In deze zaak heeft verzoekster op 4 februari 2022 een verzoek ingediend om een tijdelijke maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), specifiek gericht op vrouwenopvang of kindvriendelijke daklozenopvang. Verzoekster heeft verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verzocht om onverwijld een besluit te nemen, met een deadline van 7 februari 2022. Na het verstrijken van deze termijn heeft verzoekster op 8 februari 2022 verweerder in gebreke gesteld en beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Op 15 februari 2022 heeft verweerder echter een besluit genomen, waarin verzoekster geen toegang werd verleend tot de maatschappelijke opvang op grond van de Wmo.
Verzoekster heeft haar beroep op 23 februari 2022 ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet in aanmerking komt voor een proceskostenveroordeling, omdat de ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank concludeert dat verweerder op het moment van de ingebrekestelling niet in gebreke was om een besluit te nemen, aangezien verzoekster op dat moment over voldoende middelen beschikte om zelf onderdak te bekostigen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding is om te concluderen dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek van verzoekster.