ECLI:NL:RBMNE:2022:2064

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
9603271 \ UT VERZ 21-17554 en 9741373 UT VERZ 22-3570
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen erfdeel en machtiging uitbetaling, tevens opheffing testamentair bewind over erfdeel door kantonrechter, 4:17 en 4:178 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling en uitbetaling van een kindsdeel, alsook tot opheffing van testamentair bewind. De verzoekers, verzoekster 1 en verzoekster 2, hebben beiden een rol in de nalatenschap van de erflater, die op 21 januari 2021 is overleden. Verzoekster 1 is beschermingsbewindvoerder en verzoekster 2 was testamentair bewindvoerder. De erflater had in zijn testament een testamentair bewind ingesteld over de nalatenschap, maar door de gewijzigde omstandigheden, waaronder de opname van de echtgenote van de erflater in een verzorgingstehuis, is de situatie veranderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het erfdeel van de rechthebbende, die kampt met verslavingsproblematiek, kan worden vastgesteld op een bruto bedrag van € 44.202,38. De verzoekers hebben verzocht om de uitbetaling van dit erfdeel op een rekening die onder beheer staat van de beschermingsbewindvoerder. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het testamentaire bewind opgeheven kan worden op basis van onvoorziene omstandigheden, aangezien de belangen van de rechthebbende nu beter gewaarborgd zijn door de beschermingsbewindvoerder. De beslissing houdt in dat de kantonrechter machtiging verleent voor de vaststelling en uitbetaling van het erfdeel, en het testamentair bewind wordt opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 9603271 \ UT VERZ 21-17554 en 9741373 UT VERZ 22-3570
Beschikking d.d. 21 april 2022
Inzake het verzoek tot vaststelling en uitbetaling kindsdeel (9603271) van

1.[procesdeelnemer I] , tevens h.o.d.n. [handelsnaam] ,

en
2. [procesdeelnemer II] ,
gemachtigde: mr. E. Dierckxens, werkzaam bij Notariskantoor Grijmans Dierckxens,
hierna te noemen: verzoekers, respectievelijk verzoekster 1 en verzoekster 2,
alsmede inzake het verzoek tot opheffing testamentair bewind dan wel ontslag testamentair bewindvoerder (9741373) van
[procesdeelnemer II] ,
wonende [adres 1] ,
[postcode 1] [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: verzoekster 2.
De verzoeken hebben betrekking op zowel het beschermingsbewindvermogen als het testamentair vermogen van:
[rechthebbende] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1972,
wonende [adres 2] ,
[postcode 2] [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: rechthebbende
Verzoekster 1 heeft het verzoek gedaan in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder, verzoekster 2 heeft beide verzoeken gedaan in haar hoedanigheid van testamentair beschermingsbewindvoerder, in de nalatenschap van:
[A] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 1944, overleden te [gemeente] op [overlijdensdatum] 2021, hierna te noemen: erflater.

