ECLI:NL:RBMNE:2022:2107

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
UTR 22/1754
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet volgelopen dwangsom

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. De zaak betreft een besluit van verweerder tot oplegging van een last onder dwangsom voor het herstel van een keldermuur. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft eerder, op 17 december 2021, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft vervolgens op 20 april 2022 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het nieuwe beroep niet-ontvankelijk is, omdat de dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet volgelopen was op het moment van het sluiten van het onderzoek. De rechtbank stelt vast dat zolang de dwangsom nog niet is volgelopen, er geen procesbelang is voor het nieuwe beroep. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een inhoudelijke behandeling van het beroep rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is verklaard en dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Op 26 november 2018 heeft verweerder een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom genomen. De last ziet op herstel van de keldermuur van het pand aan de [adres] in [plaats] . Eiser heeft op 4 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Verweerder heeft niet op tijd op eisers bezwaar beslist en daarom heeft eiser verweerder op 14 september 2021 in gebreke gesteld.
Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep (zaaknummer UTR 21/4395) op 17 december 2021 gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de dag van verzending van die uitspraak alsnog een besluit te nemen op eisers bezwaar. Als verweerder dit niet doet verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Eiser heeft op 20 april 2022 opnieuw op beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. De rechtbank heeft in de uitspraak van 17 december 2021 voor het laatst een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een dwangsom. De rechtbank stelt vast dat de dwangsom uit de uitspraak van 17 december 2021 nog niet is volgelopen. De dwangsom loopt vol op 2 juni 2022.
3. De rechtbank overweegt, in lijn met vaste rechtspraak, dat een beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is zolang de dwangsom nog niet is volgelopen op het moment van het sluiten van het onderzoek wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser kan namelijk niet in een gunstigere positie komen te verkeren, omdat van de nog niet verbeurde dwangsommen nog steeds een prikkel uitgaat om een besluit te nemen. Als de rechtbank uitspraak doet zonder eerst een zitting te houden, wordt het onderzoek gesloten op de datum van de uitspraak. Omdat de dwangsom uit de uitspraak van 17 december 2021 pas op
2 juni 2022 is volgelopen, is dit opvolgende beroep niet-ontvankelijk.
4. Dat eiser enige tijd (tussen vollopen van de dwangsommen en een uitspraak van de rechtbank op een nieuw beroep niet tijdig beslissen) geen dwangsommen verbeurt, is op zichzelf geen reden om beroepen die al zijn ingediend voordat de dwangsommen zijn volgelopen, niet niet-ontvankelijk te verklaren en – zoals eiser kennelijk wil – hierop pas uitspraak te doen zodra de dwangsommen alsnog zijn volgelopen. Daarbij overweegt de rechtbank dat verweerder, ook tijdens het niet verbeuren van dwangsommen, nog steeds gehouden is de uitspraak van de rechtbank uit te voeren en dat ook van de wetenschap dat een geslaagd nieuw beroep niet tijdig beslissen op de loer ligt, een prikkel om snel te beslissen zou moeten uitgaan.
5. De rechtbank oordeelt verder dat er, anders dan eiser stelt, geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die een inhoudelijke behandeling toch mogelijk maken. Eiser stelt dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden en heeft daarbij verwezen op wat verweerder eerder tijdens een zitting in andere zaken heeft verklaard en waaruit volgens eiser blijkt dat verweerder ook in deze zaak geen uitvoering zal gaan geven aan de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank stelt echter vast dat uit de door eiser overgelegde zittingsaantekeningen van een zitting op 19 januari 2022 (in de zaken UTR 20/3167, UTR 30/3168 en UTR 20/466) juist blijkt dat er helemaal geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Verweerder stelt zich immers al langere tijd in voorgaande procedures ontwijkend op ten aanzien van de termijn waarop een besluit zal worden genomen. Hoewel dit op zichzelf genomen kwalijk is, is dit iets wat ook al bij de rechtbank bekend was toen zij op 17 december 2021 in de procedure UTR 21/4395 dwangsommen verbond aan de opdracht een besluit te nemen.
6. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.