ECLI:NL:RBMNE:2022:2142

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
16-087536-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de handel in cocaïne en heroïne met gevangenisstraf en taakstraf

Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van de handel in cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 maart 2021 in Amersfoort samen met een ander in deze drugs heeft gehandeld. De zaak is behandeld op basis van getuigenverklaringen, stemherkenningen en WhatsApp-berichten die als bewijs zijn gepresenteerd. De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen werd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van de onbetrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en stemherkenningen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de getuigenverklaringen en stemherkenningen betrouwbaar zijn en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 330 dagen, waarvan 263 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen gedaan voor de auto en het geld dat in beslag is genomen, en is er een onttrekking aan het verkeer van valse biljetten en hasj.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.087536.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 juni 2021, 1 november 2021, 16 februari 2022 en 18 mei 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op 18 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. V.A. van Biljouw, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 maart 2021 in Amersfoort samen met een ander in cocaïne en/of heroïne heeft gehandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de herkenningen van verdachte door de getuigen niet betrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Ook kan de rechtbank volgens de raadsman niet uitgaan van de juistheid van de stemherkenningen, omdat de stemherkenningen van de verbalisanten niet met elkaar rijmen en er zaken lijken te zijn weggelaten. Ook indien wel wordt uitgegaan van de juistheid van de stemherkenningen, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte (in vereniging) drugs heeft verkocht of in zijn bezit heeft gehad. Voor het geval de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, kan slechts worden bewezen dat verdachte gedurende de periode van 24 maart 2021 tot en met 28 maart 2021 gesprekken heeft gevoerd waarbij hij in drugs heeft gehandeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
WhatsAppberichten telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Op 29 maart 2021 werd naast verdachte [verdachte] zijn halfbroer, verdachte [medeverdachte] , aangehouden in de woning aan de [adres 2] in [plaats] . In die woning werden telefoons aangetroffen, waarvan een wit/zilverkleurige iPhone, IMEI [IMEI nummer] met daarin telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dat is getapt vanaf 26-03-2021. [2]
28 maart 2021, 19:21 uur
[A] : Kan je bij pbl komen voor 1 1
+ [telefoonnummer 1] : Waar
[A] : [locatie] bij action/kwintes
+ [telefoonnummer 1] : Is goed mAAT [3]
29 maart 2021, 11:23 uur
[B] : 2 wit, 1 bruin voor 25 euro toch ook?
+ [telefoonnummer 1] : Ja kan [4]
Stemherkenning verdachte en medeverdachte
Taplijn 1
In het onderzoek contra verdachte [verdachte] werd telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna te noemen: taplijn 1) vanaf dinsdag 23 maart 2021 middels interceptie afgeluisterd. In deze gesprekken hoorde ik middels stemherkenning dat de gebruiker van taplijn 1 telkens één en dezelfde persoon betrof. Aan de hand van gesprekken en waarnemingen bleek deze stem te zijn van [medeverdachte] .
Taplijn 2
Middels onderzoek bleek het vermoedelijk nieuwe dealnummer [telefoonnummer 1] te zijn
(hierna te noemen: taplijn 2). Op 26 maart 2021 werd dit nummer middels interceptie afgeluisterd. Op het eerste gesprek, wat direct nadat taplijn 2 was aangesloten binnenkwam, herkende ik de stem van [medeverdachte] . Op 27 maart 2021 luisterde ik alle gesprekken terug welke waren binnengekomen op taplijn 2. Bij al deze gesprekken herkende ik de stem van [medeverdachte] . Op 28 maart 2021 zag ik de gebruiker van taplijn 2 op 28 maart 2021, tussen 14.32 uur en 15.03 in totaal 34 maal een uitgaande oproep had gedaan naar allemaal verschillende nummers. Ik zag en hoorde dat van deze 34 uitgaande oproepen er daadwerkelijk 12 een gesprek waren. Ik hoorde dat de stem op deze 12 gesprekken overduidelijk niet de stem van [medeverdachte] was. Ik hoorde dat de stem veel hoger was, een ander accent had en nasaal klonk.
