ECLI:NL:RBMNE:2022:2088

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
16.285136.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met twee jonge meisjes, gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden opgelegd

Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met twee jonge meisjes van 7 en 8 jaar oud. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten een contactverbod met de slachtoffers en hun directe familie, alsook een locatieverbod voor de woningen van de meisjes. De rechtbank oordeelde dat het belang van de slachtoffers zwaarder weegt dan dat van de verdachte, vooral gezien het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank legde ook een vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaren, die direct uitvoerbaar is.

De zaak kwam aan het licht na een melding op 7 oktober 2021, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het betasten van de meisjes in een speeltuin. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk ontuchtige handelingen heeft gepleegd, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordeling van de verdachte voor vergelijkbare misdrijven. De verdachte heeft een pedofiele stoornis en een stoornis in alcoholgebruik, wat de rechtbank in haar overwegingen heeft meegenomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de vader van een van de slachtoffers, toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 1.636,30 is vastgesteld, inclusief immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.285136.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. van der Zee en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij, [A] (vader van [slachtoffer 1] ) en zijn raadsvrouw mr. N. Durdabak, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
Op 7 oktober 2021 in [plaatsnaam 1] , buiten echt, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
feit 2:
In de periode van 1 september 2021 tot en met 20 oktober 2021 in [plaatsnaam 1] , buiten echt, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw subsidiair vrijspraak bepleit omdat de ten laste gelegde periode niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal op de standpunten en verweren van de raadsvrouw, voor zover van belang, hieronder bij punt 4.3 ingaan.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 7 oktober 2021 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 07 oktober 2021 was ik, verbalisant [verbalisant 1] , belast met de incidentenafhandeling bij politie Midden-Nederland, gemeente [gemeente] . Omstreeks 17:35 uur kreeg ik van de meldkamer het verzoek om te gaan naar [adres 2] te [plaatsnaam 1] , alwaar er een man aan een meisje had gezeten. Het meisje vertelde dat zij [slachtoffer 1 (voornaam)] heette. Zij zei dat zij in de speeltuin aan het spelen was en dat daar een man aan kwam lopen. De man trok vervolgens zomaar het shirt omhoog en zat aan haar tepels en aan haar navel. Ik zag dat het meisje begon te huilen terwijl ze dit vertelde. [2]
Op 12 oktober 2021 is de getuige [slachtoffer 1] gehoord. Verbalisant [verbalisant 2] heeft daarover het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 12 oktober 2021 om 10:00 uur werd in de kindvriendelijke studio op de
locatie [.] gehoord de getuige:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1 (voornamen)]
Geboren: [2013]
Getuige verklaarde dat ze samen met 3 vriendinnen, [B (voornaam)] , [slachtoffer 2 (voornaam)] en [C (voornaam)] in de speeltuin vlakbij de [straatnaam 2] was. Dat het op een donderdag was, zes dagen geleden. Dat de meneer haar shirt omhoog deed en aan haar zo en zo en navel ging voelen. Opmerking verbalisant: Bij het woordje zo en zo.. wrijft getuige met haar handen over borsten en buik. Dat de meneer rondjes draaide en voelde over haar borsten, tepels, buik en navel. Dat de meneer zei “oh wat zacht, dat is echt lekker”. Dat de meneer had gezegd nog een (1) keertje en het nog een keer wilde doen. Dat de meneer die dit bij haar gedaan heeft van zijn voornaam “ [verdachte (voornaam)] ” heet en op [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] woont. [3]
Op 20 oktober 2021 is de getuige [slachtoffer 2] gehoord. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben daarover het volgende opgenomen:
Op woensdag 20 oktober 2021 om 10:00 uur werd in de kindvriendelijke studio op de locatie [..] gehoord de getuige:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2 (voornaam)]
Geboren: [2014]
Een man ging mij roepen. Hij ging aan mijn billen zitten. Met zijn handen. Die voelde met zijn vingers wiebelen. Dat was onder mijn kleren. Hij trok mijn broek naar achteren. Daar was mijn onderbroek en hij zat onder mijn onderbroek.
[opmerking verbalisant:] [slachtoffer 2 (voornaam)] wijst haar bilspleet aan.
Hij stond achter mij. Hij zei je bent zacht en ik was de zachtste. Ik voelde dat hij wiebelde, een soort van kietelen. Het gebeurde op één dag. Ik was met [C (voornaam)] , [slachtoffer 1 (voornaam)] en [B (voornaam)] . [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 18 mei 2022 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer 1 (voornaam)] aangeraakt en tegen haar gezegd: “Wat ben je zacht”. Ik heb haar buik aangeraakt. Het zou kunnen dat ik haar onder haar kleding heb aangeraakt. Zij stond aan de andere kant van mijn tuinhekje.
