In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de bouw van een golfclubhuis met afslaggebouw in het recreatiegebied. De ontwikkelingsmaatschappij [A] heeft een omgevingsvergunning aangevraagd, maar omwonenden, de verzoekers, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de vergunning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 11 maart 2022, waarbij de verzoekers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. W. van Galen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, ondanks het standpunt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt dat dit niet het geval was. De verzoekers voerden aan dat het voorgenomen gebruik van het golfclubhuis in strijd was met de bestemmingsomschrijving en dat de horecafunctie niet ondergeschikt was aan de hoofdfunctie van de golfbaan. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er een gewijzigde aanvraag was ingediend, waarin de horecafunctie uit het hoofdgebouw was verwijderd.
Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat de gewijzigde aanvraag voldeed aan de planregels en dat de bezwaren van de verzoekers voornamelijk gericht waren op de horecafunctie. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter veroordeelde het college echter wel in de proceskosten van de verzoekers, tot een bedrag van € 1.518,00, en bepaalde dat het griffierecht van € 184,- door de verweerder aan de verzoekers moest worden vergoed.