1.De procedure en de feiten

1.1.
Ten behoeve van Rechthebbende is bij beschikking van 28 januari 2013 een beschermingsbewind uitgesproken, waarbij zijn zus, verzoekster 2 in deze procedure, tot beschermingsbewindvoerder is benoemd. Het bewind is uitgesproken omdat rechthebbende kampte met verslavingsproblematiek en ten gevolge daarvan verkwisting.
1.2.
Bij beschikking van 16 december 2020 is verzoekster 2 met ingang van 1 januari 2021 op eigen verzoek ontslagen als beschermingsbewindvoerder en is [procesdeelnemer I] , tevens h.o.d.n. [handelsnaam] als professionele bewindvoerder benoemt.
1.3.
Erflater heeft bij testament van 27 augustus 2018 over zijn nalatenschap beschikt.
Erflater heeft bepaald dat de wettelijke verdeling van toepassing is en heeft hij bepaald wanneer de geldvordering ter zake van het kindsdeel direct opeisbaar is. Dit is onder andere als zijn echtgenote blijvend wordt opgenomen in een verzorgingstehuis. Voorts heeft erflater een testamentair bewind ingesteld over al hetgeen rechthebbende uit zijn nalatenschap verkrijgt. Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd, uit welk huwelijk drie nog in leven zijnde kinderen zijn geboren.
1.4.
De echtgenote van erflater is inmiddels blijvend opgenomen in een verzorgingstehuis.
1.5.
In het testament is met betrekking tot de vordering ter zake van het kindsdeel bepaald dat de echtgenote een andere rente over de geldvorderingen van de kinderen mag vaststellen dan de rente in het testament. Bij akte van 20 december 2021 is deze rente vastgesteld op nihil.
1.6.
Bij brief van 20 december 2021, ingekomen ter griffie op 24 december 2021, stuurt de notaris een akte vaststelling erfdelen toe, met bijlagen, waarbij zij in de kop vermeldt dat een verzoek gebaseerd op artikel 4:17 lid 3 betreft. Zij licht niet toe namens wie zij dit verzoek doet. De notaris berekent het bruto erfdeel van rechthebbende op € 44.202,38 en het netto erfdeel, na aftrek van € 405,-- aan erfbelasting, op € 43.797,38.
1.7.
In het digitale bewindsdossier van rechthebbende heeft verzoekster 1 op 17 januari 2022 machtiging verzocht voor verdeling van de nalatenschap van erflater. Zij heeft bij dit verzoek diverse bijlagen overgelegd, waaronder de bijlage die de notaris ook al had bijgevoegd bij haar brief van 20 december 2021. Voorts behoort tot de bijlage een verzoekschrift van de notaris, gericht aan de kantonrechter, gedateerd 13 december 2021, waaruit blijkt dat de notaris als gemachtigde van zowel verzoekster 1 als verzoekster 2 optreedt, alsmede dat het verzoek een tweeledig verzoek betreft, tot vaststelling kindsdelen alsmede de voldoening daarvan.
1.8.
In de concept akte van verdeling is opgenomen dat de uitbetaling van de geldvordering van rechthebbende ter zake van zijn kindsdeel zal worden voldaan op de meerderjarigen-bewindsrekening met nummer [nummer] .
1.9.
Gelet op het feit dat verzoekers voornemens zijn de geldvordering, die onder het testamentaire bewind valt dat door erflater is ingesteld, uit te betalen op de beheerrekening in het beschermingsbewind van rechthebbende, heeft de kantonrechter bepaald dat het verzoek tot vaststelling en voldoening geldvordering mondeling zal worden behandeld.
1.10.
Bij brief van 23 februari 2022, ingekomen ter griffie op 3 maart 2022, gericht aan het bewindsbureau, vraagt verzoekster 2 om akkoord te gaan met uitbetaling van het erfdeel van rechthebbende op de beheerrekening in het meerderjarigenbewind. Zij onderbouwt dit met uitleg dat zij niet langer testamentair bewindvoerder met betrekking tot het erfdeel van rechthebbende wil zijn, en het erfdeel volgens haar goed beheerd zal worden door de beschermingsbewindvoerder.
1.11.
De mondelinge behandeling van het verzoek is bepaald op 29 maart 2022. Verschenen en gehoord zijn:
- verzoekster 1;
- verzoekster 2;
- de gemachtigde;
- rechthebbende.
Van de mondelinge behandeling is aantekening gehouden.

