ECLI:NL:RBMNE:2022:2098

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
UTR 21/454
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag die op 31 januari 2015 bekend was gemaakt, maar het bezwaarschrift was pas op 3 november 2020 ontvangen door de verweerder, wat te laat was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend, zoals voorgeschreven in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Tijdens de zitting, die via een Teams-verbinding plaatsvond, was eiser zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels MRE, was wel aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat eiser, een 88-jarige man, jarenlang te veel had betaald en dat hij aan het eind van zijn latijn is. De bedoeling van het bezwaar was om verweerder te verzoeken om ambtshalve de aanslagen te verminderen tot vijf jaar terug. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van eiser geen geldige reden vormden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift.

De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep van eiser ongegrond was. Er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/454
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 8 december 2020, waarin verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De zitting heeft via een Teams-verbinding plaatsgevonden op 2 mei 2022. Eiser is zelf niet verschenen, maar zijn gemachtigde wel. Namens verweerder is [A] verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en heeft zij onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 31 januari 2015. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 16 maart 2015 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 3 november 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
2. Verweerder heeft bij brief van 9 november 2020 gevraagd waarom het bezwaar te laat is ingediend. Eiser heeft naar aanleiding van deze brief op 30 november 2020 geen reden opgegeven voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Vervolgens heeft verweerder bij uitspraak van 8 december 2020 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. Eiser betwist niet dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Gemachtigde van eiser voert tijdens zitting aan dat eiser een 88-jarige man is die jarenlang te veel heeft betaald en aan het eind van zijn latijn is. De bedoeling van het bezwaar en het beroep is, dat verweerder (alsnog) ambtshalve tot vijf jaar terug de aanslagen vermindert.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hiermee geen geldige reden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift gegeven. Dat eiser graag een ambtshalve vermindering van zijn aanslagen wil, kan in deze beroepszaak geen rol spelen. Hier gaat het immers alleen om de vraag of zijn bezwaarschrift tegen de aanslag van 31 januari 2015 op tijd was.
5. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2022.
de griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.