In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [plaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Het beroep betreft het niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift dat eiser op 12 augustus 2019 indiende tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek. Eiser heeft in de afgelopen jaren meerdere keren beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, waarbij de rechtbank in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat verweerder binnen bepaalde termijnen moest beslissen, met de dreiging van dwangsommen bij niet-naleving.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat er al een eerder beroep (zaaknummer UTR 22/1508) aanhangig was dat betrekking had op hetzelfde rechtsfeit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een financiële prikkel voor verweerder bestaat om alsnog te beslissen op het bezwaarschrift van eiser, en dat het indienen van een nieuw beroep tegen hetzelfde rechtsfeit niet gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft daarom besloten om het beroep van eiser niet-ontvankelijk te verklaren, zonder dat er een zitting nodig was. Er is geen proceskostenvergoeding toegewezen.
De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier N.R. Hoogenberk, en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2022. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.