2.De overwegingen van de kantonrechter

Bevoegdheid 1
2.1.
Zowel de beschermingsbewindvoerder als de gemachtigde hebben de kantonrechter verzocht toestemming te verlenen voor de vaststelling en voldoening van de geldvordering van rechthebbende ter zake van zijn kindsdeel in de nalatenschap van erflater. In het midden kan blijven welke persoon in welke hoedanigheid bevoegd is tot het doen van dit verzoek.
Bevoegdheid 2
2.2.
Een ander punt is de wijze van voldoening van deze geldvordering. Verzoekers wensen blijkens de inhoud van de akte vaststelling erfdelen over te gaan tot uitbetaling op een bankrekening die in beheer is bij de beschermingsbewindvoerder. Feitelijk betekent dit dat het testamentair vermogen vermengt met het beschermingsbewindvermogen, waardoor het testamentaire bewind in wezen wordt uitgehold. Uit de brief van verzoekster 2 blijkt ook dat het primair zowel haar wens als die van rechthebbende is, dat het testamentaire bewind wordt opgeheven, en, zo begrijpt de kantonrechter, dat als dat niet mogelijk is, verzoekster 2 vraagt te worden ontslagen als testamentair bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder tot opvolgend testamentair bewindvoerder wordt benoemd.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de kantonrechter bevoegd is tot het verlenen van de machtiging vaststellen en voldoening van erfdelen, alsmede tot ontslag testamentair bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder, maar dat het de rechtbank is die te beslist op een verzoek tot opheffing van het testamentaire bewind.
2.4.
Op grond van artikel 71 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering beoordeelt de rechter of verwijzing (in casu naar de rechtbank) nodig is. De kantonrechter is van oordeel dat de verschillende verzoeken zodanig met elkaar verweven zijn, zien op hetzelfde feitencomplex en op dezelfde personen, dat gelijktijdige behandeling van de verschillende verzoeken bij dezelfde rechter voor de hand ligt. Partijen hebben ingestemd met gelijktijdige behandeling van alle verzoeken die nu voorliggen. Dit maakt dat de kantonrechter afziet van verwijzing naar de rechtbank en alle verzoeken gelijktijdig zal behandelen.
Beoordeling
Omvang erfdeel
2.5.
De kantonrechter constateert dat de omvang en opeisbaarheid van het erfdeel van rechthebbende voldoende onderbouwd is aan de hand van stukken. Dit erfdeel kan worden vastgesteld op een bedrag van € 44.202,38 bruto, zoals opgenomen in de concept akte vaststelling erfdelen. Hiervoor zal dan ook toestemming worden verleend.
Opheffing testamentair bewind
2.6.
Op grond van artikel 4:178 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan een testamentair bewind worden opgeheven op verzoek van de testamentair bewindvoerder, op grond van onvoorziene omstandigheden en voorts indien aannemelijk is dat de rechthebbende de onder bewind staande goederen zelf op verantwoorde wijze zal kunnen besturen. Na verloop van vijf jaren na het overlijden van de erflater kan het testamentair bewind op deze laatste grond ook worden opgeheven op verzoek van de rechthebbende.
2.7.
Uit de nu in het dossier aanwezige stukken en het verhandelde ter zitting blijkt duidelijk dat rechthebbende, vanwege de voortdurende problematiek waarmee hij kampt, de onder het testamentair bewind staande goederen niet zelf op een verantwoorde wijze zal kunnen besturen. Toch ziet de kantonrechter voldoende aanleiding om het testamentair bewind op te heffen, op grond van onvoorziene omstandigheden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster 2 namelijk toegelicht dat zij met haar vader heeft besproken dat zij met ingang van 1 januari 2021 is ontslagen als beschermingsbewindvoerder, en verzoekster 1 als professionele bewindvoerder is benoemd. Erflater stond volgens haar volledig achter deze beslissing, en achtte daarmee de vermogensrechtelijke belangen van rechthebbende goed genoeg gewaarborgd. Hij beoogde dat de belangen van rechthebbende op een zo eenvoudig mogelijke wijze goed werden behartigd. Erflater is echter niet in staat geweest zijn testament nog aan te passen aan de nieuwe situatie, waarin verzoekster 2 niet meer de vermogensrechtelijke belangen van zijn zoon behartigt omdat hij op [overlijdensdatum] 2021, kort na het ontslag van verzoekster 2 als beschermingsbewindvoerder, is overleden. De gemachtigde heeft erop gewezen dat voor erflater het enige doel van het testamentaire bewind was om de financiële belangen van rechthebbende te beschermen. Erflater lijkt er bij het opstellen van zijn testament niet op te zijn gewezen dat door het destijds al bestaande beschermingsbewind, het vrij te vallen erfdeel van rechthebbende sowieso onder beheer van de beschermingsbewindvoerder zou komen. De beschermingsbewindvoerder heeft voorts meegedeeld dat rechthebbende geen schulden meer heeft, dat zij een goed contact heeft met hem en dat zij het samen eens kunnen worden over uitgaven. Rechthebbende heeft meegedeeld ook graag te willen dat het testamentaire bewind wordt opgeheven, zodat de beschermingsbewindvoerder ook zijn erfdeel gaat beheren. Dat dit betekent dat voor uitgaven boven een bedrag van € 1.500,-- in het beschermingsbewind machtiging nodig is van de kantonrechter, waar dit onder het testamentaire bewind ter vrije bepaling van de testamentair bewindvoerder is, vormt voor zowel beide verzoekers als rechthebbende geen bezwaar. Zij zien dit juist als een extra drempel tegen te lichtvaardige besteding van het testamentaire vermogen.
2.8.
Al deze feiten tezamen maken dat er naar het oordeel van de kantonrechter sprake is van onvoorziene omstandigheden die niet te voorzien waren op het moment waarop erflater zijn testament heeft opgesteld. Het laten voortduren van het testamentaire bewind dient geen enkel bijkomend doel naast het reeds bestaande beschermingsbewind. Daarom zal de kantonrechter overgaan tot opheffing van het testamentaire bewind, zoals door de testamentair bewindvoerder primair verzocht.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verleent machtiging tot vaststelling van de geldvordering van rechthebbende op een bruto bedrag van € 44.202,38 en tot voldoening van het netto equivalent van die geldvordering na betaling van erfbelasting door de executeurs;
3.2.
bepaalt dat de geldvordering dient te worden voldaan door bijschrijving op de beheerrekening in het meerderjarigenbewind;
3.3.
heft het bewind over al hetgeen [rechthebbende] heeft verkregen uit de nalatenschap van [A] per heden op.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel, (kanton)rechter, en in het openbaar uitgesproken op21 april 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend..