ECLI:NL:RBMNE:2022:2066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
514933
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en vakantieregeling in een familierechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 15 maart 2022, is de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige (voornaam)] vastgesteld. De ouders, die een geregistreerd partnerschap hebben gehad, zijn in een juridische procedure verwikkeld over de zorg voor hun kind. De vader verzoekt om een wijziging van de zorgregeling, zodat [minderjarige (voornaam)] in bepaalde situaties bij hem kan verblijven, zoals wanneer de school gesloten is. De moeder verzet zich tegen de verzoeken van de vader en vraagt om wijzigingen in de haal- en brengregeling. De rechter heeft de ouders eerder doorverwezen naar een ouderschapsbemiddelingstraject, maar dit heeft niet geleid tot overeenstemming. De rechter heeft de zorgregeling gewijzigd, waarbij [minderjarige (voornaam)] nu om de veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijft. Daarnaast is er een vakantieregeling vastgesteld, waarbij de ouders om de beurt de vakanties van één week indelen. De rechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ook als een van de ouders in beroep gaat. De rechter heeft ook benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders niet met [minderjarige (voornaam)] praten over hun conflicten, om haar niet te belasten met volwassen zaken. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan worden aangevochten bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/514933 / FO RK 20-1350 (zorgregeling)
Beschikking van 15 maart 2022
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. R.F. Vonk,
tegen
[de moeder] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. W. Brouwer.

1.De procedure

1.1.
Voor het procesverloop verwijst de rechter naar de beschikking van 16 maart 2021. De rechter heeft toen de beslissing op het verzoek uitgesteld, in afwachting van de uitkomst van het ouderschapsbemiddelingstraject waar de ouders via het Uniform Hulpaanbod naar zijn doorverwezen.
1.2.
De rechter heeft daarna de volgende relevante stukken ontvangen:
  • de e-mail van de vader van 4 oktober 2021;
  • de e-mail van de moeder van 6 oktober 2021;
  • het eindverslag van [organisatie] , ontvangen op 22 oktober 2021.
1.3.
Het verzoek is verder besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
1 februari 2022. Daarbij waren aanwezig: de ouders met hun advocaten en mevrouw
[A] namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [plaatsnaam 1] (hierna: de Raad).
1.4.
[minderjarige (voornaam)] is opnieuw uitgenodigd om haar mening te geven. Zij is op 31 januari 2022 gehoord door de rechter. Later die dag heeft [minderjarige (voornaam)] de rechter nog een e-mail gestuurd.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De ouders hebben een geregistreerd partnerschap met elkaar gehad. Bij beschikking van [2016] heeft de rechtbank de ontbinding daarvan uitgesproken. Deze beschikking is op [2016] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De ouders hebben samen een kind: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] . [minderjarige (voornaam)] woont bij de moeder. De ouders hebben samen het gezag over haar.
2.3.
De ouders hebben in het ouderschapsplan van 9 februari 2016 afgesproken dat [minderjarige (voornaam)] eens per twee weken een weekend bij de vader is (van zaterdag tot zondagavond of maandag naar school), en dat de vakanties bij helfte worden gedeeld. Dit ouderschap is aan de beschikking van [2016] gehecht.
2.4.
De vader vraagt de rechter te bepalen dat:
  • [minderjarige (voornaam)] bij hem zal verblijven, uitgaande van een drieweekse regeling elk tweede en derde weekend van vrijdag 14:15 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij [minderjarige (voornaam)] op vrijdag door hem wordt opgehaald en op zondag door de moeder wordt opgehaald;
  • voor de feestdagen en de vakanties dient te gelden dat:
o in de zomervakantie, in de periode dat [minderjarige (voornaam)] niet bij hem verblijft, maximaal drie weken bedraagt, waarbij als drie weken geldt letterlijk 21 dagen;
o voor de overige vakanties geldt dat [minderjarige (voornaam)] maximaal twee weken niet bij hem verblijft, vast te stellen op letterlijk veertien dagen;
- in het geval de school van [minderjarige (voornaam)] gesloten is door andere omstandigheden dan de reguliere vakantie- en feestdagen, als weekend voor het verblijf bij hem dient te gelden een verblijf van donderdag 19:00 uur tot maandag 19:00 uur, waarbij [minderjarige (voornaam)] op donderdag door hem wordt opgehaald en op maandag door de moeder wordt opgehaald.
