop ook geld gegeven en zij wilde dat nog wel vaker doen. [9]
Door verbalisant [verbalisant 1] is op 17 juni 2020 een proces-verbaal van bevindingen van historische verkeersgegevens opgemaakt. Daarin heeft zij het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer welke zeer vermoedelijk in gebruik is bij de verdachte [medeverdachte 1] , is gebleken dat er telefonisch contact is geweest op de dag van de overval met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Uit een ciot bevraging is gebleken dat het telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) op naam staat van [verdachte] , wonende [adres] te [plaatsnaam] . Dit betreft een vrouw van Iranese afkomst.
Opvallend is dat er op 17 mei 2020 en op 31 mei 2020 telefonisch contact is geweest tussen de nummers van [medeverdachte 1] en [verdachte] . Meer contact is er niet geweest in de periode dat de historische verkeersgegevens zijn opgevraagd. (10-mei-2020 t/m 08-juni-2020)
Op camerabeelden is te zien dat de aangevers op 31 mei 2020 te 11:37 uur, aan komen rijden op de [straatnaam] te [plaatsnaam] . De Iraanse vrouw begeleide de
slachtoffers telefonisch naar de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Toen de slachtoffers de straat hadden gevonden hebben ze het contact verbroken. In de historische verkeersgegevens is te zien dat er op 31 mei te 11:39 uur telefonisch contact is geweest tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Dit is 2 minuten nadat de aangevers/slachtoffers op de parkeerplaats van de [straatnaam] arriveren. [10]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 8 juli 2020 telefonisch contact gehad met aangevers [achternaam van slachtoffer 1 en 2] . In een proces-verbaal van bevindingen heeft hij daarover het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Hij en zijn vrouw hoorden tijdens het gesprek met de vrouw meerdere malen een hond op de achtergrond blaffen. Hij dacht aan het geluid te horen dat dit een kleine hond moest zijn. [11]
Ter zitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ken [medeverdachte 1] omdat hij een kamer bij mij huurde. Ik verzorg twee kleine hondjes. [12]
Bij de politie heeft verdachte op 22 juli 2020 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Heeft u wel eens een wapen bij hem [Rechtbank: [medeverdachte 1] ] gezien?
A: Ja, ik heb een keer gezien. Het was een pistool. [13]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de beroving samen met een ander heeft gepleegd en dat verdachte de slachtoffers telefonisch naar de plaats van het misdrijf heeft geleid. Nadien zou verdachte hebben gedeeld in de opbrengst van de beroving. Anders dan de verdediging heeft betoogd, ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen. Niet valt in te zien welk voordeel [medeverdachte 1] mogelijk heeft genoten door verdachte in strijd met de waarheid als medeverdachte te noemen, terwijl hij de overval heeft bekend.
Dat verdachte degene is geweest met wie de aangevers telefoongesprekken hebben gevoerd vindt steun in het volgende. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaart dat hij contact heeft gehad met een Perzisch sprekende vrouw van tussen de veertig en vijftig jaar oud. Tijdens het telefonisch contact hoorden de aangevers een hond blaffen, die hen klein toescheen. Verdachte is een Iraanse vrouw van destijds vijftig jaar oud en zij heeft verklaart dat zij twee kleine hondjes verzorgt.
Bovendien blijkt uit de telefoongegevens dat er telefonisch contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden, twee minuten nadat de aangevers op de plaats van de beroving waren aangekomen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte in dit gesprek aan [medeverdachte 1] heeft gezegd dat de aangevers ter plaatse waren.
Medeplichtigheid
Voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van verdachte gericht was op haar handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2° SR, maar ook dat haar opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij de beroving en het hiertoe verschaffen van inlichtingen. Zij heeft telefonisch contact gehad met de aangevers en hun instructies gegeven om met een groot geldbedrag naar de plaats delict te komen. Ook heeft zij gezegd dat zij daar zo naar beneden zou komen. Zij is echter niet naar beneden gekomen maar heeft in plaats daarvan [medeverdachte 1] gebeld en hem op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van aangevers. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte wist dat de medeverdachten aangevers vervolgens zouden bestelen. Daarbij heeft zij verklaard dat [medeverdachte 1] in het bezit was van een pistool.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is voldaan aan het vereiste dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gronddelict, te weten de afpersing en diefstal met geweld.
