Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
- de heer [A] , statutair bestuurder van [eiseres] ;
- mrs. Holterman en Smelik, voornoemd;
- de heer [B] , middellijk statutair bestuurder van [gedaagde] ;
- mr. Aartsen, voornoemd.
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12,
verkoopprijs’. Coulancehalve is [eiseres] wel bereid gebleken om diverse kostenposten ten bedrage van € 48.721,00 in mindering te brengen op dit bedrag, omdat die kostenposten rechtstreeks verband hielden met de activa-passiva transactie. Dat leidt tot een verkoopprijs van € 851.279,00 en 50% daarvan is € 425.639,50. Uitgaande van die verkoopprijs bedraagt de meeropbrengst € 288.424,50 en dat leidt tot een nabetalingsverplichting van € 144.212,25.
3.Mondeling vonnis
Lundiform/Mexx).
de door koper gerealiseerde meeropbrengst– duidt er taalkundig op dat het moet gaan om een daadwerkelijk door [gedaagde] ontvangen – want gerealiseerd – bedrag. En dat ontvangen bedrag moet dan uitstijgen boven het bedrag dat tot aan dat moment door [gedaagde] voor de aandelen is betaald. Dat is de ‘
meeropbrengst’. Op een andere manier kan de rechtbank ‘
gerealiseerde meeropbrengst’ taalkundig niet uitleggen.
meer opbrengst’ opgenomen en luidt de laatste zin van artikel 3: “
Na de Earn Out periode is de eventuele verkoopopbrengst 50/50”. Dat wijst er taalkundig weer op dat ook bij de LOI is uitgegaan van een daadwerkelijk behaalde opbrengst. De rechtbank volgt [eiseres] dan ook niet in haar stelling dat op grond van een letterlijke uitleg van het Verrekenbeding in samenhang met artikel 3 van de LOI moet worden uitgegaan van de (bruto) verkoopprijs.
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)