ECLI:NL:RBMNE:2022:2098
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag die op 31 januari 2015 bekend was gemaakt, maar het bezwaarschrift was pas op 3 november 2020 ontvangen door de verweerder, wat te laat was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend, zoals voorgeschreven in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Tijdens de zitting, die via een Teams-verbinding plaatsvond, was eiser zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels MRE, was wel aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat eiser, een 88-jarige man, jarenlang te veel had betaald en dat hij aan het eind van zijn latijn is. De bedoeling van het bezwaar was om verweerder te verzoeken om ambtshalve de aanslagen te verminderen tot vijf jaar terug. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van eiser geen geldige reden vormden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep van eiser ongegrond was. Er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van de uitspraak.