ECLI:NL:RBMNE:2022:2072

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
9830440 / MV EXPL 22-57
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door zoon van moeder in verpleeghuis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een beschermingsbewindvoerder en de zoon van een vrouw die in een verpleeghuis verblijft. De beschermingsbewindvoerder, die optreedt namens mevrouw [A], vorderde ontruiming van de woning waarin de zoon, [gedaagde], verblijft zonder huur- of gebruiksovereenkomst. De moeder is sinds eind juni 2021 in een verpleeghuis en de bewindvoerder heeft toestemming gekregen van de kantonrechter om de woning te verkopen. De zoon heeft verweer gevoerd en betwist dat er een spoedeisend belang is voor de ontruiming, omdat hij bereid is een gebruiksvergoeding te betalen en onderhoud aan de woning pleegt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen huurovereenkomst bestaat en dat de zoon zonder recht of titel in de woning verblijft. Er is een spoedeisend belang voor de verkoop van de woning, omdat de moeder dubbele lasten heeft en er een financieel tekort is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de zoon de woning binnen drie maanden na betekening van het vonnis moet ontruimen. De gevorderde machtiging om de ontruiming door een deurwaarder uit te laten voeren is toegewezen, maar de gevorderde dwangsom is afgewezen. De zoon is veroordeeld in de proceskosten van de beschermingsbewindvoerder, die zijn begroot op € 711,43.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 31 mei 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9830440 / MV EXPL 22-57 van
[eiseres],
(mede) h.o.d.n. [handelsnaam] , in haar hoedanigheid als beschermingsbewindvoerder over alle goederen van [A] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. F.J.J. ten Voorde,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.M. Zeeuw van der Laan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding van 29 april 2022
- de akte van [eiseres]
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Op 17 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank Midden-Nederland in Lelystad. Ter zitting zijn [eiseres] met gemachtigde mr. F.J.J. ten Voorde en [gedaagde] met gemachtigde mr. E.M. Zeeuw van der Laan verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [A] is eigenaar van de woning aan de [adres] , [postcode] in [plaatsnaam] (hierna: de woning).
2.2.
Sinds 1986 woonden mevrouw [A] en haar zoon, [gedaagde] , in de woning. Eind juni 2021 is mevrouw [A] naar een verpleeghuis verhuisd. [gedaagde] woont nog in de woning.
2.3.
Sinds 8 juni 2021 staan de goederen van mevrouw [A] onder bewind van [eiseres] .
2.4.
De kantonrechter heeft op 13 december 2021 toestemming verleend aan [eiseres] om de woning van mevrouw [A] te verkopen. Op 16 maart 2022 heeft de kantonrechter opdracht gegeven aan [eiseres] om de verkoop van de woning in gang te zetten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis in kort geding zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – samengevat – veroordeling van [gedaagde] om de woning de woning aan de [adres] , [postcode] in [plaatsnaam] binnen twee dagen, dan wel binnen de kortst mogelijke termijn na betekening van het vonnis, te ontruimen en te verlaten en aan [gedaagde] een dwangsom op te leggen van € 250,00 per dag dat hij hiermee in gebreke blijft. Daarbij vordert [eiseres] haar te machtigen om de ontruiming zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, op kosten van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. Er is geen huurovereenkomst en [gedaagde] betaalt geen huur of gebruiksvergoeding aan mevrouw [A] . De verkoop van de woning is in het financieel belang van mevrouw [A] noodzakelijk. Mevrouw [A] draagt onnodig dubbele lasten voor zowel haar eigen woning als voor het verpleeghuis en daardoor is er sprake van een exploitatietekort van € 660,00 per maand. Dit tekort zal aanzienlijk oplopen, omdat na twee jaar opname in het verpleeghuis ook de waarde van de woning zal meetellen bij de berekening van de eigen bijdrage voor het verblijf in het verpleeghuis. In dat kader heeft [eiseres] een spoedeisend belang bij ontruiming van de woning op korte termijn.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en betwist dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming van de woning. [gedaagde] pleegt onderhoud aan de woning en hij is bereid om een gebruiksvergoeding te betalen aan mevrouw [A] . Er is daarom geen reden dat [gedaagde] de woning op korte termijn zou moeten verlaten. [gedaagde] wil ruim de tijd krijgen om een nieuwe woning te vinden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het kader van dit kort geding moet worden beoordeeld of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Spoedeisend belang
4.2.
Van een spoedeisend belang met betrekking tot de vordering tot ontruiming van de woning is voldoende gebleken. Er is een belang voor mevrouw [A] bij een spoedige verkoop van de woning, nu het exploitatietekort vanwege de dubbele lasten met de maand oploopt. Daarnaast is het in deze zaak voor alle partijen van belang dat er op korte termijn duidelijkheid komt over de datum dat [gedaagde] de woning uiterlijk zal moeten verlaten. Nu op zo’n datum door [eiseres] al sinds augustus 2021 wordt aangestuurd en nu zij inmiddels opdracht van de kantonrechter heeft gekregen tot verkoop, is er inmiddels een spoedeisend belang bij een ontruimingsdatum ontstaan.
Ontruiming
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] in de woning van mevrouw [A] verblijft zonder dat er sprake is van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst. Ter zitting is duidelijk geworden dat [gedaagde] financieel niet in staat is de woning over te nemen. De kantonrechter is van oordeel dat aan deze situatie een einde moet komen alleen al omdat er een opdracht d.d. 16 maart 2022 van de kantonrechter ligt om de verkoop van de woning in gang te zetten. Dit betekent dat [gedaagde] de woning zal moeten verlaten, zodat de woning verkocht kan worden. De vraag is echter op welke termijn dit moet gebeuren.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] al in augustus 2021 contact met [gedaagde] heeft gezocht voor afstemming over de termijn dat [gedaagde] de woning zou verlaten, zodat verkoop van de woning gerealiseerd kon worden, echter zonder resultaat. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij zich erbij neergelegd heeft dat hij de woning moet verlaten. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij meerdere maanden de tijd nodig heeft voordat hij kan verhuizen naar een nieuwe woning, omdat hij een nieuwe woning moet vinden, de woning van mevrouw [A] opgeruimd moet worden en hij moet wennen aan de situatie dat hij zonder zijn moeder moet wonen. Het is begrijpelijk dat het [gedaagde] enige tijd gekost heeft om te accepteren dat hij de woning moet verlaten, maar de kantonrechter is van oordeel dat het inmiddels tijd is om een duidelijke datum te bepalen dat [gedaagde] de woning uiterlijk moet verlaten. Het is ook noodzakelijk om [gedaagde] daartoe te veroordelen nu onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] zonder zo’n veroordeling op enig moment vrijwillig de woning zal verlaten. Het belang van [gedaagde] , dat gelegen is in zijn wens nog meerdere maanden in de woning te verblijven, moet worden afgewogen tegen belang van [eiseres] bij het zo snel mogelijk verkopen van de woning. Deze afweging leidt er toe dat de ontruimingsdatum zal worden bepaald op uiterlijk drie maanden na betekening van dit vonnis.
Machtiging
4.5.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van een deurwaarder op kosten van [gedaagde] zal worden toegewezen. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal daarentegen worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
Dwangsom
4.6.
De door [eiseres] gevorderde dwangsom wordt eveneens afgewezen. De deurwaarder is op grond van de wet bevoegd tot de daadwerkelijke uitvoering van de veroordeling. Omdat [eiseres] dus al mogelijkheden heeft om de ontruiming af te dwingen en zij onvoldoende heeft onderbouwd op grond waarvan zij een extra prikkel nodig heeft in de vorm van een op te leggen dwangsom, zal de gevorderde dwangsom bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 127,43
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde €
498,00
Totaal € 711,43

5.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] , [postcode] in [plaatsnaam] binnen drie maanden na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking te stellen van [eiseres] ;
5.2.
machtigt [gedaagde] om de ontruiming zelf te doen uitvoeren door een
gerechtsdeurwaarder, op kosten gedaagde, indien deze daarmee binnen de gestelde termijn in gebreke blijft;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 711,43;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.