Dat betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1 subsidiair:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 31 mei 2020 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met elkaar, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen tot de afgifte van twee tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, meerdere sleutels, een mobiele telefoon, meerdere bankpassen en creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en een bril, die toebehoorden aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en "Geld, geld, geef al het geld" en "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" en
- daarbij een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten en te tonen en
- die [slachtoffer 1] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) en die [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 31 mei 2020 te [plaatsnaam] , opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door
- telefonisch contact te onderhouden met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar de locatie van de voorgenomen overval te loodsen en
- haar medeverdachte op de hoogte te stellen over het tijdstip waarop en de locatie waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden en
- een deel van de buit in ontvangst te nemen;
feit 2 subsidiair:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 31 mei 2020 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met elkaar, een tas, een sleutel, een mobiele telefoon en een horloge, toebehoorde aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en "Geld, geld, geef al het geld" en "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" en
- daarbij een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten en
- die [slachtoffer 1] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) en [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,

bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 31 mei 2020 te [plaatsnaam] opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door
- telefonisch contact te onderhouden met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar de locatie van de voorgenomen overval te loodsen/leiden/lokken en
- haar medeverdachte op de hoogte te stellen/te informeren over het tijdstip waarop en de locatie waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden en
- een deel van de buit in ontvangst te nemen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:
de voortgezette handeling van:
medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden contactverboden met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de medeverdachten ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte leeft al twee jaar met stress en angst en ervaart dat als een straf. Zij heeft een blanco strafblad. Ook heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het tijdsverloop.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewelddadige beroving met gebruik van wapens en in vereniging gepleegd. Door het geweld hebben de slachtoffers letsel opgelopen. De verdachte en de medeverdachten hebben een aanzienlijk bedrag buit gemaakt. Zij hebben op grove wijze misbruik gemaakt van een voor de slachtoffers bestaande situatie als gevolg van internationale restricties. De slachtoffers zochten hulp om geld bij hun familie in Iran terecht te laten komen, maar in plaats daarvan werden zij met geweld beroofd. Verdachte heeft zich laten leiden door eigen financieel gewin en zich daarbij niet bekommerd om de gevolgen van dit handelen voor de slachtoffers. Uit de verklaring door en namens de slachtoffers op zitting blijkt hoeveel impact dit feit op hen heeft gehad. Zo durft [slachtoffer 2] bijna niet meer buiten te komen.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 31 december 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
In de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die gelden voor enerzijds straatroof en anderzijds voor overvallen en berovingen. De rechtbank heeft toen overwogen dat toepassing van de laatste categorie meer passend is gegeven de omstandigheid dat de berovingen merendeel plaatsvonden in of vanuit een auto. De rechtbank sluit zich thans hierbij aan.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat er gebruik is gemaakt van wapens, waaronder een vuurwapen, en dat er misbruik is gemaakt van de situatie waarin de slachtoffers zich bevonden. De rechtbank acht daarom als uitgangspunt een gevangenisstraf van achttien maanden voor het gronddelict passend en geboden. Omdat er in dit geval sprake is van medeplichtigheid, zal de straf met een derde worden verlaagd.
De rechtbank ziet onvoldoende reden om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een contactverbod met de slachtoffers of de medeverdachten via een gedragsbeperkende maatregel. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat verdachte nog contact heeft met de slachtoffers of de medeverdachten of dat zij van plan is contact op te nemen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. Hierbij wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel niet geboden acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 48.622,10. Dit bedrag bestaat uit € 43.622,10 materiële schade en € 5.000,-
immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hun vordering, vanwege de bepleitte vrijspraak.
Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering omdat de materiële schade grotendeels niet is onderbouwd en niet overeenkomt met de in de aangiftes genoemde schadeposten. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De immateriële schade is evenmin onderbouwd, zodat de benadeelde partijen ook hierin niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend en de gevorderde bedragen te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
Materiële schadevergoeding
Het is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte en haar mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De rechtbank zal de vordering voor zover die ziet op vergoeding van het weggenomen geldbedrag van € 21.000,- toewijzen.
Wat betreft het overige deel van de materiele schade oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen dat verdachte en haar mededaders behalve geld ook goederen van de benadeelde partij hebben weggenomen. De benadeelde partij heeft zijn vordering tot vergoeding van die schade echter nauwelijks met bewijsstukken onderbouwd. Nu de rechtbank de waarde van de weggenomen goederen niet nauwkeurig kan vaststellen zal de rechtbank deze schatten. De rechtbank schat de schade aan de goederen op een bedrag van € 5.000,-.
De rechtbank zal benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren wat betreft zijn vordering tot vergoeding van de overige materiële schade, nu hiervoor bewijslevering noodzakelijk is,
hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding met zich brengt. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij zich voor dit deel van de vordering kan wenden tot de
burgerlijke rechter.
Immateriële schade vergoeding
Het is de rechtbank op basis van de stukken en de onderbouwing van de vordering voldoende gebleken dat bij de benadeelde partij sprake is van aantasting van de persoon op andere
wijze, als bedoeld in art. 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een vergoeding ter hoogte van € 2.500,- billijk. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meerdere niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De rechtbank zal daarom de vordering tot vergoeding van de schade toewijzen tot een bedrag van € 28.500,-, bestaande uit € 26.000,- aan materiële schade en € 2.500,- aan
immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde
partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 28.500,-,
bestaande uit € 26.000,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige
betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 177 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan
aan de benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 2]
Het is de rechtbank op basis van de stukken en de onderbouwing van de vordering voldoende gebleken dat bij de benadeelde partij sprake is van aantasting van de persoon op andere
wijze. Gelet op de omstandigheden van het geval en de bedragen die in soortgelijke gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een vergoeding ter hoogte van € 2.500,- billijk,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meerdere niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde
partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,-
aan immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan
aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 48, 49, 56, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 28.500,- (bestaande uit € 26.000,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 28.500,- (bestaande uit € 26.000,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 177 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mr. H.B.W. Beekman en mr. V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer (nog) onbekend gebleven personen op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde dan aan die [medeverdachte 2] , die [medeverdachte 1] , die [medeverdachte 3] en aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- telefonisch contact te leggen/ te onderhouden met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar de locatie van de voorgenomen overval te loodsen/leiden/lokken en/of
- haar medeverdachte(n) op de hoogte te stellen/te informeren over het tijdstip waarop en de locatie waar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden en/of
- ( een deel van) de buit in ontvangst te nemen;
2
zij op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere
bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer (nog) onbekend gebleven personen op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere
bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde dan aan die [medeverdachte 2] , die [medeverdachte 1] , die [medeverdachte 3] en aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt
moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door - telefonisch contact te leggen/ te onderhouden met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar de locatie van de voorgenomen overval te loodsen/leiden/lokken en/of
- haar medeverdachte(n) op de hoogte te stellen/te informeren over het tijdstip waarop en de locatie waar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden en/of
- ( een deel van) de buit in ontvangst te nemen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 augustus 2020, genummerd MD2R02126 (onderzoek [.] ), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 317. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 105.
3.Pagina 106.
4.Pagina 107.
5.Pagina 108.
6.Pagina 120.
7.Pagina 121.
8.Het in de wettelijke vorm op 2 maart 2021 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk [...] en [....] van politie Midden-Nederland opgemaakt proces-verbaal nummer MD2R020126-204, houdende een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 6.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van 8 en 22 november 2021 van de Rechtbank Limburg, met parketnummers 03.031885.21 en 16.170578.20 (ttz.gev.), pagina 7.
10.Pagina 188.
11.Pagina 216.
12.Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 25 mei 2022.
13.Pagina 98.