In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [plaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een verzoek om handhaving dat op 23 juli 2019 door verweerder is afgewezen, met betrekking tot het vermeend illegaal uithakken van een keldermuur in een pand op het adres [adres]. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing en heeft verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Eiser heeft vervolgens meerdere keren beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, waarbij de rechtbank in eerdere uitspraken dwangsommen heeft opgelegd aan verweerder voor het niet tijdig beslissen.
In de uitspraak van 20 mei 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de dwangsom uit de eerdere uitspraak van 26 november 2021 nog niet was volgelopen op het moment van het indienen van het beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is zolang de dwangsom nog niet is volgelopen, maar omdat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels was verstreken, is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 350,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 52.500,-. Eiser heeft ook recht op vergoeding van proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50, en het griffierecht van € 184,- moet door verweerder aan eiser worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.