Stemherkenning [verdachte]
Op 1 april 2021 liet ik deze gesprekken horen aan collega [C] . [C] heeft op 30 maart 2021 [verdachte] als verdachte gehoord. [C] herkende de stem voor honderd procent als de stem van verdachte [verdachte] . Op 6 april 2021 liet ik deze gesprekken horen aan collega [D] . [D] heeft verdachte [verdachte] op 30 maart 2021 als verdachte gehoord. [5] [D] herkende de stem voor honderd procent als de stem van verdachte [verdachte] . [6]
De verklaring van getuige [getuige 3]
V: Wat koop jij bij de drugsdealer?
A: Coke. Ik kocht altijd de rookvorm van cocaïne. Ik kocht altijd voor minimaal 20 euro en maximaal 50 euro.
V: Hoelang kocht je bij [bijnaam 1] ?
A: Ik heb in principe het hele jaar 2020 bij hem gekocht. Zover ik mij kan herinneren kocht ik vanaf de jaarwisseling 2019-2020 bij [bijnaam 1] . [7]
O: Ik toon u een foto van een persoon
(toev. rechtbank: een foto van [verdachte] ).
V: Wat kunt u zeggen over deze persoon?
A: Dit is [bijnaam 1] . Hij ziet er hier iets jonger en slanker uit maar dit is zeker weten [bijnaam 1] . [8]
De verklaring van getuige [getuige 4]
O: U toont mij een foto van een persoon
(toev. rechtbank: een foto van [verdachte] ).
V: Wat kan je zeggen over deze persoon?
A: Dit is [bijnaam 2] .
V: Hoelang kocht jij drugs van [bijnaam 2] ?
A: Ik denk ongeveer 2,5 á 3 jaar.
V: Wat kocht jij bij [bijnaam 2] ?
A: Cocaïne en heroïne. Het moment dat [bijnaam 3] in beeld kwam was in de herfst 2020. [bijnaam 2] nam [bijnaam 3] mee en introduceerde hem als zijnde familie en dat zij nu samen liepen. [9] Later vertelde [bijnaam 3] mij dat hij de handel van [bijnaam 2] had overgenomen. Op 27 maart 2021 kreeg ik een berichtje van zover ik weet [bijnaam 2] . In dit berichtje stond dat dit zijn nieuwe telefoonnummer was. Het telefoonnummer dat dit berichtje verstuurde betrof [telefoonnummer 1] .
V: Vanaf wanneer kocht jij drugs van [bijnaam 3] ?
A: Herfst 2020 tot maart 2021. Ik kocht in deze periode minimaal twee keer per week
van [bijnaam 3] .
V: Wat kocht jij van hem?
A: Cocaïne en heroïne.
O: Uit de historisch gegevens blijkt dat jij van januari 2021 tot en met maart 2021
regelmatig telefonisch contact had met telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
V: Wat kan je hier over zeggen?
A: Ik bestelde via dit telefoonnummer mijn drugs. Zover ik mij kan herinneren kwam
[bijnaam 3] dan. [10]
De verklaring van getuige [getuige5]
O: Ik toon je nu een foto van een persoon
(toev. rechtbank: een foto van medeverdachte [medeverdachte] ).
V: Wat kun je zeggen over deze persoon?
A: Dit is de jongen waar ik het nu over heb, honderd procent.
V: Wat koop je bij deze drugsdealer?
A: Cocaïne en heroïne.
V: Was deze jongen altijd alleen of heb je hem ook wel eens met iemand anders gezien?
A: Ik weet dat deze jongen in het begin samen met een andere jongen was, van deze jongen heb ik in het verleden ook drugs gekocht maar dat is al een tijdje geleden.
O; Ik toon je nu een foto van een persoon
(toev. rechtbank: een foto van verdachte [verdachte] ).
V: Wat kun je zeggen over deze persoon?
A: Dat is de jongen die ik net beschrijf en in de grijze Chevrolet reed.
V: Hoe vaak heb je harddrugs bij deze jongen gekocht?
