Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
‘aanbevelingen om kwalitatief optimale zorg ten aanzien van infectiepreventie te verlenen’en zijn zoveel mogelijk op (ook internationaal) wetenschappelijk bewijs gebaseerd. Als het wenselijk of noodzakelijk is van een WIP-richtlijn af te wijken, moet dit door het ziekenhuis worden beargumenteerd en gedocumenteerd. Eén van die richtlijnen is de
‘Algemene voorzorgmaatregelen Persoonlijke hygiëne medewerker’(hierna te noemen: de WIP-richtlijn), laatstelijk vastgesteld in december 2014 (het betrof een geplande revisie van een eerdere richtlijn uit 2008). Daarin is, voor zover hier van belang, aanbevolen om dagelijks schone werkkleding te dragen die de onderarmen onbedekt laat. Het dragen van eigen kleding is toegestaan, mits deze wordt gedragen onder de werkkleding en de onderarmen onbedekt laat, aldus de WIP-richtlijn. Deze aanbeveling is in de richtlijn als volgt gemotiveerd:
‘(E)r zijn aanwijzingen dat werkkleding waarbij de onderarmen onbedekt blijven mogelijkheid geven tot betere handhygiëne (-). Lange mouwen kunnen makkelijk gecontamineerd raken door contact met (de omgeving van) de patiënt.’De voor eind 2019 geplande revisie van de WIP-richtlijn heeft vanwege de beëindiging van de werkzaamheden van WIP geen doorgang gevonden.
‘niet meer up-to-date’zijn, zo meldt SRI op haar website. Voor de persoonlijke hygiëne van ziekenhuispersoneel is er nu nog geen SRI-richtlijn.
‘Het dragen van dienstkleding draagt bij aan infectiepreventie en beschermt de medewerker, maar ook de patiënt of in dit geval de medicatie die de patiënt tot zich gaat nemen. Gedurende het werk kan de kleding besmet raken met micro-organismen. Een groot deel van de micro-organismen is afkomstig van de medewerker zelf, maar ook vindt besmetting plaats met micro-organismen van patiënten en hun omgeving’, aldus [C] . Voorts overwoog zij:
‘Het grootste risico op transmissie(van micro-organismen, ktr.)
wordt gevormd door directe of indirecte aanraking van voorwerpen waarna vervolgens het oppervlak door andere mensen wordt aangeraakt, of er worden patiënten aangeraakt en daarna een volgende patiënt.’En:
‘Dienstkleding van het ziekenhuis heeft altijd korte mouwen, zodat de onderarm tot en met de elleboog onbedekt is. Voor een optimale handhygiëne kan niet worden volstaan met het reinigen en/of desinfecteren van alleen de hand, maar op basis van algemeen aanvaard (wetenschappelijk) inzicht is daarvoor nodig dat ook de onderarm tot voorbij de pols gereinigd en/of gedesinfecteerd kan worden én dat de onderarm onbedekt blijft. Het bedekken van de onderarm verhoogt het besmettingsrisico van zowel de patiënt bij direct contact als de omgeving van de patiënt bij indirect contact.’[C] concludeert dat de door [verzoekster] aan de apotheekmedewerkers gestelde kledingeis (het dragen van korte mouwen) noodzakelijk en
‘in ziekenhuizen al langere tijd gemeengoed’is. Zij acht het niet verantwoord om het werk van apothekersassistenten op te knippen:
‘Vanuit het oogpunt van infectiepreventie is het werk van de ziekenhuisapothekersassistent niet op te knippen in handelingen, welke handelingen vervolgens gewaardeerd zouden moeten worden op de mate van infectierisico’s per handeling. Dat is per handeling ook niet daadwerkelijk te meten. (-) Het is niet zinvol en niet mogelijk om op die basis onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld contacten aan de balie van de apotheek (-) en (-) op de zorgafdelingen (-). Dat er in bepaalde situaties meer besmettingsgevaar mogelijk is dan in andere, neemt niet weg dat in alle situaties de norm moet worden gehandhaafd. Dat geldt dus niet alleen voor de situaties waarin er direct aanrakingscontact is met patiënten of collega’s, maar ook voor situaties waarin bijvoorbeeld oppervlaktecontaminatie kan plaatsvinden ofwel de functionaris en de patiënte achtereenvolgens dezelfde voorwerpen kunnen aanraken.’[C] ontraadde stellig de geopperde mogelijkheid om gebruik te maken van vervangbare (wegwerp- of dagelijks te wassen) mouwen:
‘Juist het dragen en verwisselen van deze mouwen vergroot het infectiegevaar door de onderarmen en handen te contamineren bij het uittrekken, waarbij de schijnveiligheid bestaat dat dergelijke mouwen “schoon” zijn en dus van handhygiëne daarna makkelijk wordt afgezien. De optimale preventie kan uitsluitend worden bereikt met ontblote onderarmen. Losse mouwen, in welke vorm dan ook, doen in beduidende mate juist afbreuk aan de infectiepreventie en vergroten zelfs de kans op contaminatie.’[C] noemde korte mouwen
‘een noodzaak’en zag geen andere alternatieve mogelijkheden om aan de hygiënenormen te voldoen.
‘Om binnen volledig met elkaar samenhangende activiteiten een ruimte te creëren waarin geen mannen mogen komen is niet mogelijk. Het werk van de apothekersassistenten bestaat voor een substantieel deel uit het onderhouden van contacten (ook met mannen) en een dergelijke scheiding is gekunsteld en zou zelfs tot onduidelijke en gevaarlijke werksituaties ten aanzien van patiëntveiligheid kunnen leiden, waarin de samenwerking en een logische opvolging van de te verrichten handelingen in gevaar zou kunnen komen. Dat werd ook door de apothekersassistenten in ons gesprek onderkend.’Ook een onderscheid tussen klinische en poliklinische apotheek is volgens [D] niet werkbaar vanwege de integratie van de ziekenhuisapotheek in de ziekenhuisorganisatie.