Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 maart 2022 met producties 1 tot en met 14
- de op 12 mei 2022 van BREIN ontvangen producties 15 tot en met 17
- de op13 mei 2022 van Ziggo ontvangen productie 1
- de op 16 mei 2022 van BREIN ontvangen producties 18 tot en met 20
- de op 16 mei 2022 van Ziggo ontvangen producties 2 tot en met 5
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2022
- de pleitnota van BREIN
- de pleitnota van Ziggo.
2.Waar gaat deze zaak over?
3.Hoe oordeelt de voorzieningenrechter?
- dat het IP-adres dat wordt gebruikt voor het illegaal downloaden een strafrechtelijk persoonsgegeven is;
- dat BREIN en Ziggo – in het geval Ziggo de waarschuwingsbrieven van BREIN doorstuurt aan haar klanten – beide verwerkingsverantwoordelijke zijn ten aanzien van die gegevens;
- dat er voor de verwerking door BREIN geen voorafgaande toetsing van de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) nodig is;
- dat BREIN en Ziggo beide een grondslag moeten hebben voor de verwerking: algemeen en strafrechtelijk. De algemene grondslag is te vinden in artikel 6 lid 1 sub f AVG (BREIN), zoals ingevuld door Lycos/ [naam] , Hoge Raad 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4019 (Ziggo). De strafrechtelijke grondslag voor BREIN is gelegen in 33 lid 2 sub b UAVG (verwerking ter bescherming van haar belangen), voor Ziggo ontbreekt die. Ziggo heeft een vergunning van de AP nodig en moet eerst een gegevensbeschermingseffectbeoordeling doen;
- dat er geen strijd is met het doelbindingsbeginsel uit de AVG;
- dat het onrechtmatig is als Ziggo weigert de waarschuwing door te sturen op het moment dat zij daarvoor een vergunning van de AP heeft verkregen (Lycos/ [naam] -toets):
- dat het doorsturen van de waarschuwingen niet in strijd is met de Telecommunicatiewet.
“onder toezicht van de overheid of indien de verwerking is toegestaan bij (…) lidstaatrechtelijke bepalingen die passende waarborgen voor rechten en vrijheden van de betrokkenen bieden”. Op grond van artikel 10 AVG in combinatie met artikel 31 UAVG is de verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens in ieder geval toegestaan in de uitzonderingsgevallen die worden genoemd in de artikelen 32 en 33 UAVG, maar dit zijn niet de enige uitzonderingen. Onder de “lidstaatrechtelijke bepalingen” valt ook artikel 6:162 BW zoals toegepast conform Lycos/ [naam] . BREIN verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar de conclusie van de A-G in DFW/Ziggo, ECLl:NL:PHR:2021:83 (3.31-3.41), de uitspraak van het Hof van Justitie EU van 24 september 2019, zaak C-136/17, ECLl:EU:C:2019:773 en naar de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 december 2019, ECLl:NL:GHDHA:2019:3539 (r.o. 4.6 - 4.7).
“Artikel 31 regelt dat de verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard alleen is toegestaan met inachtneming van de artikelen 32 en 33. (…). De artikelen 32 en 33 van de Uitvoeringswet zijn een uitwerking van de mogelijkheid die artikel 10 van de verordening biedt om de verwerking van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard toe te staan bij lidstaatrechtelijke bepalingen die passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen bieden.”
“Een vergunning als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c,[dat is de vergunning van de AP, toevoeging voorzieningenrechter],
kan slechts worden verleend, indien de verwerking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend belang van derden en bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. (…)”.
“de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen (…).”
mitsis voldaan aan gelijksoortige voorwaarden als die worden genoemd in Lycos/ [naam] . Daaruit vloeit dus geenszins voort dat er geen vergunning van de AP (meer) nodig is als is voldaan aan de voorwaarden van Lycos/ [naam] .
mitsdat artikel kan worden uitgelegd en toegepast op een manier die verenigbaar is met onder andere de AVG.
“Particulieren kunnen onder omstandighedenhun[onderstreping door voorzieningenrechter]
rechten in een rechterlijke procedure niet effectueren zonder dat zij beschikken over bepaalde gegevens van hun wederpartij”. De verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens
door Ziggois daarom niet op grond van artikel 32 sub d UAVG toegestaan omdat
BREINmogelijk een rechtsvordering als bedoeld in dat artikellid zal instellen. Los daarvan geldt, zoals in BREIN/Ziggo I al is geoordeeld, dat de omstandigheid dat BREIN opkomt voor de rechten van degenen die bij haar zijn aangesloten, niet betekent dat zij de persoonsgegevens niet voor zichzelf verwerkt. Dat betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat wanneer BREIN een rechtsvordering instelt ten behoeve van de bij haar aangeslotenen, ten aanzien van haar eigen verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens wel sprake is van een rechtsvordering in de bedoelde zin.
alsze een vergunning van de AP heeft. De voorzieningenrechter hoeft niet te oordelen over de vraag of Ziggo moet doen wat nodig is om een vergunning van de AP te verkrijgen en een gegevensbeschermingseffectbeoordeling te verrichten, want deze medewerking/inspanning is niet gevorderd door BREIN.
1.016,00