2.5.
De moeder wil dat de verzoeken van de vader worden afgewezen. Verder vraagt zij de haal- en brengregeling zoals die nu tussen ouders geldt te wijzigen met ingang van het moment waarop [minderjarige (voornaam)] naar de middelbare school zal gaan. De moeder wil vanaf dat moment dat zij [minderjarige (voornaam)] brengt naar de vader, en dat de vader [minderjarige (voornaam)] weer terugbrengt naar de moeder na zijn zorgdagen.

3.De beoordeling

Beslissing
3.1.
De rechter zal een eindbeslissing nemen over de zorgregeling. Daarnaast zal de rechter een vakantieregeling vastleggen voor de korte vakanties van één week.
De zorgregeling
3.2.
De rechter zal de zorgregeling als volgt wijzigen: [minderjarige (voornaam)] verblijft een weekend per veertien dagen bij de vader van vrijdagmiddag 17:00 uur tot zondagavond 19:00. De moeder brengt [minderjarige (voornaam)] op vrijdag om 17:00 uur in [plaatsnaam 2] en de vader brengt [minderjarige (voornaam)] op zondag om 19:00 uur in [plaatsnaam 3] . Verder zal [minderjarige (voornaam)] na elke vakantie waarin [minderjarige (voornaam)] bij de moeder is geweest, het eerstvolgend weekend bij de vader zijn van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De rechter legt hierna uit waarom zij deze regeling het meest in het belang van [minderjarige (voornaam)] vindt.
3.3.
De rechter heeft de ouders in haar beschikking van 16 maart 2021 doorverwezen via het uniform hulpaanbod naar het traject ouderschapsbemiddeling in de hoop dat de ouders hun communicatie zouden verbeteren en dat zij samen afspraken zouden kunnen maken over de zorgregeling. Op 22 oktober 2021 heeft de rechter bericht gekregen van [organisatie] dat het hulpverleningstraject niet positief is afgesloten. De rechter leest in het eindverslag dat de ouders een heel eind zijn gekomen. Zo lukte het de ouders op sommige momenten om uit de strijd te stappen en met elkaar afspraken te maken in het belang van [minderjarige (voornaam)] . De rechter geeft de ouders daarvoor haar complimenten.
Het is de ouders uiteindelijk niet gelukt om overeenstemming te bereiken over de zorgregeling. De ouders geven beiden wel aan dat het nu belangrijk is dat de rechter daarover beslist zodat er rust kan komen en de kaders duidelijk zijn. De rechter beslist dat de huidige regeling zal blijven doorlopen. Dat betekent dus dat [minderjarige (voornaam)] geen extra weekend bij de vader zal zijn. Het is de sterke wens van [minderjarige (voornaam)] om om de week het weekend bij de vader te zijn. De rechter begrijpt goed dat [minderjarige (voornaam)] , nu zij op de middelbare school zit, steeds meer haar eigen sociale leven krijgt. De rechter vindt het dan ook invoelbaar dat zij om het weekend leuke dingen wil doen in [plaatsnaam 3] met vriendinnen van school, op de sport ( [.] ) of samen met haar moeder. Meer tijd voor [minderjarige (voornaam)] met haar vader ligt dan ook meer voor de hand op andere momenten, zoals feest- en studiedagen. De ouders hebben daarover echter geen verzoeken gedaan.
3.4.
Over het halen en brengen zijn de ouders het eens geworden op de zitting, dus de rechter zal dat ook zo opnemen. Anders dan de wens van [minderjarige (voornaam)] om de ophaal- en brengtijden wat flexibeler in te kunnen richten, bepaalt de rechter dat het halen en brengen op vaste tijden zal gebeuren. De rechter ziet namelijk dat de ouders niet goed met elkaar kunnen communiceren. Daarom is het belangrijk om zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen in de zorgregeling, zodat daar zo min mogelijk discussie en onrust over kan ontstaan. Daar zou [minderjarige (voornaam)] alleen maar last van hebben.
3.5.