A: Niet zo vaak als bij dit andere jongen, maar toch regelmatig. Ook bij deze jongen kocht ik cocaïne en heroïne. Ongeveer een maand geleden heb ik nog van deze jongen gekocht. Ik schat dat ik in totaal 10 a 12 keer harddrugs van deze jongen heb gekocht. Ik weet niet waarom, maar ik heb het gevoel dat deze jongen het baasje was en dat de andere jongen voor hem liep. [11]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte]
In november of december 2020 heb ik 2 a 3 weken harddrugs verkocht. Dit ging om cocaïne en heroïne. [12]
Bewijsoverwegingen
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek naar verdachte ontstond naar aanleiding van meldingen uit de buurt over de betrokkenheid van verdachte bij de handel in drugs
(pagina 15 e.v. van het dossier). Een getuige, [getuige 1] , is gehoord
(pagina 27 en 28 van het dossier). Zij heeft verklaard dat zij op 11 mei 2020 heeft gezien dat een Marokkaanse jongen in een auto met kenteken [kenteken 1] een praatje maakte met [E] , een harddrugsgebruiker, waarna [getuige 1] het vermoeden kreeg dat [E] drugs bij de Marokkaanse jongen had gekocht. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de bestuurder van de auto met kenteken [kenteken 1] vanaf april 2020 bijna dagelijks in de buurt kwam en contact had met een verslaafde. Aan zowel [getuige 1] als [getuige 2] is een foto van verdachte getoond. Zij herkenden verdachte als de bestuurder van de hiervoor genoemde auto. Uit de politiesystemen bleek dat de auto met het kenteken [kenteken 1] in de periode van 13 januari 2020 tot en met 1 juli 2020 op naam van verdachte stond
(pagina 46 van het dossier).
De betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en de stemherkenningen
Verschillende getuigen hebben, na het tonen van een foto van verdachte door de verbalisanten, verklaard dat verdachte degene is bij wie zij cocaïne en/of heroïne hebben gekocht. De rechtbank stelt voorop dat in beginsel terughoudend moet worden omgegaan met de waardering van een herkenning op grond van een enkelvoudige fotoconfrontatie. De getuigen hebben echter niet alleen aan hen getoonde foto’s herkend, maar hebben ook specifieke informatie over verdachte en de medeverdachte verstrekt, zoals telefoonnummers en vervoermiddelen waarvan zij gebruik maakten, bijnamen die zij hanteerden en de (beëindiging en hervatting van de) samenwerking tussen beiden. De herkenning bij de fotoconfrontatie in deze zaak staat naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet op zichzelf, maar moet worden bezien in combinatie met de overige bewijsmiddelen. Hetzelfde geldt voor de stemherkenningen door de verbalisanten.
Zo heeft de getuige [getuige 4] verklaard dat hij vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] berichten van zijn dealer heeft ontvangen. Uit de WhatsAppgesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] kan worden afgeleid dat via dit nummer drugs is verkocht. Nadat een tap is geplaatst op dit telefoonnummer, hebben twee wijkagenten de stem van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] herkend. De rechtbank verbindt daaraan de conclusie dat het verdachte en [medeverdachte] zijn geweest die de gebruikers waren van dit nummer. De getuigen [getuige 4] en [getuige5] hebben verklaard dat verdachte niet alleen handelde, maar dat hij samen met [medeverdachte] verscheen en dat zij beiden drugs verkochten. [medeverdachte] heeft bij de politie bekend dat hij in cocaïne en heroïne heeft gehandeld.
