In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, genomen op 7 september 2021. Na een wijziging van dit besluit door verweerder op 27 januari 2022, trok verzoekster haar beroep in en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder gaf aan bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden. De rechtbank stelde de proceskosten van verzoekster vast op € 759,- en veroordeelde verweerder tot betaling van dit bedrag, evenals het griffierecht van € 49,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.