[slachtoffer 2 (voornaam)] heb ik met één arm opgetild. Ik heb haar over haar billen geaaid en geknepen. Dit kan onder haar rokje zijn geweest. Dat was tijdens het optillen. Ik heb haar mogelijk ook gekieteld. Dit vond op dezelfde dag plaats als de aanraking van [slachtoffer 1 (voornaam)] .
De aanrakingen kunnen wel onzedelijk zijn geweest. Het was een impuls. [5]
Bewijsoverweging
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit.
Ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1]Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] onder haar kleren heeft betast aan haar buik, navel en borsten.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de door verdachte uitgevoerde handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1 (voornaam)] niet kunnen worden aangemerkt als ontuchtige handelingen. Ook zou verdachte geen opzet hebben gehad op het plegen van ontuchtige handelingen.
De rechtbank overweegt dat ontuchtige handelingen zien op handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Hieronder valt zonder meer het onder de kleding betasten van buik, borst en navel van een (destijds) achtjarig meisje. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ook opzet gehad op het plegen van deze gedragingen die als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Uit de verklaring van [slachtoffer 1 (voornaam)] volgt dat verdachte onder haar kleren over haar buik, navel en borsten heeft gewreven. Daarbij heeft hij gezegd dat zij lekker en zacht aanvoelde, en dat hij het nog een keer wilde doen. Hieruit volgt het opzet. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het scenario van verdachte, waarbij een en ander per ongeluk zou zijn gegaan, terwijl [slachtoffer 1 (voornaam)] zich bevond aan de andere kant van een hekje op heuphoogte.
Betrouwbaarheid [slachtoffer 2]Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 2] onder haar kleding heeft betast aan haar billen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar is en van het bewijs moet worden uitgesloten, om de volgende redenen:
- De verklaring van [slachtoffer 2 (voornaam)] vindt op hoofdzaken geen steun in andere bewijsmiddelen.
- Het zou kunnen dat [slachtoffer 2 (voornaam)] handelingen die verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1 (voornaam)] heeft verricht op zichzelf heeft betrokken.
- Er liggen uiteenlopende verklaringen over de aanleiding tot het tenlastegelegde.
- [slachtoffer 2 (voornaam)] verklaart dat verdachte met zijn handen in haar broek is geweest, terwijl zij die dag een rok of jurkje droeg.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2 (voornaam)] betrouwbaar is. In de kern verklaart zij consistent over het feit dat zij door verdachte onder haar kleding is betast aan haar billen. Daarbij heeft zij tijdens haar verhoor in de kindvriendelijke studio ook gewezen naar haar billen. Haar verklaring wordt voor een belangrijk deel ook onderschreven door de verklaring van verdachte. Verdachte heeft immers verklaard dat hij haar over haar billen heeft geaaid en geknepen, mogelijk onder haar rokje. Reeds hierom is de verklaring van [slachtoffer 2 (voornaam)] voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat het bewijs ook overtuigend is. Daarbij neemt zij mede in aanmerking dat het gaat om twee zeer jonge meisjes die los van elkaar verklaard hebben dat zij op dezelfde dag onder hun kleding zijn betast door verdachte. Daarbij valt op dat beide meisjes verklaren dat de verdachte hen ‘zacht’ heeft genoemd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
hijopof omstreeks 7-10-20217 oktober 2021 te [plaatsnaam 1] ,althans in Nederland,met [slachtoffer 1] geboren op [2013] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens)
- het(onder de kleding)betasten/aanraken van de borst(en)en/ofde buik en/ofde navel van die [slachtoffer 1 (voornaam)] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 20-10-2021op 7 oktober 2021 te [plaatsnaam 1], althans in Nederland,met [slachtoffer 2] geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te wetenmeermalen, in elk geval eenmaal (telkens)
- het(onder de kleding)betasten/aanraken van de billen van die [slachtoffer 2 (voornaam)] en/of
- het op/over de billen en/oftussen de billen op- en neergaande en/of heen- en weergaande bewegingen maken met zijn handen en/of vingers.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feiten 1 en 2, telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezengeachte gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar familie, een contactverbod met [slachtoffer 2] en haar familie, een locatieverbod van ongeveer 300 meter rondom de speeltuin gelegen aan [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] , reclasseringstoezicht en ambulante behandeling;
- aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte op te leggen voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod en locatieverbod zoals hiervoor genoemd, waarbij per overtreding een hechtenis van 2 weken met een maximum van zes maanden kan worden opgelegd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Volgens de Richtlijn strafvordering seksueel misbruik minderjarigen wordt voor soortgelijke zaken een gevangenisstraf geëist tussen de drie en twaalf maanden. Gelet op de relevante jurisprudentie wordt veelal drie tot zes maanden gevangenisstraf opgelegd. Verdachte zit nu zeven maanden vast. De raadsvrouw heeft verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de duur van de voorlopige hechtenis op het moment van de uitspraak niet overschrijdt.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht geen proeftijd van vijf jaar op te leggen, maar deze te beperken tot drie jaar. De gevorderde bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd met uitzondering van het locatieverbod. Dit is te verstrekkend, omdat het zou betekenen dat verdachte moet verhuizen.