Hoewel getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij de persoon op de getoonde foto van verdachte op dat moment niet herkende, doet dit naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring die de getuige op 12 april 2021 bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de eerste verklaring van de getuige betrouwbaar is, omdat die verklaring kort na de aanhouding van verdachte is afgelegd, en daarmee ook kort na het moment waarop de getuige bij verdachte drugs kocht. Het verhoor van de getuige bij de rechter-commissaris vond daarentegen pas ruim negen maanden later plaats. Het is aldus naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk, gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat de getuige harddrugs is blijven bestellen bij andere dealers (de getuige verklaart “ze lijken allemaal op elkaar”), dat de getuige de (eerder wel door hem herkende) verdachte op een later moment niet meer herkent.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de in de bewijsmiddelen genoemde getuigenverklaringen en stemherkenningen betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne en heroïne. De rechtbank gaat er daarbij op grond van de bewijsmiddelen van uit dat [medeverdachte] in de herfst van 2020 werd geïntroduceerd door verdachte en dat daarom pas vanaf die periode sprake was van medeplegen. Nu de tenlastelegging ziet op handelen in een periode, betrekt de rechtbank dit bij de strafmaat en komt de beperktere periode van medeplegen als zodanig niet terug in de bewezenverklaring.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 maart 2021 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, telkens hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 330 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 263 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- een taakstraf van 240 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de oplegging van een gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest ertoe zal leiden dat verdachte zijn baan verliest. De raadsman heeft verzocht in positieve zin mee te wegen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor Opiumwetfeiten. De verdediging heeft verzocht een voorwaardelijke straf op te leggen en, in geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft gedurende ruim een jaar in cocaïne en heroïne gehandeld. De verkoop van harddrugs is doorgaans lucratief voor dealers, maar het gebruik ervan is zeer schadelijk voor de volksgezondheid en de handel in drugs heeft voor de samenleving ontwrichtende gevolgen. Verdachte heeft door zijn handelen dan ook niet alleen gekozen voor eigen financieel gewin op strafbare wijze, maar ook de gezondheid van de kopers in gevaar gebracht en bijgedragen aan de negatieve maatschappelijke gevolgen van drugshandel. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft hieraan door zijn handelen indirect bijgedragen. Voor de negatieve gevolgen van zijn handelen heeft verdachte kennelijk geen oog gehad.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 20 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Daarnaast is verdachte na zijn aanhouding niet meer negatief in beeld geweest in de wijk.
De straf
Gelet op de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende een periode van zes tot twaalf maanden een gevangenisstraf van twaalf maanden als uitgangspunt gegeven. Verdachte heeft gedurende een periode van vijftien maanden gedeald.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend. In afwijking van de oriëntatiepunten is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het niet wenselijk is dat verdachte nu nog terug naar de gevangenis moet. De rechtbank let daarbij op de positieve ontwikkeling van verdachte sinds zijn aanhouding. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van 330 dagen opleggen, maar bepalen dat het onvoorwaardelijke gedeelte daarvan gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is het van belang dat aan verdachte een flink voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. In verband met tijdverloop en het ontbreken van bijzondere voorwaarden waarop toezicht moet worden gehouden, acht de rechtbank een proeftijd van twee jaar – zoals gebruikelijk – passend. Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat naast de vrijheidsstraf een taakstraf voor de duur van 240 uren verricht dient te worden.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis bij beslissing van 18 mei 2022 opgeheven.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het valse biljet en het blokje hasj worden onttrokken aan het verkeer. Het geldbedrag van € 3.400,00 zou verbeurd moeten worden verklaard. Indien uit het dossier volgt dat de Chevrolet bij het dealen gebruikt is, dient deze ook verbeurd te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag moet worden geretourneerd aan de rechthebbende, zijnde de moeder van verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de auto en het geldbedrag verbeurd verklaren. Met behulp van de auto is het bewezen verklaarde feit begaan. Het geldbedrag is door middel van of uit baten van het strafbare feit verkregen. Dit laatste leidt de rechtbank af uit het feit dat het geld verstopt was in de kleding van de moeder van verdachte, die tegenover de rechter-commissaris aangaf geen geld te kunnen overhandigen voorafgaand aan de doorzoeking, de kleine coupures (217 biljetten) en dat de speurhond, gespecialiseerd in het opsporen van verdovende middelen, aansloeg op het aangetroffen pakket met bankbiljetten.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het valse geld en de hasj onttrekken aan het verkeer.
Retour beslagene
De rechtbank zal de teruggave aan de beslagene van de in beslag genomen vesten gelasten. Deze voorwerpen zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 330 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 263 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
  • 1 STK Personenauto [kenteken 2] (G2741485);
  • 3400 EUR (G2800446);
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • vals biljet € 100,00 (PL0900-2021013851-G2800461);
  • 2 STK Hashish (G2800469);
- gelast de
teruggave aan de beslagenevan het volgende voorwerp:
10 STK Vest (G2800800).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en
E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 maart 2021 te Amersfoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2021013851, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 199. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 200.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 202.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 203.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 158.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 159.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 6 april 2021, pagina 178.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 6 april 2021, pagina 179.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] op 12 april 2021, pagina 232.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] op 12 april 2021, pagina 233.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige5] op 8 april 2021, pagina 237.
12.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 9 april 2021, pagina 195.