ECLI:NL:RBMNE:2022:2127

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
9844000 UV EXPL 22-96 JP/36418
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang en gebruiksrecht van kasteel door erfgename in kort geding

In deze zaak vordert de barones dat de stichting haar onbelemmerde toegang tot en gebruiksrecht van een kasteel verschaft. De barones en haar (half)zussen hebben beperkte gebruiksrechten die zijn vastgelegd in een overeenkomst die hun overleden vader met de stichting heeft gesloten. Deze overeenkomst vereist dat een vertegenwoordiger van de familie aan de stichting doorgeeft welk familielid wanneer gebruik maakt van het kasteel. De vertegenwoordiger heeft de barones de toegang tot het kasteel ontzegd. De stichting houdt zich aan de afspraken uit de overeenkomst met de overleden vader van de barones. De kantonrechter oordeelt dat de barones in overleg moet treden met haar (half)zus over de toegang tot het kasteel, aangezien de stichting zich aan de overeenkomst houdt. De vordering van de barones wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de stichting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9844000 UV EXPL 22-96 JP/36418
Kort geding vonnis van 3 juni 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.W.A.M. van Roy,
tegen:
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mrs. M.H.P. de Wit en H. van Rijn.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft op 6 mei 2022 een dagvaarding (met 7 producties) laten uitbrengen aan [gedaagde] voor de zitting van de kantonrechter van 17 mei 2022. Op 16 mei 2022 heeft [gedaagde] producties 1 t/m 16 toegestuurd. [eiseres] was niet aanwezig op de zitting en is tijdens de zitting vertegenwoordigd door de heer [A] (trustee van de [trust] van [eiseres] ) en haar gemachtigde. Namens [gedaagde] was mevrouw [B] (directeur van [gedaagde] en [stichting] ) aanwezig met de gemachtigden. Partijen hebben over en weer hun standpunten toegelicht. Van deze zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Daarnaast is er van de mondelinge behandeling een proces-verbaal opgemaakt waarin is opgenomen wat er tijdens de zitting aan de orde is gekomen en is aan partijen de gelegenheid gegeven om tot een oplossing te komen in deze zaak.
1.2.
Op 25 en 30 mei 2022 heeft de kantonrechter van [gedaagde] respectievelijk [eiseres] vernomen dat zij een vonnis wensen in de zaak. Daarna is vonnis bepaald.

2.Het geschil

De achtergrond van de zaak

2.1.
De heer [C] (hierna: [C] ) heeft in 2000 het eigendom van [kasteel] en de daarbij horende gebouwen overgedragen aan [gedaagde] . In respectievelijk 2001 en 2004 heeft [C] met [stichting] een gebruiksovereenkomst gesloten op grond waarvan hij en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn gerechtigd blijven om:
  • de maand september van ieder jaar het kasteel exclusief te gebruiken;
  • gedurende het hele jaar het appartement in het chatelet exclusief als pied a terre te gebruiken, met dien verstande dat het gebruik nooit langer dan drie aaneensluitende weken mag duren, en
  • de kerk te gebruiken voor doop-, huwelijks- en begrafenisplechtigheden, alsmede om in of bij de tot de kerk behorende begraafplaats of grafkelder te worden begraven.
In deze gebruiksovereenkomst staat verder dat de rechten slechts door de huidige en toekomstige bloedverwanten in de rechte lijn kunnen worden uitgeoefend, indien:
“b. [C] overlijdt, (…), met dien verstande dat door de bloedverwanten in de rechte lijn en/of [C] één van hen is/wordt aangewezen, als persoon die de uitoefening van de rechten coördineert en namens die bloedverwanten terzake van de uitvoering van deze overeenkomst zonder enig voorbehoud en/of beperking (rechts)handelingen kan verrichten (deVertegenwoordiger’). (…)”
[C] is op [2011] overleden.
De vordering en het verweer
2.2.
[eiseres] voert aan dat [C] het grootste gedeelte van zijn bezittingen heeft nagelaten aan haar. Zij heeft 60% van de trust van de nalatenschap van [C] toebedeeld gekregen, waardoor zij daarvan de Ultimate Beneficial Owner is. Zij is, als bloedverwant in de rechte lijn en als 60% eigenaar van de nalatenschap van [C] , gerechtigd tot het uitoefenen van haar gebruiksrecht van het appartement. Aan de voorwaarden voor opzegging van de gebruiksovereenkomst is niet voldaan. [eiseres] heeft op deze gronden recht en belang om haar eigendom te gebruiken naar believen. De minderheidsaandeelhouders in de trust kunnen een gebruiksrecht verzoeken aan de Ultimate Beneficial Owner. [eiseres] is in vier verschillende gevallen echter toegang tot het appartement van [kasteel] ontzegd door [gedaagde] . Hiervoor bestaat geen grond of gerechtvaardigde reden.
2.3.
[eiseres] vordert daarom in deze procedure om [gedaagde] te veroordelen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis onbelemmerde toegang tot en het gebruiksrecht van [kasteel] en het kasteelappartement, het graf van [C] en diens landgoed aan haar te verschaffen, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag. Daarnaast vordert zij de proces- en nakosten.
2.4.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering.