De raadsvrouw heeft verzocht om naast de bijzondere voorwaarden niet tevens een maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen, omdat dit een dubbele belasting is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft bij een speeltuin bij zijn huis twee jonge meisjes, van zeven en acht jaar oud, onzedelijk betast, door het ene meisje over haar borsten, buik en navel te betasten en het andere meisje op en tussen de billen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze zeer jonge meisjes. Het is een feit van algemene bekendheid dat door dergelijk misbruik de seksuele ontwikkeling van de meisjes kan worden verstoord. Ook levert ontucht met kleine kinderen veelal onrust en gevoelens van onveiligheid op in de directe omgeving en in bredere kring van de samenleving. Dat deze feiten grote impact hebben op de slachtoffers en hun familie is eveneens duidelijk. Een en ander is ook gebleken uit de slachtofferverklaring die de vader van [slachtoffer 1 (voornaam)] ter zitting heeft voorgedragen.
De rechtbank neemt het verdachte extra kwalijk dat hij zo heeft gehandeld terwijl hij een gewaarschuwd man was. Zoals uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 december 2021 blijkt is verdachte eerder veroordeeld voor seksueel misbruik van kinderen. Dit neemt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee.
Des te schrijnender is het dat deze eerdere veroordeling ziet op seksueel misbruik van de oudere zus van [slachtoffer 1 (voornaam)] , destijds een meisje van vier jaar. Verdachte heeft zich daarmee vergrepen aan twee meisjes uit hetzelfde gezin. Verdachte heeft door het plegen van ontucht met [slachtoffer 1 (voornaam)] zeer groot leed toegebracht aan een gezin dat blijkens de slachtofferverklaring nog altijd doende was het misbruik van de oudere zus van [slachtoffer 1 (voornaam)] te verwerken en een plaats te geven. Het moment waarop [slachtoffer 1 (voornaam)] aan haar vader de woning van verdachte aanwees en haar vader de naam van de bewoner herkende, moet zeer confronterend zijn geweest.
De persoon van verdachte
Bij het nemen van haar beslissing heeft de rechtbank kennis genomen van:
- een reclasseringsadvies van 28 februari 2022, uitgebracht door [D] , reclasseringswerker bij [instelling 1] ;
- een psychologisch rapport van 12 januari 2022, uitgebracht door [E] , GZ-psycholoog.
Uit het psychologisch rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis en een stoornis in alcoholgebruik. Er zijn onvoldoende criteria om een persoonlijkheidsstoornis vast te stellen, maar de persoonlijkheid van verdachte vertoont wel enkele disfunctionele trekken. De stoornissen waren aanwezig ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, maar de doorwerking van deze stoornissen was niet zodanig dat verdachte niet in staat zou zijn ander gedrag te vertonen. De tenlastegelegde feiten kunnen hem daarom worden toegerekend.
De kans op recidive wordt laag geschat. Ondanks dat verdachte eerder een ambulante behandeling heeft gevolgd wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag met een minderjarige, is zijn probleembesef en -inzicht zeer beperkt.
De psycholoog heeft geen interventieadvies kunnen geven vanwege het ontbreken van doorwerking van de pathologie op het gedrag van verdachte.
De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen van de psycholoog. Zij schatten het recidiverisico op korte termijn laag in, op middellange termijn wordt deze middelmatig geschat. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven geen meerwaarde in ambulante psychologische behandeling en reclasseringstoezicht te zien. Reclasseringstoezicht en een behandeling lijken volgens de reclassering dan ook eerder een schijnveiligheid te creëren dan daadwerkelijk recidive te voorkomen. Het wordt daarom niet geadviseerd door de reclassering. Wel heeft de reclassering geadviseerd om een contactverbod met de slachtoffer op te leggen.
