4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Vanwege internationale sancties is het vrijwel onmogelijk om via de bank geld over te maken naar Iran. Als gevolg daarvan zoeken Iraniërs buiten Iran naar alternatieven om toch geld naar hun familieleden in Iran te kunnen overmaken. Een oplossing daarvoor werd gevonden in het geven van contant geld aan een persoon in Nederland, die ervoor zorgt dat in Iran een ander een overeenkomend bedrag overboekt naar of afgeeft aan de begunstigden.
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van de afpersing en het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen van de diefstal met geweld heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen
Op 31 mei 2020 is [slachtoffer 1] als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u vertellen over wat er vanmorgen is gebeurd?
A: Het is heel lastig om vanuit Europa geld te sturen naar Iran. Dit doe ik daarom altijd via iemand. Ik kreeg een whatsapp oproep van een Nederlands telefoonnummer. Dit was een vrouw. Ik heb tegen de vrouw gezegd dat ik toch de volledige 15.000 euro beschikbaar had.Om 00:00 uur heeft zij mij gestuurd dat ze bij haar zus zou zijn. Het adres was [plaatsnaam] [........] [straatnaam] [nummeraanduiding] . Zij heeft mij nog gebeld om te zeggen dat ik niet met meer dan twee mensen mocht komen. Ik ben met mijn vrouw samen naar het opgegeven adres gereden. Ik heb haar nog een keer gebeld en gezegd dat ik het niet kon vinden. Na aanwijzingen van haar kon ik het wel vinden.
V: In welke taal sprak jij met haar?
A: In het Perzisch. Haar stem was niet de stem van een jonge vrouw. Het klonk eerder als een jaar of veertig a vijftig.
Ik heb gebeld en ik heb gezegd dat ik er was. Zij heeft mij verteld dat ze direct naar beneden zou komen. Ik heb niemand aan zien komen, maar ik heb wel gemerkt dat er iets langs mijn hoofd ging. Ik hoorde iemand roepen in het Perzisch woorden gelijkend op: “Ga op de grond liggen of ik schiet je dood.” De andere persoon is bij mijn vrouw geweest. Mijn vrouw vertelde later dat hij alles van haar heeft afgepakt onder bedreiging van een mes. Hij heeft haar ketting, horloge en zonnebril meegenomen. Ook haar telefoon, een Iphone 8 plus. Ook is haar portemonnee gestolen en haar handtas.
Ik wilde het geld niet meteen geven. Ik heb eerst goed gekeken naar het pistool. Ik zag staal onder het zwart zitten. Op dat moment wist ik dat de kans groot was dat het een echt pistool was. Op dat moment heb ik alles gegeven aan de Iranese jongen.
V: Wat heeft hij precies meegenomen?
A: Drie tassen en mijn telefoon, een Iphone XR.
Tas 1:
- Hierin zat mijn donkerbruine leren portemonnee van het merk Samsonite, hierin zaten mijn identiteitskaart, 5 pinkaarten van KBC bank, BNP Parybas en van Belfiusbank. Ook zaten er VISA kaarten en Masterkaarten in. 1 van Europa bank, 1 VISA en 1 Mastercard van KBC bank, 1 VISA van Belfius, 1 Mastercard van BEO bank, 1 Mastercard van de [..] en ook nog een debet card van Citybank.
- Mijn rijbewijs zat in deze tas.
- Mijn SIS kaart.
- Nog een kleine portemonnee met wisselgeld. Ongeveer 70 a 80 euro. Dit heb ik nodig voor mijn snackwinkel.
- Sleutels van mijn BMW, allebei.
- Sleutel van mijn bedrijfswagen.
- Twee sleutels van mijn snackwinkel.
- Sleutel van onze kamer.
- Nog meer sleutels, van thuis enzo.
Tas 2:
- Er zat ruim 21.000 euro contant geld in. Ik weet niet exact hoeveel.
Tas 3:
- Dit is de tas van mijn vrouw. Het is een volle damestas.
Naast de tassen hebben ze een bril van mij gestolen.
