ECLI:NL:RBMNE:2022:2060

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
539225 KG ZA 22-191
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing executieveiling in kort geding met betrekking tot hypothecaire lening en subrogatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, is de kernvraag of de Volksbank, als hypotheekhouder, het recht heeft om een executieveiling door te zetten na een betaling door ESP Consultancy B.V. aan eiseres sub 1. Eiseres sub 1, eigenaar van een pand met een hypotheek bij de Volksbank, heeft haar verplichtingen niet nagekomen en het pand zonder toestemming verhuurd. De Volksbank heeft daarop de executie overgenomen en een veiling gepland. Echter, op 17 mei 2022 heeft ESP, die op basis van subrogatie in de rechten van de Volksbank is getreden, een betaling gedaan ter hoogte van het verschuldigde bedrag aan de Volksbank. De vraag is of deze betaling de vordering van de Volksbank heeft voldaan en of de Volksbank nog recht heeft op parate executie.

De voorzieningenrechter overweegt dat, indien de betaling rechtsgeldig is, de vordering waarvoor executie is aangevraagd voldaan is. Dit zou betekenen dat de Volksbank geen recht meer heeft op parate executie. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn dat ESP verplicht is om de executie voort te zetten, aangezien er geen verzuim van eiseres sub 1 jegens ESP is. De Volksbank heeft aangevoerd dat zij de betaling niet kan accepteren vanwege de Wwft, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat een betaling ter lossing van een schuld in het belang van de schuldenaar moet worden geaccepteerd. De voorzieningenrechter besluit de executie te schorsen en de proceskosten te compenseren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/539225 / KG ZA 22-191
Vonnis in kort geding van 20 mei 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , Turkije,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESP CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
eiseressen,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.B.F. Lambie te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , ESP en de Volksbank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres sub 1]
  • de pleitnota van de Volksbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar dit kort geding over gaat

2.1.
[eiseres sub 1] is eigenaar van het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verder aanbehoren, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] nummer [nummer] , groot een are zevenenzeventig centiare (hierna te noemen: het pand). Op het pand rust een eerste hypotheekrecht van de Volksbank en een tweede hypotheekrecht van [naam c.s.] in verband met aan [eiseres sub 1] verstrekte geldleningen. Op het pand is daarnaast door verschillende schuldeisers beslag gelegd, waaronder de Belastingdienst en [advocatenkantoor] .
2.2.
[eiseres sub 1] is tekort geschoten in haar verplichtingen jegens de Volksbank. Zij heeft zonder toestemming van de Volksbank het pand verhuurd. Nadat de Belastingdienst aan de bank kenbaar had gemaakt dat zij voornemens was de executoriale verkoop van het pand op te starten heeft de Volksbank de executie overgenomen en op grond van artikel 3:268 BW aan notaris [notaris] opdracht gegeven tot veiling van het registergoed.
2.3.
Op 17 mei 2022 hebben eisers laten weten dat ESP op grond van artikel 6:150d BW in de rechten van de Volksbank als hypotheekhouder is getreden. Daarbij is een overeenkomst, gedateerd 16 mei 2022, overgelegd. Diezelfde dag heeft ESP aan de Volksbank € 349.410,77 betaald, zijnde het bedrag dat [eiseres sub 1] volgens opgave van de Volksbank aan de Volksbank verschuldigd was.
2.4.
Eisers willen de executieveiling die gepland staat voor 23 mei 2022 tegenhouden.

