ECLI:NL:RBMNE:2022:205

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
21/3216
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, dat op 6 juli 2021 was genomen. Na een besluit op bezwaar op 29 juli 2021, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, is verzoeker in beroep gegaan bij de rechtbank. Op 20 augustus 2021 heeft de verweerder de naheffingsaanslag ingetrokken, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft op 21 december 2021 geantwoord dat verzoeker geen proceskosten heeft gemaakt, omdat hij geen professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en geconcludeerd dat verzoeker geen recht heeft op vergoeding van proceskosten, aangezien alleen kosten gemaakt door professionele juridische hulpverleners in aanmerking komen voor vergoeding. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. Wel is vastgesteld dat verzoeker recht heeft op terugbetaling van het griffierecht, dat door verweerder moet worden vergoed. Dit is in overeenstemming met artikel 8:41, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de beslissing op 13 januari 2022 genomen en deze zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] ,

verzoeker,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum,

verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar ingediend tegen verweerders besluit van 6 juli 2021. Verweerder heeft op 29 juli 2021 een besluit op dit bezwaar genomen en beslist dat het bezwaar ongegrond is. Verzoeker is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan.
Op 20 augustus 2021 heeft verweerder de naheffingsaanslag ingetrokken. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten. Verweerder heeft op 21 december 2021 gereageerd op dit verzoek. In deze reactie heeft verweerder medegedeeld dat verzoeker geen proceskosten heeft gemaakt.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Omdat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft, zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden. De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten daarom af.
4. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden. In de intrekkingsbrief van 20 augustus 2021 van verweerder is ook al een toezegging gedaan door verweerder dat hij het betaalde griffiegeld zal vergoeden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Mulder, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 13 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.