Ter zitting heeft verdachte echter aangegeven dat hij wel mee wil werken aan behandeling, om zo te onderzoeken waarom hij zo heeft gehandeld.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen in zoverre over dat zij van oordeel is dat de feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank is voorts van oordeel dat er wel degelijk een aanzienlijk recidiverisico bestaat. Verdachte heeft zich op één dag vergrepen aan twee meisjes, waarbij geldt dat hij reeds eerder was veroordeeld voor seksueel misbruik van een minderjarige. Verder is vastgesteld dat hij een pedofiele stoornis en een stoornis in alcoholgebruik heeft. Tegelijkertijd lijkt het probleembesef van verdachte zeer laag te zijn en heeft een eerdere behandeling niet het gewenste effect gehad. Deze combinatie van factoren maakt dat de rechtbank een andere inschatting van het recidiverisico maakt dan de deskundigen. Het maakt ook dat de rechtbank de noodzaak ziet van reclasseringstoezicht en (verdere) behandeling in een verplicht kader, en een alcoholverbod.
De straf
De rechtbank heeft bij het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen voor de slachtoffers kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij wordt rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank zal de verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen van vijftien maanden, met aftrek.
Een gedeelte van deze straf, te weten zes maanden, zal zij voorwaardelijk opleggen met als doel dat dit verdachte ervan zal weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van vijf jaren, nu de problematiek bij verdachte hardnekkig lijkt en zijn probleembesef laag.
Ter beperking van het herhalingsgevaar legt de rechtbank als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar (directe) familie op, en een contactverbod met [slachtoffer 2] en haar (directe) familie. De rechtbank zal ook een locatieverbod opleggen. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank dat locatieverbod niet koppelen aan het speeltuintje aan [straatnaam 1] , maar aan de woningen van de slachtoffers in deze zaak. Concreet gaat het dan om een locatieverbod van 300 meter rondom de woningen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Tevens legt de rechtbank een meldplicht bij de reclassering op, de verplichting om zich onder behandeling te stellen van [instelling 2] voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht, en een verbod om alcohol te gebruiken.
De rechtbank begrijpt dat het locatieverbod met zich meebrengt dat verdachte een andere woning zal moeten zoeken. Dat is een vergaande consequentie, maar de rechtbank acht deze voorwaarde proportioneel, met name nu verdachte meerdere slachtoffers binnen hetzelfde gezin heeft gemaakt. Het belang van de slachtoffers weegt in dit opzicht zwaarder dan de belangen van verdachte.
De rechtbank legt een alcoholverbod op nu er volgens de psycholoog sprake is van een stoornis in alcoholgebruik, en de verdachte naar eigen zeggen ten tijde van het bewezenverklaarde alcohol had gedronken. Hoe veel dat is geweest, is niet duidelijk geworden, maar er bestaan wel degelijk zorgen. Dit volgt ook uit de opmerking van verdachte tijdens de zitting dat hij wil stoppen met alcoholgebruik.
De rechtbank legt een proeftijd op die langer is dan drie jaar, nuer ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank vindt dat een lange proeftijd geboden is om behandeling van de verdachte te laten slagen (het beperkte probleembesef in aanmerking nemend), en om de slachtoffers langere tijd tegen verdachte te beschermen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank zal bovendien voor de beveiliging van de maatschappij en voor het voorkomen van strafbare feiten op de voet van artikel 38v Wetboek van Strafrecht bevelen dat verdachte:
  • zich niet ophoudt binnen een straal van 300 meter van de woningen van [slachtoffer 1] aan [adres 2] , [postcode 2] in [plaatsnaam 1] en van [slachtoffer 2] aan [adres 3] , [postcode 3] in [plaatsnaam 1] ;
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] en haar directe familie;
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 2] en haar directe familie.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van twee jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal veertien dagen hechtenis
per keer worden opgelegd, met een maximum van zes maanden;
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat zowel de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd, het toezicht door de reclassering en de maatregel dadelijk uitvoerbaar zijn.
De voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.