3.De beoordeling

3.1.
[eiseres] heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat zij momenteel geen vaste verblijfplaats heeft in Nederland en zij gezien haar medische toestand gebruik moet kunnen maken van [kasteel] als haar toevluchtsoord. [gedaagde] heeft het spoedeisend belang niet weersproken. [eiseres] heeft, mede gelet daarop, aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
3.2.
Daarnaast geldt dat de vordering van [eiseres] in kort geding alleen toewijsbaar is als op basis van de feiten en omstandigheden en zonder nadere bewijslevering, voldoende aannemelijk is dat de vordering, die bij wijze van voorziening is verzocht, in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is.
3.3.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat dit niet het geval is en de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen en zal dit hieronder toelichten.
3.4.
Het eigendom van [kasteel] ligt sinds 2000 bij [gedaagde] . Met [stichting] is [C] overeengekomen dat hij en zijn bloedverwanten in de rechte lijn een gebruiksrecht hebben, zoals hiervoor is omschreven in punt 2.1. Voor zover [eiseres] aanspraak heeft willen maken op volledig en onbeperkt gebruik van [kasteel] , het appartement in het chatelet en de alle daarbij behorende (on)roerende goederen, gaat dit om deze reden al niet op. [eiseres] kan immers als erfgename niet meer erven dan wat haar vader, [C] , als nalatenschap heeft achtergelaten, namelijk een beperkt gebruiksrecht.
3.5.
Ten aanzien van het überhaupt toelaten van [eiseres] tot [kasteel] en het appartement in het chatelet door [gedaagde] dan wel [stichting] geldt het volgende. De kantonrechter kan het standpunt van [eiseres] in zoverre volgen dat uit het testament van [C] volgt dat [eiseres] ten opzichte van haar (half)zussen een groter erfdeel heeft ontvangen (onder andere) omdat zij van de ‘residuary estate’ zes ‘shares’ toebedeeld heeft gekregen en haar vier zussen ieder één ‘share’ toebedeeld hebben gekregen. Dat zij recht heeft om gebruik te maken van [kasteel] en het appartement, volgt de kantonrechter ook. Dat zij een groter erfdeel heeft ontvangen dan haar zussen, betekent echter niet dat zij betreffende het gebruiksrecht van [kasteel] en alle daarbij horende zaken meer rechten heeft dan haar (half)zussen. Voor de gebruiksrechten van de bloedverwanten in de rechte lijn van [C] moet namelijk gekeken worden naar de ‘overeenkomst ter zake van gebruiksrechten’ die [C] heeft gesloten met [stichting] .
Uit deze overeenkomst volgt dat alle bloedverwanten in de rechte lijn deze gebruiksrechten kunnen uitoefenen. Daaraan zijn echter wel enkele beperkingen verbonden, zoals de hiervoor genoemde beperking qua periode(s) waarin het kasteel en/of het appartement in het chatelet kan worden gebruikt. Daarnaast gelden er bepaalde verplichtingen voor de gebruikers van het kasteel en/of het appartement in het chatelet, die er kort gezegd op neerkomen dat een gebruiker zorgvuldig en behoorlijk gebruik dient te maken van het kasteel en/of het appartement en dat zij moeten betalen voor de kosten van het gebruik. Een volgende beperking in het gebruik is dat de vertegenwoordiger van de familie aan [stichting] moet laten weten welke bloedverwant wanneer gebruik zal maken van het gebruiksrecht. Deze vertegenwoordiger van de familie is, voor zover op dit moment duidelijk, [D] (hierna: [D] ), de (half)zus van [eiseres] . Namens [eiseres] is tijdens de zitting verklaard dat [D] tot 2017 ‘head of the family’ was en daarna niet meer, maar dat blijkt nergens uit. [gedaagde] heeft dit ook weersproken en heeft hiervoor verklaringen overgelegd van de overige drie zussen waarin zij verklaren dat [D] nog steeds geldt als vertegenwoordiger van de familie. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [D] de bedoelde vertegenwoordiger van de familie is en zij de coördinerende taak uitoefent, die genoemd staat in de gebruiksovereenkomst met [stichting] . Uit de stukken en hetgeen besproken is op de zitting, blijkt dat [D] [eiseres] de toegang tot het kasteel en het appartement in het chatelet in ieder geval sinds maart 2021 meerdere keren heeft ontzegd. Kennelijk omdat er in het verleden tijdens haar verblijven in het kasteel enkele voorvallen zijn geweest op [kasteel] . Of [D] zich hiermee een grotere rol toe-eigent dan toegestaan, is een kwestie die [eiseres] af dient te wikkelen met [D] en niet met [gedaagde] . [gedaagde] dan wel [stichting] heeft zich alleen te houden en houdt zich aan de afspraken die gemaakt zijn in de overeenkomst met [C] . Daar heeft [gedaagde] dan wel [stichting] ook belang bij omdat zij zorg draagt voor het behoud van [kasteel] en zij het daarin gevestigde museum volgens de regels moet kunnen exploiteren. De kantonrechter onderkent dus dat [eiseres] , net als haar zussen, moet kunnen vertoeven in het kasteel en/of het chatelet met inachtneming van de daarbij behorende verplichtingen als gebruiker. Maar over de kwestie van het niet toegelaten worden tot [kasteel] en het appartement kan niet in deze procedure worden beslist. Daarvoor moet [eiseres] in overleg treden met [D] .
3.6.
Op grond van het voorgaande zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
3.7.
Omdat [eiseres] in het ongelijk wordt gesteld in deze procedure, zal zij de proceskosten van [gedaagde] moeten vergoeden. De kosten aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 747,00 aan salariskosten voor de gemachtigde(n).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.