ECLI:NL:RBMNE:2022:2023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
16-009231-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en valsheid in geschrift

Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 januari 2020 betrokken was bij een verkeersongeval in [plaats 1]. De verdachte, bestuurder van een bestelbus, veroorzaakte een aanrijding met een bromfiets, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van het ongeval door onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Daarnaast verliet de verdachte de plaats van het ongeval, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer letsel had opgelopen. Tevens werd de verdachte schuldig bevonden aan valsheid in geschrift, omdat hij een Europees schadeformulier had vervalst. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder in aanraking was gekomen met justitie. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van verkeersdeelnemers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.009231.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Mor-Yazir, advocaat te Utrecht, alsmede hetgeen de ouders van de benadeelde partij [slachtoffer] namens haar naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
1
primair: op 13 januari 2020 te [plaats 1] als bestuurder van een bestelbus zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval op de [locatie 1] en/of de kruising van die [locatie 1] met de [locatie 2] met [slachtoffer] , waaraan zij zwaar lichamelijk letsel overhield;
subsidiair is dit ten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar of het hinderen van het verkeer op die weg, waardoor een aanrijding met [slachtoffer] is ontstaan;
meer subsidiair is dit ten laste gelegd als het niet voor laten gaan van [slachtoffer] op die voor het openbaar verkeer bestemde weg;
2
op 13 januari 2020 in [plaats 1] op de [locatie 1] en/of de kruising van die [locatie 1] met de [locatie 2] de plaats ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan [slachtoffer] letsel/schade was toegebracht en/of zij in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3
op 13 januari 2020 te [plaats 1] een Europees-schadeformulier heeft opgemaakt en/of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, het onder 2 en het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Volgens de officier van justitie is er, ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde, sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag door verdachte en van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat er slechts sprake was van één moment van onoplettendheid. Dat staat een veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) in de weg, wegens het ontbreken van schuld in de zin van dat artikel. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zijn er naar het oordeel van de raadsvrouw onvoldoende aanwijzingen om tot een veroordeling te komen. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw opgemerkt dat het slachtoffer wel voorrang zou hebben gekregen wanneer verdachte haar had opgemerkt. Een veroordeling kan daarom niet volgen. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
De verbalisanten van de verkeersongevallenanalyse hebben het volgende gerelateerd:
Op 13 januari 2020, omstreeks 19:30 uur, vond op het kruispunt van de [locatie 1] / [locatie 2] te [plaats 1] , gemeente [plaats 1] , een botsing plaats tussen een motorrijtuig (voertuig 1) en een bromfiets (voertuig 2). Voertuig 1 bereed de [locatie 1] in de richting van de Rijksweg A12 en sloeg op genoemd kruispunt rechtsaf de [locatie 3] in. Voertuig 2 bereed het aan de zuidwestelijke zijde van de rijbaan gelegen verplichte fiets/bromfietspad, komende uit de richting van de Rijksweg A12 en wilde op het genoemde kruispunt rechtdoor haar weg vervolgen. [2] Voertuig 1 heeft stilgestaan voor het kruispunt [locatie 2] op de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer, waarna het voertuig rechtsaf is geslagen. Het voertuig volgde dus niet de richting van de door hem gevolgde voorsorteerstrook. Bij het rechtsaf slaan werd door de bestuurder van voertuig 1 het voor die richting geldende rode verkeerslicht genegeerd. Uit het onderzoek bleek tevens dat de bestuurder van voertuig 2 het voor haar geldende rode verkeerslicht heeft genegeerd. Voertuig 2 is vervolgens met de voorzijde gebotst tegen de linkerzijde van voertuig 1. De bestuurder van voertuig 1 liet een op dezelfde weg tegemoet komende bestuurder, die zijn weg rechtuit wilde vervolgen, niet voor gaan. De bestuurder van voertuig 2 raakte zwaargewond en voertuig 2 raakte zwaar beschadigd. Tijdens het onderzoek is niet gebleken dat de aanrijding het gevolg was van de weersgesteldheid, de infrastructuur, een technisch gebrek aan één van de voertuigen of een (ernstige) overschrijding van de ter plaatse geldende maximum snelheid. De aanrijding is een gevolg van samenloop van omstandigheden. [3]
Een verbalisant heeft, na een gesprek met de vader van [slachtoffer] , het volgende gerelateerd:
Het slachtoffer, [slachtoffer] , is na het incident van 13 januari 2020 twee weken in het ziekenhuis opgenomen. Aansluitend is zij negen weken opgenomen geweest in het [naam revalidatiecentrum] ( [naam revalidatiecentrum] ) in [plaats 3] . De aansluitende negen weken is zij poliklinisch behandeld in het [naam revalidatiecentrum] . Vanaf juni 2020 heeft [slachtoffer] fysiotherapie gekregen voor het herstel van haar pols en bovenbeen en heup. De revalidatietijd betreffende de pols liep tot en met december 2020. In de pols is ter bevordering van het herstel een plaat geplaatst. De revalidatietijd betreffende het bovenbeen en de heup liep tot en met 12 november 2021. In haar bovenbeen is een pin geplaatst van haar heup tot aan haar knie. Ook zijn er in haar heup pinnen en schroeven geplaatst. Door de aanrijding is haar gebit ook beschadigd geraakt en hiervoor is zij meerdere malen bij tandheelkundig specialisten geweest die haar hiervoor hebben behandeld. Naast het fysieke letsel heeft [slachtoffer] ook psychisch een enorme dreun gekregen van het incident. Vanaf juni 2020 heeft zij wekelijks twee behandelingen moeten ondergaan die nodig waren voor haar herstel. De heer [A] verklaarde dat zijn dochter weer aan het werk was, maar dat zij bepaalde werkzaamheden/bewegingen niet meer kan doen. Dit zou waarschijnlijk ook niet meer verbeteren. Ook is er een kans dat in de toekomst nieuwe problemen ontstaan aan de (deels) herstelde kwetsuren. [4]
Op de terechtzitting van 12 mei 2022 heeft verdachte het volgende verklaard:
Ik was de bestuurder van de bestelbus die in aanrijding is gekomen met de bromfiets van het slachtoffer [slachtoffer] op 13 januari 2020 te [plaats 1] . Ik stond met mijn bestelbus op de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer voorgesorteerd. Tijdens het stilstaan was ik bezig om mijn navigatiesysteem opnieuw in te stellen. Toen uit de navigatie bleek dat ik rechtsaf moest, ben ik rechtsaf geslagen richting de [locatie 3] . Ik heb niet gezien dat het verkeerslicht voor de rijrichting rechtsaf rood uitstraalde. Ik heb de bromfiets niet gezien. Ik hoorde een knal, maar toen ik in de spiegel keek, zag ik niets. [5]
Feit 2 en feit 3
De feiten onder 2 en 3 ten laste gelegd zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft die feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 januari 2020, genummerd PL0900-2020014481-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 26 en 27;
  • een geschrift, te weten een aanrijdingsformulier, doorgenummerde pagina 53.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor culpa is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en onoplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Als laatste is van belang dat de hier bedoelde schuld in de zin van artikel 6 van de WVW niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid.
De rechtbank dient dus vast te stellen of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld en overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een opeenstapeling van verkeersfouten die verdachte heeft begaan. Verdachte heeft op het kruispunt niet voorgesorteerd op de rijstrook van de juiste rijrichting. Verdachte stond immers voorgesorteerd voor de richting van rechtdoor in plaats van rechtsaf. Verdachte is vervolgens, vanuit de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer, rechtsaf geslagen terwijl het verkeerslicht voor de rijrichting van rechtsaf rood uitstraalde. Daarbij heeft verdachte vervolgens geen voorrang verleend aan het slachtoffer [slachtoffer] , terwijl zij op dat kruispunt op het fiets/bromfietspad met haar bromfiets de rijrichting van rechtdoor volgde. Er is dus sprake geweest van meer dan een enkel moment van onoplettendheid van verdachte. Een bijzondere oplettendheid maar ook grotere mate van voorzichtigheid hadden juist van verdachte mogen worden verlangd, nu hij met zijn bestelbus op een kruispunt een bijzondere manoeuvre maakte en hij daarvoor bezig was met zijn navigatiesysteem. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. De rechtbank merkt de mate van schuld aan als een aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen van verdachte.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de beoordeling of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer als volgt. Uit de vaste jurisprudentie blijkt dat voor de vaststelling van zwaar lichamelijk letsel dient te worden gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het ontbreken van een uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat het slachtoffer als gevolg van het ongeluk fors letsel heeft overgehouden aan haar pols, haar bovenbeen, haar heup en haar gebit. Daarvoor heeft zij meerdere medische ingrepen moeten ondergaan. Ook is zij langere tijd in het ziekenhuis en een revalidatiekliniek opgenomen geweest voor de behandeling van haar verwondingen. Verder blijkt dat het slachtoffer door blijvend letsel haar normale werkzaamheden in de toekomst niet meer volledig zal kunnen hervatten. De rechtbank constateert dat daarmee het uitzicht op volledig herstel ontbreekt. Op basis van het voorgaande is er sprake van zwaar lichamelijk letsel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1

op 13 januari 2020, te [plaats 1] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de [locatie 1] en de kruising van die [locatie 1] met de [locatie 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend,

- voor/bij de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] – via de voorsorteerstrook voor rechtdoor – rechtsaf (richting) de [locatie 3] (op) te rijden en
- (daarbij) in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet te voldoen aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij, verdachte, zich bevond, aangeeft en
- (daarbij) niet te stoppen voor een voor de rijstrook/de rijrichting voor rechtsafslaand verkeer bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate van te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en
- (op het moment dat hij, verdachte, rechtsaf (richting) de [locatie 3] (op) is gereden) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een zich op het fiets/bromfietspad van de [locatie 1] bevindende (tegemoetkomende) bestuurster van een bromfiets (die inmiddels doende was de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] rechtdoor over te steken), te weten [slachtoffer] , niet voor te laten gaan en
- (vervolgens) niet, af te remmen en niet, uit te wijken voor die [slachtoffer] ,
waardoor voornoemde [slachtoffer] met haar bromfiets (welke voornoemd kruispunt overstak, althans wilde oversteken)en (vervolgens) in aanrijding is gekomen met voornoemd motorrijtuig,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup en een gebroken pols en een of meerdere breuken in het (dij)been en (een) afgebroken (voor)tand(en) werd toegebracht;
2
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats 1] op de kruising van die [locatie 1] met de [locatie 2] , op 13 januari 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en schade was toegebracht en (die [slachtoffer] ) in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3
op 14 januari 2020, te [plaats 2] , een geschrift, namelijk
- een Europees-schadeformulier/Aanrijdingsformulier (met betrekking tot een aanrijding met het voertuig met het kenteken [kenteken] op 13 januari 2020),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
heeft vervalst,
bestaande die vervalsing hierin dat valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op dat Europees-schadeformulier/Aanrijdingsformulier is ingevuld en door middel van een situatieschets is (in)getekend en (daarmee) wordt voorgedaan dat de schade aan het voertuig met kenteken [kenteken] was ontstaan doordat het voertuig op 13 januari 2020 op of omstreeks 20:00 uur op de N408 te [plaats 2] tegen een paal was gebotst/gereden,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
Feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 3:
valsheid in geschrift.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor motorrijtuigen voor de duur van twee jaar, waarvan een gedeelte van een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat verdachte first offender is, niet bekend staat wegens roekeloos rijgedrag en dat de reclassering geen bijzondere voorwaarden heeft geadviseerd. Verder heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het tijdsverloop. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de geëiste taakstraf. Ten aanzien van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de raadsvrouw verzocht deze af te wijzen, omdat er geen sprake is van recidiverisico. Ten aanzien van de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsvrouw verzocht om afwijzing dan wel oplegging van een geheel voorwaardelijke ontzegging. Verdachte heeft zijn rijbewijs namelijk nodig voor zijn werk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 13 januari 2020 schuldig gemaakt aan een verkeersongeval en heeft vervolgens de plaats van dat ongeval verlaten, waarbij hij het slachtoffer met zwaar lichamelijk letsel in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Vervolgens heeft verdachte een dag later het aanrijdingsformulier (Europees schadeformulier) opzettelijk onjuist ingevuld om voor zijn werkgever te verdoezelen dat hij een ongeluk had gehad, uit angst voor represailles. Deze handelswijze van verdachte heeft ertoe geleid dat de politie maandenlang onderzoek heeft moeten verrichten naar het achterhalen van de identiteit van de bestuurder van de bestelbus die betrokken was bij het verkeersongeval. In de tussentijd is het slachtoffer gestart met een lang en intensief revalidatietraject, als gevolg van het letsel dat zij door het ongeluk heeft opgelopen. Uit de slachtofferverklaring werd duidelijk hoe het slachtoffer de afgelopen twee jaren na het ongeval heeft beleefd. Zij zal haar werk als sportfysiotherapeut nooit meer op dezelfde manier kunnen uitoefenen als voor het ongeval. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven tot het moment dat de politie hem had gevonden. Verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en geen blijk gegeven zich te bekommeren om het slachtoffer. Ook heeft verdachte met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid op onacceptabele wijze in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer ernstig veronachtzaamd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met justitie.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met hetgeen volgt uit het reclasseringsadvies van 24 maart 2022, uitgebracht door Reclassering Nederland. De reclassering schat het recidiverisico in als laag. De reclassering ziet daarom ook geen noodzaak tot het opleggen van bijzondere voorwaarden. Verder volgt uit het advies dat verdachte zich bewust lijkt te zijn van de ernst van het feit en de consequenties voor het slachtoffer. Verdachte heeft dit tijdens de zitting eveneens laten zien, onder meer door excuses te maken aan de ouders van het slachtoffer.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor overtreding van artikel 6 van de WVW bij een aanmerkelijke mate van schuld en zwaar lichamelijk letsel uit van 120 uren taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Voor overtreding van artikel 7 van de WVW en het zich schuldig maken aan valsheid in geschrift zijn geen oriëntatiepunten. De rechtbank kijkt daarom ook naar de opgelegde straffen in soortgelijke zaken.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, op basis van al het voornoemde geen reden om verdachte als extra stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de ernst van de verkeersfeiten gaat de rechtbank wel over tot oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis bij niet of niet juiste voldoening, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
120 dagen hechtenis;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar;
- bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van na te melden proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2022. De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 13 januari 2020, te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de [locatie 1] en/of de kruising van die [locatie 1] met de [locatie 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- voor/bij de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] – via de voorsorteerstrook voor rechtdoor – rechtsaf (richting) de [locatie 3] (op) te rijden en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet te voldoen aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij, verdachte, zich bevond, aangeeft en/of
- ( daarbij) niet te stoppen/af te remmen voor een voor de rijstrook/de rijrichting voor rechtdoorgaand verkeer bestemd driekleurig verkeerslicht dat geel licht uitstraalde en/of
- ( daarbij) (vervolgens) (tevens) niet te stoppen voor een voor de rijstrook/de rijrichting voor rechtsafslaand verkeer bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate van te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- ( op het moment dat hij, verdachte, rechtsaf (richting) de [locatie 3] (op) is gereden) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een zich op het fiets/bromfietspad van de [locatie 1] bevindende (tegemoetkomende) bestuurster van een bromfiets (die inmiddels doende was de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] rechtdoor over te steken), te weten [slachtoffer] , niet voor te laten gaan en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor die [slachtoffer] ,
waardoor voornoemde [slachtoffer] met haar bromfiets (welke voornoemd kruispunt overstak, althans wilde oversteken) (vervolgens) is gebotst tegen het motorrijtuig van verdachte, althans in aanrijding is gekomen met voornoemd motorrijtuig, althans hij, verdachte, is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde [slachtoffer] /bromfietser,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup en/of een gebroken pols en/of een of meerdere breuken in het/de (dij)be(e)n(en) en/of (een) afgebroken (voor)tand(en), althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 januari 2020, te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelbus), daarmee rijdende op de [locatie 1] en/of de kruising van die [locatie 1] met de [locatie 2] ,
- voor/bij de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] – via de voorsorteerstrook voor rechtdoor – rechtsaf (richting) de [locatie 3] (op) is gereden en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet heeft voldaan aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij, verdachte, zich bevond, aangeeft en/of
- ( daarbij) niet is gestopt/afgeremd voor een voor de rijstrook/de rijrichting voor rechtdoorgaand verkeer bestemd driekleurig verkeerslicht dat geel licht uitstraalde en/of
- ( daarbij) (vervolgens) (tevens) niet is gestopt voor een voor de rijstrook/de rijrichting voor rechtsafslaand verkeer bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- ( op het moment dat hij, verdachte, rechtsaf (richting) de [locatie 3] (op) is gereden) in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een zich op het fiets/bromfietspad van de [locatie 1] bevindende (tegemoetkomende) bestuurster van een bromfiets (die inmiddels doende was de kruising van de [locatie 1] met de [locatie 2] rechtdoor over te steken), te weten
[slachtoffer] , niet voor heeft laten gaan en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor die [slachtoffer] ,
waardoor voornoemde [slachtoffer] met haar bromfiets (welke voornoemd kruispunt overstak, althans wilde oversteken) (vervolgens) is gebotst tegen het motorrijtuig van verdachte, althans in aanrijding is gekomen met voornoemd motorrijtuig, althans hij, verdachte, is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde [slachtoffer] /bromfietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 januari 2020, te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een bestelauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de [locatie 1] en/of de kruising van die [locatie 1] met de [locatie 2] , bij het afslaan naar rechts, teneinde de [locatie 3] op te rijden, een hem op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurster van een bromfiets ( [slachtoffer] ) niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
( art 18 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 )
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats 1] op de [locatie 1] en/of de kruising van die [locatie 1] met de [locatie 2] , op of omstreeks 13 januari 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of (die [slachtoffer] ) in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
3
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2020 tot en met 14 januari 2020, te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of elders in Nederland, een geschrift, namelijk
- een Europees-schadeformulier/Aanrijdingsformulier (met betrekking tot een aanrijding met het voertuig met het kenteken [kenteken] op 13 januari 2020),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin dat valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in en/of op dat Europees-schadeformulier/Aanrijdingsformulier is vermeld en/of is opgenomen en/of is ingevuld en/of is omschreven en/of doormiddel van een situatieschets is (in)getekend en/of (daarmee) wordt voorgedaan dat de schade aan het voertuig met kenteken [kenteken] was ontstaan doordat het voertuig op 13 januari 2020 op of omstreeks 20:00 uur op de N408 te [plaats 2] tegen een paal was gebotst/gereden,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 januari 2021, genummerd PL0900-2020014481, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 147. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 121.
3.Een proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pagina 135.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2021, blad 1.
5.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 12 mei 2022.