3.De beoordeling

3.1.
Kern van de zaak is of het hypotheekrecht van de Volksbank en/of het daarop gebaseerde recht van parate executie is komen te vervallen door de betaling van 17 mei 2022 die ESP heeft gedaan (hierna: de betaling).
3.2.
Ervan uitgaande dat het gaat om een rechtsgeldige betaling die de Volksbank gehouden is te accepteren, is door de betaling de vordering waarvoor executie ter hand is genomen voldaan. In het midden kan blijven of de betaling moet worden gezien als een lossing ex artikel 3:269 BW of subrogatie ex artikel 6:150 d BW. Dat betekent dat in dat geval het belang van de Volksbank bij parate executie is komen te vervallen. Artikel 3:268 lid 1 BW bepaalt namelijk dat een hypotheekhouder alleen bevoegd is het verbonden goed in het openbaar ten overstaan van notaris te verkopen als de schuldenaar in verzuim is met voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt. Als de schuld van [eiseres sub 1] door de betaling van ESP is voldaan, is er dus geen recht van parate executie meer van de Volksbank.
3.3.
Uitgaande van de gestelde subrogatie moet dan beoordeeld worden of ESP over opvolger in de rechten en plichten van de Volksbank gehouden is de parate executie voort te zetten zoals de Volksbank stelt. Daarvoor zijn geen aanknopingspunten. Niet gesteld of gebleken is namelijk dat [eiseres sub 1] jegens ESP in verzuim is. De belangen van de tweede hypotheekhouder en de beslagleggers moet ESP weliswaar respecteren, maar verplichten ESP niet tot het executeren van haar hypotheekrecht als daarvoor geen aanleiding bestaat. De beslissing van de rechtbank van 10 september 2021 die is genomen op verzoek van beslaglegger Wieringa maakt dit niet anders. Die beslissing is namelijk genomen op een moment dat de Volksbank het recht van parate executie had, maar daar niet voortvarend genoeg gebruik van heeft gemaakt.
3.4.
De conclusie is dus dat de Volksbank, als opdrachtgever van de executoriale verkoop die op 23 mei 2022 staat gepland, geen belang meer heeft bij deze executoriale verkoop als ESP rechtsgeldig de schuld van [eiseres sub 1] heeft betaald.
3.5.
De bank heeft aangevoerd dat zij niet gerechtigd is of gehouden is de betaling door ESP te accepteren, omdat niet gebleken is van enig belang van ESP bij de betaling die zij voor [eiseres sub 1] heeft gedaan en de herkomst van het geld dat is overgemaakt niet duidelijk is. De Volksbank heeft daarbij gewezen op haar verplichtingen ingevolge de Wwft. Bij de mondelinge behandeling is namens ESP toegelicht dat haar belang, hoewel zij geen filantropische instelling is, ideëel is. De bestuurder van ESP heeft namelijk, zo is uitgelegd, sympathie voor en voelt betrokkenheid bij de strijd die [eiseres sub 1] voert tegen de Belastingdienst. Vanuit die invalshoek is de betaling gedaan. ESP realiseert zich dat zij de betaling heeft gedaan (en ook zonder enig voorbehoud of beroep op nietigheid van de betalingen, gestand zal doen) om een hypotheekrecht te lossen op een pand waarop meerdere zekerheden en beslagen rusten. Dat heeft zij er voor over.
3.6.
Zoals de voorzieningenrechter heeft besproken tijdens de mondelinge behandeling is dit een merkwaardige zaak, waarvan begrijpelijk is dat de implicaties voor de Volksbank moeilijk te overzien zijn. Uitgangspunt zou naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moeten zijn dat een betaling ter lossing van een schuld in het belang van de schuldenaar moet worden geaccepteerd. De voorzieningenrechter kan zich echter voorstellen dat een en ander een toets aan de Wwft vereist en dat de Volksbank zich dus goed wenst te beraden of zij de betaling kan accepteren. Ook in dat geval is het niet wenselijk dat de geplande parate executie van 23 mei 2022 wordt doorgezet. De uitkomst van dit beraad en een eventueel daaruit volgend Wwft onderzoek staat namelijk niet zonder meer vast.
3.7.
Dit brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de vordering kan worden toegewezen in na te melden zin. De voorzieningenrechter ziet in de aard van de zaak aanleiding de proceskosten te compenseren. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom omdat de Volksbank heeft verklaard zich te zullen houden aan de uitspraak van de voorzieningenrechter.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1
draagt de Volksbank op de executoriale verkoop van het pand, die gepland staat op 23 mei 2022, op te (laten) schorten in verband met hetgeen in dit vonnis is overwogen.
4.2
compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: GD