4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen
Inleidende opmerking
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten onder feit 1, zaak 1 en 2 en feit 4 bekend. Door de raadsman van verdachte is ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank hieronder bij de uitwerking van deze feiten met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met de opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 1, zaak 1 ( [adres] )
1.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
2.
De aangifte van [aangever 1]
Feit 1, zaak 2 ( [adres] )
1.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
2.
De aangifte van [aangever 2]
Feit 1, zaak 3 ( [adres] )
1.
De aangifte van [aangever 3]
Omschrijving aangifte.
Feit: Gekwalificeerde diefstal in/uit woning (poging)
Ik ben bewoner van perceel [adres] te [woonplaats] . Op donderdag 25 november 2021, omstreeks 17.30 uur, heb ik de woning via de voordeur verlaten. De woning was geheel intact en ik sloot de voordeur af met het nachtslot met de sleutel.
2.
De beschrijving van de camerabeelden
Op de beelden is de datum van 26 november 2021 weergegeven. Tevens is het begintijdstip en het eindtijdstip van het filmpje weergegeven, namelijk 05.20.20 uur en 05.20.47 uur.
05.20.25Op de beelden is rechts een muur te zien die zich bevindt naast de voordeur tussen perceel 45 en 47 in. Er verschijnt linksvan de muur een persoon in beeld.
05.20.29Het lijkt of deze persoon met zijn handen draaiende bewegingen maakt. Hierna verdwijnt de persoon rechts uit beeld achter het muurtje.
05.20.33Even later is te zien is dat links naast het muurtje een paar keer een ellenboog naar links en rechts beweegt, kennelijk van dezelfde persoon. Vermoedelijk is dezelfde persoon iets aan het doen voor de voordeur van nummer [huisnummer] .
3.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Ik herken mijzelf op de camerabeelden.
Feit 4, zaak 6 ( [adres] )
1.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
2.
De aangifte van [aangever 6]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1, zaak 3 ( [adres] )
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden, maar dat hij niet heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] . Verdachte heeft ter zitting zijn werkwijze uitgelegd. Zo zou hij elke keer een nieuw ijzerdraad uit een kettingkast van een omafiets pakken, deze vervolgens ombuigen, dan ter oriëntatie door de straat lopen en bij de eerste deur beginnen. In de nacht van 26 november 2021 is hij de [straat] ingelopen vanaf de kant van huisnummer [huisnummer] , daar bij het muurtje heeft hij het ijzerdraad omgebogen, vervolgens heeft hij zijn oriëntatierondje gelopen en is hij begonnen met inbreken bij huisnummer [huisnummer] . Bij huisnummer [huisnummer] is hij binnen geweest, maar heeft hij geen goederen meegenomen. Vervolgens heeft hij geprobeerd om in te breken bij huisnummer [huisnummer] , maar daar bleef zijn hengel haken en heeft hij zijn poging gestaakt. Verdachte verklaart na huisnummer [huisnummer] weg te zijn gegaan. Verdachte stelt dat hij niet binnen is geweest bij huisnummer [huisnummer] en dit ook niet heeft geprobeerd.
Uit de aangifte van [aangever 1] , bewoner van [adres] , blijkt dat aangever rond 05:22 uur wakker werd van gerommel aan zijn brievenbus. Dit blijkt later verdachte te zijn. Verdachte is om 05:20 uur te zien op de camerabeelden van [adres] . Als de lezing van verdachte zou worden gevolgd, zou dit betekenen dat verdachte in twee minuten tijd de hengel heeft gebogen bij [adres] , oriënterend in de straat heeft rondgelopen, heeft ingebroken bij [adres] , daar naar binnen is gegaan, lades heeft opengetrokken en heeft gezocht naar goederen van waarde en vervolgens naar [adres] is gelopen om daar te proberen om in te breken. Het is onwaarschijnlijk dat voornoemde gang van zaken in een tijdsbestek van twee minuten heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet aannemelijk geworden. Op de camerabeelden is weliswaar niet duidelijk te zien dat verdachte probeert in te breken bij [adres] , maar op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van verdachte (zich begeven vlakbij de voordeur, draaiende bewegingen maken met zijn handen en vervolgens een paar keer bewegen met zijn ellenboog van links naar rechts), de ongeloofwaardigheid van de verklaring van verdachte en het feit dat verdachte in de [straat] was met als doel meerdere woninginbraken te plegen in die nacht, stelt de rechtbank vast dat verdachte ook heeft gepoogd in te breken bij de woning aan [adres] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit 1, zaak 3 bewezen kan worden verklaard.