9.BENADEELDE PARTIJ

[A] , wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.636,30 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 136,30 materiële schade, bestaande uit reiskosten, en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Daarnaast is € 72,80 aan proceskosten gevorderd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de verzochte materiële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Ook de immateriële schade komt geheel voor vergoeding in aanmerking omdat de schade voldoende evident is, zodat er geen onderzoek door een psycholoog nodig is. Daarbij moet het bedrag vermeerderd worden met de wettelijke rente en moet er toepassing gegeven worden aan de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden, gelet op de bepleitte vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en nadere onderbouwing een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair is aangevoerd dat ten aanzien van de materiële schade het gevorderde bedrag per kilometer onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade is aangevoerd dat er geen sprake is van rechtstreekse schade door het onderhavige strafbare feit, omdat de benadeelde stelt dat de grote impact vooral ligt in de eerdere veroordeling van verdachte. Dat verdachte veel leed heeft veroorzaakt aan [slachtoffer 1] wordt niet onderbouwd. Ten slotte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het aangehaalde arrest niet vergelijkbaar is en geen onderbouwing kan bieden voor een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade. Er is verzocht om bij toewijzing van een bedrag aan immateriële schade, dit bedrag te matigen tot € 1.000,-.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schadeDe rechtbank zal de benadeelde partij ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld. Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van dit feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert het materiële gedeelte hiervan, te weten ten gevolge van het feit gemaakte reiskosten, op € 136,30.
Immateriële schadeVoor wat betreft het immateriële gedeelte overweegt de rechtbank het volgende. Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of door een aantasting in de persoon op andere wijze.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending, aannemelijk is dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Voorts zijn de gevolgen van het tenlastegelegde in de vordering toegelicht: [slachtoffer 1 (voornaam)] is angstig geworden en durfde een tijd niet meer buiten te spelen. De eerste weken na het voorval was ze verdrietig en moest veel huilen. Ook had ze moeite om in slaap te komen. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schadevergoeding op € 1.500,- vaststellen. Daarbij speelt een rol dat [slachtoffer 1 (voornaam)] deel uitmaakt van een reeds getroffen gezin en dat in zoverre de consequenties voor haar ook zwaarder zijn geweest.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, de pleegdatum, 7 oktober 2021.
Daarnaast zal de rechtbank, om te bevorderen dat de schade wordt vergoed, de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
ProceskostenReiskosten die in het kader van de vorderingsprocedure en van het strafproces worden gemaakt komen in aanmerking voor vergoeding in het kader van proceskosten in de zin van art. 532 Sv. De rechtbank zal ten aanzien van de benadeelde partij een bedrag voor proceskosten toewijzen tot € 72,80.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van
de gevangenisstraf een gedeelte van 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 5 (vijf)jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en haar directe familie, te weten haar ouders en haar zus, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] en haar directe familie, te weten haar ouders en haar broers en/of zussen, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* zich niet zal bevinden binnen een straal van 300 (driehonderd) meter van de woningen van [slachtoffer 1] aan [adres 2] , [postcode 2] in [plaatsnaam 1] en van [slachtoffer 2] aan [adres 3] , [postcode 3] in [plaatsnaam 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich bij [instelling 1] ( [adres 4] , [postcode 4] in [plaatsnaam 2] ) zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van [instelling 2] of een soortgelijke zorginstelling door de reclassering te bepalen, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- de politie houdt toezicht op de contact- en locatieverboden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 (twee) jaren;
  • beveelt dat verdachte
  • zich niet ophoudt binnen een straal van 300 (driehonderd) meter van de woningen van [slachtoffer 1] aan [adres 2] , [postcode 2] in [plaatsnaam 1] en van [slachtoffer 2] aan [adres 3] , [postcode 3] in [plaatsnaam 1] ;
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] en haar directe familie, te weten haar ouders en haar zus;
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 2] en haar directe familie, te weten haar ouders en haar broers en/of zussen;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door ten hoogste 14 (veertien) dagen hechtenis per keer, met een maximum van 6 (zes) maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [A] gemaakt, tot op heden begroot op € 72,80 (tweeënzeventig euro tachtig cent), en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan verdachte de
  • bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mr. H.B.W. Beekman en mr. V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 7-10-2021 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland, met [slachtoffer 1] geboren op [2013] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
meermalen, in elk geval eenmaal (telkens)
- het (onder de kleding) betasten/aanraken van de borst(en) en/of de buik en/of de navel van die [slachtoffer 1 (voornaam)] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 20-10-2021 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland, met [slachtoffer 2] geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, in elk geval eenmaal (telkens)
- het (onder de kleding) betasten/aanraken van de billen van die [slachtoffer 2 (voornaam)] en/of
- het op/over de billen en/of tussen de billen op- en neergaande en/of heen- en weergaande bewegingen maken met zijn handen en/of vingers.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 februari 2022, genummerd 2021319929, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 151. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 9.
3.Pagina’s 32 en 33.
4.Pagina’s 44 tot en met 46.
5.Verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 18 mei 2022.