V: Ze hebben de spullen. Wat gebeurd er dan?
A: Ik lag op de grond op mijn buik en de mannen liepen weg. Ik ben opgestaan. Ik zag dat er een auto aan kwam rijden. Die auto stopte ter hoogte van mij en ik zag dat de Iranese jongen uit deze auto stapte. Hij richtte zijn vuurwapen op mij en zei: “Waar is al het geld?”
Op 31 mei 2020 is [slachtoffer 2] als aangeefster gehoord. Zij verklaarde onder meer, zakelijk weergegeven:
V: En wat gebeurde er vandaag?
A: Mijn man heeft gebeld met de vrouw, en zij legde ons uit hoe wij moesten rijden. Toen wij bij het juiste huisnummer waren belde mijn man weer naar de vrouw, dat wij er waren. Vervolgens is mijn man uitgestapt. Ik zag toen twee mannen aan komen. Eén van de mannen had een pistool. Ik zag dat hij dit pistool tegen het hoofd van mijn man zette. De tweede man kwam naar mij toe. Hij zei tegen mij: “Zit zit”. Ik zag dat de man een mes had, dit mes richtte hij op mijn been. Ik hoorde dat de eerste man tegen mijn man zei: “Geld, geld, geef al het geld.” Ik zag mijn man toen op de grond liggen, ik zag dat hij bloed had op zijn gezicht. Ik hoorde dat de Perzisch sprekende man zei: “Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken.”
De man die naast mij stond hield het mes nog steeds naast zijn been. Hij heeft toen mijn ketting van mijn nek getrokken. Ook heeft hij mijn horloge van mijn arm af getrokken. Mijn mobiele telefoon lag in de middenconsole. Ik zag dat de man deze weg pakte. Ik zag dat de man ook mijn handtas weg pakte. Ook pakte de man de sleutel van de auto uit het contactslot. Deze keer kwam de Perzisch sprekende man naast mij staan. Hij had het pistool en hij sloeg mij met zijn vuist in mijn gezicht. Hij riep: “Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood”.
Er is dus een groot geldbedrag van mijn man en mij gestolen, 21.000 euro. Verder zijn mijn telefoon, een rose gouden iPhone 8 met een beige hoesje, en mijn handtas gestolen. Ik droeg een bruin Fossil horloge.
Op 4 maart 2021 heeft [medeverdachte 1] bij de politie als verdachte onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Er was in [plaatsnaam] een vrouw genaamd [verdachte] . Ik heb bij [verdachte] gehuurd in [plaatsnaam] . Ze had een afspraak gemaakt van 15.000. Zij had een afspraak gemaakt met de man en zij heeft mij gebruikt. Zij heeft de man gebeld. Ik moest het geld stelen.
Ter zitting op 8 en 22 november 2021 heeft [medeverdachte 1] onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik meneer en mevrouw [achternaam van slachtoffer 1 en 2] op 31 mei 2020 in [plaatsnaam] heb beroofd. Ik was toen samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Die beroving was ook het plan.
maar het ging om 16.000 in plaats van 20.000 euro. Deze keer had ik wel een pistool bij en daar heb ik hem ook mee op het hoofd geslagen. Toen wij wegreden, zag ik dat er geen geld in de tassen zat, waarop we teruggereden zijn. Ik ben toen inderdaad met een gericht pistool op hem afgelopen. Hij zei toen dat het geld achter de stoel zat en gaf mij die tas. Dat was 16.000 euro. Daarna zijn we weggereden. In de auto hebben we het geld verdeeld en zijn we elk onze eigen kant opgegaan. De officier van justitie vraagt mij naar de rol van mevrouw [verdachte] . Zij heeft de afspraak gemaakt met [achternaam van slachtoffer 1 en 2] . Zij kon goed praten. Ik heb haar na afloop ook geld gegeven en zij wilde dat nog wel vaker doen.