De rechter zal wel het verzoek van de vader toewijzen voor de situatie waarin de school gesloten is door andere omstandigheden dan de reguliere vakantie- en feestdagen en het weekend zou zijn dat [minderjarige (voornaam)] bij de vader is. [minderjarige (voornaam)] is dan van donderdag 19:00 uur tot maandag 19:00 uur bij de vader. De vader zal [minderjarige (voornaam)] op donderdag bij de moeder ophalen en de moeder zal [minderjarige (voornaam)] op maandag ophalen bij de vader. Als ouders het erover eens zijn dat het halen en brengen beter op een andere manier kan, dan kunnen ze dat natuurlijk samen afspreken.
3.6.
Verder zal de rechter nog vastleggen dat [minderjarige (voornaam)] , wanneer zij tijdens een vakantie van minimaal twee weken bij de moeder is geweest (volgens de vakantieregeling), zij dat weekend aansluitend op de vakantie bij de vader zal verblijven, zodat [minderjarige (voornaam)] en de vader elkaar niet te lang niet zien. De ouders zijn het over dat uitgangspunt eens. De rechter wijst niet precies toe wat de vader heeft gevraagd, omdat dat zou betekenen dat de moeder en [minderjarige (voornaam)] nooit de volle vakantie, inclusief de weekenden, op vakantie kunnen. In de zomervakantie kan het dus zijn dat de vader [minderjarige (voornaam)] maximaal vier weken niet ziet, doordat de moeder en [minderjarige (voornaam)] drie weken op vakantie gaan. [minderjarige (voornaam)] is dan het eerste weekend daarna bij haar vader.
Vakantieregeling
3.7.
De rechter zal bepalen dat [minderjarige (voornaam)] tijdens vakanties die één week duren, zoals de herfst- en voorjaarsvakantie, bij de ene of bij de andere ouder is. De vakanties van één week lopen van zaterdag tot zaterdag. Het is de wens van [minderjarige (voornaam)] om de korte vakanties niet op te splitsen en de ouders zijn het daarmee eens. Dat betekent dat [minderjarige (voornaam)] het ene jaar in de herfstvakantie bij de vader is en in de voorjaarsvakantie bij de moeder, en dat dat het jaar daarop andersom is. Ouders kunnen in onderling overleg afspreken wie in welk jaar welke vakantie ‘heeft’. Daarbij moeten zij ook betrekken welke plannen [minderjarige (voornaam)] in die vakantie heeft.
3.8.
Tot slot merkt de rechter op dat de ouders tijdens de zitting hebben verteld dat zij beiden een hulpverleningstraject zoals parallel ouderschap willen aangaan. De rechter vindt dat een heel verstandige stap. Het is positief dat de ouders beiden inzien dat er nog veel stappen te behalen zijn en dat zij daar wel samen, los van elkaar, aan willen werken. De rechter vindt het belangrijk, zoals zij ook ter zitting de ouders heeft voorgehouden, dat de ouders vanaf nu stoppen om met [minderjarige (voornaam)] in welke vorm dan ook te praten over lopende trajecten en conflicten tussen hen. Uit de gesprekken die de rechter met [minderjarige (voornaam)] heeft gehad, hetgeen de ouders hebben verteld en wat er uit de stukken blijkt, is [minderjarige (voornaam)] een slim meisje dat veel nadenkt en gaat malen waardoor een loyaliteitsconflict nog sterker gevoed kan worden. [minderjarige (voornaam)] gaat momenteel al naar een psycholoog toe voor alles wat er is gebeurd en wat in haar hoofd speelt. Zij moet dan niet nog eens extra belast worden met volwassenzaken. Dat is iets wat de ouders zelf moeten oplossen en hopelijk kan het traject parallel ouderschap hen daarbij helpen. De rechter gunt het [minderjarige (voornaam)] dat de twee gescheiden werelden van haar ouders in de toekomst dichterbij elkaar komen te liggen en dat haar beide ouders [minderjarige (voornaam)] over “de brug tussen deze twee werelden” begeleiden. De rechter zal een brief aan [minderjarige (voornaam)] sturen met daarin de beslissing en een korte motivering van de beslissing. De brief zal gelijktijdig met de beschikking worden verstuurd zodat voor iedereen op hetzelfde moment de beslissing bekend is.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.9.
De rechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechter geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Brief aan [minderjarige (voornaam)]
3.10.
De rechter stuurt gelijktijdig met de beschikking een brief aan [minderjarige (voornaam)] om aan te informeren over de beslissing.
Daarin heeft de rechter de volgende tekst opgenomen over de beslissingen en over wat er op de zitting is besproken:
“Tijdens de zitting hebben je ouders zelf afspraken gemaakt over een aantal dingen. Ik vind het goed van ze dat dat is gelukt. Ze vonden het een goed idee van jou om voortaan de vakanties van een week niet meer op te splitsen. Verder hebben ze ook afgesproken om het halen en brengen in de weekenden om te draaien. Dat lijkt hen voor jou prettiger en ik kan me dat voorstellen. Je moeder brengt jou voortaan op vrijdag om 17u in [plaatsnaam 2] , en je vader stapt om 19u op zondag weer met jou in de auto om je naar [plaatsnaam 3] te brengen. Die afspraken leg ik vast in mijn uitspraak. Ik heb dus niet beslist dat ze flexibel moeten zijn over wie er haalt en brengt. Juist omdat jouw ouders niet zo goed communiceren vind ik het belangrijk dat vastligt wie er haalt en wie er brengt. Wie weet lukt het ze over een tijdje om wel beter te communiceren. Dan kunnen ze natuurlijk overleggen of het halen en brengen een keer anders kan, maar nu vind ik dat niet verstandig.
Ik heb de beslissing genomen dat de weekendregeling verder blijft zoals die is, en dat je dus niet een extra weekend naar je vader gaat. Ik vind het op jouw leeftijd logisch dat je ook regelmatig in het weekend in [plaatsnaam 3] wil zijn omdat je daar je sociale leven hebt. Ik vind dat voor jouw ontwikkeling ook goed.
Verder heb ik beslist dat je na een vakantie van minimaal twee weken bij je moeder, het weekend daarop altijd naar je vader gaat. Op die manier voorkomen we dat je je vader te lang niet ziet. Je ouders waren het daar ook over eens, en jij gaf ook aan dat je dat een goed idee vond. En als laatste heb ik beslist dat als de school buiten de vakanties dicht is – bijvoorbeeld vanwege corona – het weekend bij jouw vader is van donderdag 19u tot maandag 19u is. Van jouw ouders begreep ik dat je eerder toen er vanwege corona geen school was ook al langer bij je vader bent geweest.Dat zijn dus mijn beslissingen. Je ouders hebben op de zitting beloofd dat ze voortaan niet meer met jou praten over dingen die tussen hen spelen. Je bent nieuwsgierig en je wil dingen soms graag weten, maar je hebt ook verteld dat je hoofd eigenlijk te vol raakt van al het gedoe. Daarom moeten ze dat niet meer doen. Je mag ze er ook op aanspreken als ze dat toch doen, hebben we afgesproken op de zitting. Ten slotte willen je ouders hulp zoeken om te leren hoe ze ervoor kunnen zorgen dat ze als ouders wat minder ruzie met elkaar maken. Ze gaan daarvoor hulp zoeken bij een traject dat Parallel Ouderschap heet. Ik vind het echt goed en belangrijk dat ze dat doen.”
3.11.
Hierna volgt de beslissing. De rechter gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de zorgregeling en stelt de volgende zorgregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader vast:
[minderjarige (voornaam)] verblijft bij de vader:
  • een keer per veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De moeder brengt [minderjarige (voornaam)] op vrijdag om 17:00 uur in [plaatsnaam 2] en de vader brengt [minderjarige (voornaam)] op zondag om 19:00 uur in [plaatsnaam 3] ;
  • in het geval de school van [minderjarige (voornaam)] gesloten is door andere omstandigheden dan de reguliere vakantie- en feestdagen, van donderdag 19:00 uur tot maandag 19:00 uur, waarbij [minderjarige (voornaam)] op donderdag door de vader wordt opgehaald en op maandag door de moeder wordt opgehaald;
  • het eerstvolgende weekend nadat zij tijdens een vakantie bij de moeder is geweest, bij vakanties van twee weken of langer;
4.2.
stelt als (aanvullende) vakantieregeling vast dat [minderjarige (voornaam)] het ene jaar in de herfstvakantie bij de vader verblijft en in de voorjaarsvakantie bij de moeder, en het andere jaar andersom;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. E.C. van Delft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.