ECLI:NL:RBMNE:2022:2126

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
9882360 / MV EXPL 22-68
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uitvoering van renovatiewerkzaamheden en gedogen door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting De Alliantie en een niet verschenen gedaagde. De Alliantie vorderde een machtiging om resterende werkzaamheden uit te voeren in het kader van een verduurzamingsplan voor een huurwoning. De Alliantie stelde dat meer dan 70% van de huurders had ingestemd met het plan en dat de gedaagde niet had gereageerd op eerdere verzoeken om medewerking. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de vorderingen van De Alliantie niet onrechtmatig waren, met uitzondering van de vordering om de ontruiming met behulp van de sterke arm te laten uitvoeren, wat overbodig werd geacht. De rechter verleende verstek tegen de niet verschenen gedaagde en machtigde De Alliantie om de werkzaamheden uit te voeren, met de verplichting voor de gedaagde om toegang te verlenen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de gedaagde kan in de kosten worden veroordeeld indien niet aan de veroordelingen wordt voldaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 3 juni 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9882360 / MV EXPL 22-68 van
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres, hierna ook te noemen: De Alliantie,
gemachtigde: mr. H. Saritas-Sevim,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 19 mei 2022.
1.2.
Op 30 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank Midden-Nederland in Almere. Namens De Alliantie zijn de heer [A] (werkzaam bij De Alliantie als bewonersbegeleider), mevrouw [B] (werkzaam bij De Alliantie als bewonersbegeleider) en mr. H. Saritas-Sevim verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken op de zitting.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De Alliantie vordert, bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad – samengevat – een machtiging om de in het verduurzamingsplan genoemde resterende werkzaamheden in en aan de woning met berging aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) uit te voeren. Daarnaast vordert De Alliantie veroordeling van [gedaagde] om de uitvoering van deze werkzaamheden te gedogen en medewerking te verlenen, waaronder het onbelemmerd verschaffen van toegang tot de woning, alsmede de woning ter beschikking te stellen aan De Alliantie, op straffe van een al dan niet gedeeltelijke ontruiming van de woning gedurende de werkzaamheden, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm en daarbij de beveltermijn op nihil te stellen. De Alliantie vordert tevens veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten indien [gedaagde] deze kosten niet tijdig aan De Alliantie voldoet.
2.2.
Aan haar vordering legt De Alliantie ten grondslag dat meer dan 70% van de huurders van het complex aan de [straat] in [woonplaats] heeft ingestemd met het verduurzamingsplan van De Alliantie. Omdat [gedaagde] zich niet binnen acht weken na het ontvangen van de kennisgeving dat meer dan 70% van de huurders met het verduurzamingsplan instemt, tot de kantonrechter heeft gewend, is de redelijkheid van het voorstel vast komen te staan en moet [gedaagde] De Alliantie gelegenheid geven tot de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden. De Alliantie heeft van november 2021 tot en met april 2022 op verschillende manieren geprobeerd om in contact te komen met [gedaagde] zodat de resterende werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Ondanks diverse herinneringen van De Alliantie heeft [gedaagde] hierover geen contact opgenomen. De werkzaamheden aan de woning van [gedaagde] hadden moeten starten op 22 november 2021, echter zijn deze deels stilgelegd omdat [gedaagde] niet meewerkt en geen toegang verleent. Als de werkzaamheden niet op korte termijn kunnen worden uitgevoerd loopt het project vertraging op waardoor De Alliantie (nog meer) schade lijdt, omdat de aannemer in dat geval een extra moment moet inplannen om de werkzaamheden uit te voeren. In dit kader heeft De Alliantie een spoedeisend belang bij haar vordering.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
3.2.
Van een spoedeisend belang van De Alliantie bij haar vorderingen is naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam gebleken.
3.3.
De vorderingen van De Alliantie komen de kantonrechter niet onrechtmatig, dan wel ongegrond voor, behalve voor wat betreft de gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is. Daarbij is gevorderd om de beveltermijn op nihil te stellen. Vast staat echter nu al dat de eventuele ontruiming op 17 juni 2022 plaats zal moeten vinden en staat het De Alliantie vrij om nu reeds – met inachtneming van de termijn van drie dagen – een dergelijk bevel te geven, zodat daarvan indien nodig gebruik kan worden gemaakt en er dus geen aanleiding bestaat om de beveltermijn op nihil te stellen. De vorderingen zullen dan ook worden toegewezen, zoals onder de beslissing vermeld.
3.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Alliantie worden begroot op:
- explootkosten € 127,43
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
498,00
Totaal € 753,43
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover zullen worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

4.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ;
4.2.
machtigt De Alliantie om de in het verduurzamingsplan genoemde resterende werkzaamheden in en aan de woning met berging aan de [adres] in [woonplaats] uit te voeren;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om de uitvoering van de onder 4.2 bedoelde werkzaamheden te gedogen door daaraan zijn onvoorwaardelijke en volledige medewerking te verlenen, waaronder het verschaffen van toegang tot de woning met berging aan de door De Alliantie met de uitvoering belaste personen en haar aannemers, alsmede de woning met berging op een zodanige wijze ter beschikking te stellen dat de werkzaamheden ongehinderd kunnen worden uitgevoerd;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] , indien hij naar de mening van De Alliantie niet of onvoldoende aan de onder 4.3 genoemde veroordeling voldoet, de woning met berging aan de [adres] in [woonplaats] gedurende de werkzaamheden en in ieder geval op 17 juni 2022, al dan niet gedeeltelijk, te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije en algehele beschikking te stellen aan De Alliantie, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd en daarbij wordt de beveltermijn op drie dagen gesteld;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van De Alliantie tot vandaag begroot op € 753,43;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijven aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen, indien na aanschrijving betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening van € 216,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.