Door verbalisant [verbalisant 1] is op 17 juni 2020 een proces-verbaal van bevindingen van historische verkeersgegevens opgemaakt. Daarin heeft zij het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer welke zeer vermoedelijk in gebruik is bij de verdachte [medeverdachte 1] , is gebleken dat er telefonisch contact is geweest op de dag van de overval met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Uit een ciot bevraging is gebleken dat het telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) op naam staat van [verdachte] , wonende [adres] te [plaatsnaam] . Dit betreft een vrouw van Iranese afkomst.
Opvallend is dat er op 17 mei 2020 en op 31 mei 2020 telefonisch contact is geweest tussen de nummers van [medeverdachte 1] en [verdachte] . Meer contact is er niet geweest in de periode dat de historische verkeersgegevens zijn opgevraagd. (10-mei-2020 t/m 08-juni-2020)
Op camerabeelden is te zien dat de aangevers op 31 mei 2020 te 11:37 uur, aan komen rijden op de [straatnaam] te [plaatsnaam] . De Iraanse vrouw begeleide de
slachtoffers telefonisch naar de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Toen de slachtoffers de straat hadden gevonden hebben ze het contact verbroken. In de historische verkeersgegevens is te zien dat er op 31 mei te 11:39 uur telefonisch contact is geweest tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Dit is 2 minuten nadat de aangevers/slachtoffers op de parkeerplaats van de [straatnaam] arriveren.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 8 juli 2020 telefonisch contact gehad met aangevers [achternaam van slachtoffer 1 en 2] . In een proces-verbaal van bevindingen heeft hij daarover het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Hij en zijn vrouw hoorden tijdens het gesprek met de vrouw meerdere malen een hond op de achtergrond blaffen. Hij dacht aan het geluid te horen dat dit een kleine hond moest zijn.
Ter zitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ken [medeverdachte 1] omdat hij een kamer bij mij huurde. Ik verzorg twee kleine hondjes.
Bij de politie heeft verdachte op 22 juli 2020 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Heeft u wel eens een wapen bij hem [Rechtbank: [medeverdachte 1] ] gezien?
A: Ja, ik heb een keer gezien. Het was een pistool.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de beroving samen met een ander heeft gepleegd en dat verdachte de slachtoffers telefonisch naar de plaats van het misdrijf heeft geleid. Nadien zou verdachte hebben gedeeld in de opbrengst van de beroving. Anders dan de verdediging heeft betoogd, ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring te twijfelen. Niet valt in te zien welk voordeel [medeverdachte 1] mogelijk heeft genoten door verdachte in strijd met de waarheid als medeverdachte te noemen, terwijl hij de overval heeft bekend.
Dat verdachte degene is geweest met wie de aangevers telefoongesprekken hebben gevoerd vindt steun in het volgende. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaart dat hij contact heeft gehad met een Perzisch sprekende vrouw van tussen de veertig en vijftig jaar oud. Tijdens het telefonisch contact hoorden de aangevers een hond blaffen, die hen klein toescheen. Verdachte is een Iraanse vrouw van destijds vijftig jaar oud en zij heeft verklaart dat zij twee kleine hondjes verzorgt.
Bovendien blijkt uit de telefoongegevens dat er telefonisch contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden, twee minuten nadat de aangevers op de plaats van de beroving waren aangekomen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte in dit gesprek aan [medeverdachte 1] heeft gezegd dat de aangevers ter plaatse waren.
Medeplichtigheid
Voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van verdachte gericht was op haar handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2° SR, maar ook dat haar opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij de beroving en het hiertoe verschaffen van inlichtingen. Zij heeft telefonisch contact gehad met de aangevers en hun instructies gegeven om met een groot geldbedrag naar de plaats delict te komen. Ook heeft zij gezegd dat zij daar zo naar beneden zou komen. Zij is echter niet naar beneden gekomen maar heeft in plaats daarvan [medeverdachte 1] gebeld en hem op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van aangevers. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte wist dat de medeverdachten aangevers vervolgens zouden bestelen. Daarbij heeft zij verklaard dat [medeverdachte 1] in het bezit was van een pistool.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is voldaan aan het vereiste dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gronddelict, te weten de afpersing en diefstal met geweld.
Dat betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde.