ECLI:NL:RBMNE:2022:2019

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
27 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/3836
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot wijziging van de marktindeling en -tijden ten gunste van de horeca in Breukelen tijdens coronamaatregelen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland de zaak van eiseres, een horecaondernemer in Breukelen, die beroep aantekende tegen de afwijzing van haar verzoeken om de markttijden en indeling van de weekmarkt te wijzigen. Eiseres had verzocht om de markttijden te vervroegen van 10.00 tot 17.00 uur naar 9.00 tot 16.00 uur, met als doel haar omzetverlies door de coronamaatregelen te beperken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken van eiseres voortkwamen uit de coronamaatregelen, die inmiddels niet meer van kracht waren, waardoor het procesbelang van eiseres in twijfel werd getrokken.

De rechtbank heeft de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht beoordeeld. Het college had eerder besloten om de markttijden niet te wijzigen en de marktindeling niet aan te passen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat eiseres wel degelijk procesbelang had, omdat zij schade had geleden door de weigering om de markttijden te vervroegen.

De rechtbank concludeerde dat het college in 2020 terecht had geoordeeld dat er geen reden was om de markttijden te wijzigen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de horeca niet onevenredig waren benadeeld en dat het college de markttijden later had kunnen aanpassen, maar dat dit niet eerder nodig was. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 14 juli 2020 ongegrond, maar oordeelde dat het college het bezwaar tegen het besluit van 21 juni 2021 ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht(het college)
(gemachtigde: M.P. van Asch).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de zaak van eiseres over de afwijzing van haar aanvragen om de tijden en de indeling van de weekmarkt in Breukelen aan te passen, gedurende de periode dat de corona-maatregelen van kracht waren.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het college. Tevens was hr. [A] aanwezig.
Totstandkoming van het besluit
Eiseres heeft het college verzocht om de tijden waarop de weekmarkt op de [locatie 1] in Breukelen plaatsvindt te wijzigen van 10.00 tot 17.00 uur naar 9.00 tot 16.00 uur. Ook heeft zij het college gevraagd om de marktindeling te wijzigen. Eiseres is de eigenaresse van een horecabedrijf aan de [locatie 1] en de gevraagde wijzigingen zouden ertoe leiden dat ze eerder en meer terrassen kan plaatsen op de [locatie 1] , waarmee ze haar omzetverlies als gevolg van de corona-maatregelen enigszins zou kunnen beperken.
Op 14 juli 2020 heeft het college besloten om de markttijden niet te wijzigen en op 7 oktober 2020 heeft het college besloten om de marktindeling niet aan te passen. Eiseres heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 juni 2021 heeft het college alsnog besloten om de markttijden met ingang van 1 juli 2021 te wijzigen van 10.00 tot 17.00 uur naar 9.00 tot 16.00 uur, voor de duur van minimaal drie maanden of zoveel langer als de anderhalvemetermaatregel van kracht blijft. Het besluit van 14 juli 2020 heeft het college ingetrokken.
Bij besluit van 26 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van 14 juli 2020 en 21 juni 2021 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen het besluit van 7 oktober 2020 ongegrond verklaard
Het beroep van eiseres richt zich tegen het bestreden besluit.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Beoordeling door de rechtbankHeeft eiseres voldoende procesbelang bij een uitspraak van de rechtbank?
Op zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzoeken van eiseres om de markttijden en de marktindeling te wijzigen waren ingegeven door de corona-maatregelen, in het bijzonder de anderhalvemetermaatregel. Sinds 25 februari 2022 is deze maatregel niet meer van kracht. Dit betekent dat de grondslag voor de verzoeken is vervallen. Wanneer hetgeen is gevraagd en geweigerd, niet meer nodig is, vervalt in beginsel het procesbelang bij beoordeling van die weigering.
Belang bij een uitspraak bestaat nog wel als eiseres stelt schade te hebben geleden en zij tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat zij dergelijke schade daadwerkelijk en als gevolg van het bestreden besluit heeft geleden.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij schade heeft geleden als gevolg van het besluit om de markttijden niet ten gunste van haar terras met een uur te vervroegen. De rechtbank vindt dit aannemelijk. Als de markttijden waren vervroegd, had eiseres het terras een uur eerder open kunnen stellen. Nu zij dat niet kon, is aannemelijk dat haar omzet lager was dan deze had kunnen zijn. Daarmee heeft zij een procesbelang. De gestelde schade als gevolg van de corona maatregelen zelf behoort hier overigens niet toe. De rechtbank zal de zaak ook wat betreft de markttijden inhoudelijk beoordelen.
De omvang van het geschil
Voor zover eiseres meent dat de besluiten een verdere strekking hadden moeten hebben dan voor de duur van de coronamaatregelen, deelt de rechtbank dit standpunt niet. De insteek van de horeca-ondernemers in mei 2020 ging niet verder dan de duur van de maatregelen. Ook in de verzoeken om formele besluiten van 17 september 2020 wordt expliciet de reikwijdte van de verzoeken benoemd, namelijk voor de duur van de Coronaverordening. Dit wordt in de bezwaarschriften bevestigd. De gronden die erop zien dat de gemeente een verouderd en/of ontoereikend instrumentarium heeft om de markt te ordenen of dat de marktaanpak integraal opnieuw had moeten worden bekeken, laat de rechtbank daarom verder buiten beschouwing.
Had het college de markttijden eerder moeten wijzigen en/of de markt anders moeten indelen?
Gezien de corona-problematiek en de corona-maatregelen, heeft het college in de zomer van 2020 gefaciliteerd dat een commissie in het leven is geroepen waaraan marktlieden en horeca-ondernemers tezamen deelnamen, onder neutraal voorzitterschap, om alternatieven te onderzoeken waardoor gedurende de corona-maatregelen meer ruimte zou kunnen ontstaan voor terrassen van de horeca. Niet in geschil is dat, indien de belanghebbenden er niet uit zouden komen, de voorzitter van de commissie een bindend advies zou geven. Er zijn verschillende gespreksrondes geweest waarin standpunten zijn gewisseld. Meermalen is ook (gezamenlijk) de markt bezocht. Er zijn ook adviezen uitgebracht. Partijen zijn uiteindelijk niet tot overeenstemming gekomen en de voorzitter heeft vervolgens zijn advies uitgebracht om de marktindeling niet te wijzigen. Daarna heeft eiseres om formele besluiten gevraagd over de tijdstippen en indeling van de markt. Het college heeft onder andere de informatie die uit de voorfase naar voren is gekomen, in de besluitvorming betrokken en besloten de markttijden en -indeling niet te wijzigen
Een jaar later zijn de markttijden wel met een uur vervroegd. Het college heeft hiertoe besloten omdat de corona-maatregelen werden verlengd en met name de horeca in een nog nadeligere positie kwam. Verder is overwogen dat de marktlieden hun bezwaren niet langer handhaafden.
De gronden van eiseres komen erop neer dat zij vindt dat de belangen van de horeca geen eerlijke kans hebben gekregen. De adviezen zijn ondeugdelijk, niet onafhankelijk en bevooroordeeld gegeven. Ook schiet de onderbouwing van het gestelde omzetverlies van de marktlieden tekort en zijn de belangen, mede daardoor, niet juist afgewogen.
De situatie is als volgt. De horeca-zaken aan de [locatie 1] in Breukelen kunnen op elke dag van de week gevel- en overterrassen hebben, behalve op vrijdag tot 18.00 uur. De weekmarkt staat daar dan tot 17.00. Wegens de coronamaatregelen moest de horeca vanaf 15 maart 2020 sluiten en per 25 maart moesten ook de marktkramen met non-food sluiten. Marktkramen met voedingsmiddelen waren toegestaan, met inachtneming van de 1,5 meter maatregel zoals opgelegd in de Noodverordening Covid-19 (in dit geval van de veiligheidsregio Utrecht). Met inachtneming van deze afstandsmaatregel mochten non-food marktkramen per 13 mei 2020 en de horeca per 1 juni 2020 weer open. Niet in geschil is dat het college in verband met die maatregelen ook de [locatie 3] als marktgebied heeft aangewezen en voor de horeca meer mogelijkheden heeft geboden in de openbare ruimte, waarbij alleen aan de RIVM maatregelen en verkeersveiligheid werd getoetst. Zo is toegestaan dat de terrassen werden uitgebreid voor de gevel van een ander pand en is toestemming verleend voor het bouwen van een vlonderterras over de [locatie 2] . Ook is het terrassenseizoen verlengd van 1 oktober tot 15 november 2020.
Voor de rechtbank geldt als uitgangspunt dat het de bevoegdheid van het college is om maatregelen te nemen over de markttijden en -indeling (Marktverordening 2013). Het college mag daarin eigen keuzes maken, waarbij zij uiteraard de regels moet volgen en alle feiten en belangen in kaart moet brengen om die keuze goed gemotiveerd te kunnen nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college dat gedaan. In de voorbereiding van de besluitvorming heeft het college de feiten en omstandigheden die in de besprekingen naar voren zijn gekomen geïnventariseerd en vervolgens in de afweging betrokken. Er is door eiseres geen doorslaggevende reden genoemd, waarom de afweging wat betreft de tijden anders had moeten uitpakken. In het verslag van 3 juli 2020 staat dat 80 tot 90 % van de marktkooplieden aangeven dat het laatste uur van de markt, een belangrijk uur is voor hen. Eiseres heeft gelijk dat dit niet cijfermatig is onderbouwd, maar dat geldt ook voor haar eigen stelling dat juist dit uur voor haar heel belangrijk is. Niet valt in te zien waarom het voor haar belangrijker is dan voor ongeveer 20 marktlieden tezamen. Te meer daar de marktkooplieden wegens de maatregelen zelf ook al ruimte hadden ingeleverd: door de anderhalve meter is de indeling van de markt veranderd en werden vier marktlieden van het marktterrein verplaatst naar de [locatie 3] . Verder is niet betwist dat de horeca meer mogelijkheden in de open ruimte zijn geboden en dat op meer plekken dan voorheen (bij de buren, op open plekken op de markt en door “doorschuiven” als een standplaats leeg bleef) terrassen konden worden geplaatst. Hiermee werd het belang van de horeca gediend. Al met al, acht de rechtbank niet onjuist dat het college aanvankelijk heeft geweigerd de markttijden te vervroegen. Niet gebleken is dat dit voor eiseres onevenredig nadelig heeft uitgepakt. Verder is begrijpelijk dat het college de tijden later alsnog heeft vervroegd namelijk nadat de horeca door de maatregelen langer werd getroffen dan de andere ondernemers. Niet gebleken is van omstandigheden dat het college hiertoe eerder had moeten besluiten.
Ook wat betreft de weigering de corona-marktindeling ten gunste van de horeca te veranderen, zijn geen argumenten aangevoerd die tot een andere beslissing van het college hadden moeten leiden. Meermalen is in de overleggen geconcludeerd dat de ruimte om in te dikken heel beperkt was. Dit is zonder meer aannemelijk, omdat als gevolg van de corona-maatregelen een aantal standplaatsen al van het marktplein waren verplaatst om überhaupt aan de afstandsmaatregelen te kunnen voldoen. Dit mede gelet op de eisen van de brandweer, ruimte voor andere hulpdiensten en minimale breedte van vrijblijvende stroken voor winkelend publiek. Wel zijn er nog alternatieve opstellingen in de beoordeling betrokken. Bij beide zijn de nadelen ook in kaart gebracht. Eiseres acht deze futiel, maar met name aan het in gedrang komen van de verkeersveiligheid door extra verkeersbewegingen en manoeuvrerende vrachtwagens/trekkende voertuigen in combinatie met winkelend publiek, heeft het college een zwaar gewicht mogen toekennen.
Dat eiseres twijfels heeft bij de onafhankelijkheid van het advies van [B] is op zich voorstelbaar. Echter, dat hij elders in de gemeente als marktmeester fungeert, maakt niet dat hij voor deze marktopstelling niet de relevante omstandigheden in kaart kan brengen. Mede omdat de argumenten grotendeels overeenkomen met de bevindingen van [C] , is er geen reden om te oordelen dat het college dit advies niet in de besluitvorming had mogen betrekken. Dat [gemachtigde] ook deskundig is op het gebied van indeling van een markt, maakt niet dat het college zich niet op de andere adviezen mocht baseren. Zijn klachten over auto’s die ten onrechte op de markt geparkeerd staan en dat geen terras wordt gegund op de plek waar een standplaats die dag niet wordt ingenomen, maken dat niet anders. Op het alternatief om alle markt-voertuigen elders te parkeren en de nadelen daarvan is in de adviezen ingegaan en de desbetreffende horeca-ondernemer had afgezien van het innemen van de (lege) standplaats als terras.
Dat het alternatief van [gemachtigde] niet is gevolgd, betekent niet dat het besluit daarom onjuist is. Hij heeft niet duidelijk gemaakt waarom zijn alternatief zonder meer tot een voor iedereen meer bevredigend resultaat zou hebben geleid.
Tenslotte is niet onderbouwd dat het belang van de horeca, in dit geval eiseres, de doorslag had moeten geven. Niet voldoende onderbouwd is wat nou concreet het voordeel zou zijn als de markindeling wel was veranderd. [gemachtigde] heeft een alternatief gesteld, maar niet onderbouwd is wat dat eiseres concreet zou opleveren, laat staan dat dit zo zwaar zou wegen dat de andere belangen daarvoor zouden moeten wijken. Zo heeft hij geenszins duidelijk gemaakt dat het financieel voordeel voor eiseres bij zijn voorstellen om meer standplaatsen naar de [locatie 3] te verplaatsen de doorslag moet geven boven de nadelen, zoals het moeten verlaten van de vaste standplaats op de markt en mogelijke inkomstendaling voor de desbetreffende ondernemers en de verkeerskundige nadelen.
Dat de horeca meer en langer last had van de maatregelen is een gegeven. Juist met het oog hierop zijn de markttijden in juni 2021 ook aangepast.
Conclusie en gevolgen
De rechtbank komt tot de conclusie dat het college terecht heeft geoordeeld dat er in 2020 nog geen reden was om de markttijden te wijzigen. Ook heeft het college tot het besluit mogen komen om de marktindeling niet te wijzigen ten behoeve van de horeca.
Het college heeft het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 14 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Dit is ten onrechte. Eiseres had in verband met mogelijke inkomstenderving een belang bij een inhoudelijk besluit op haar bezwaar, ook over de markttijden. Uit het voorgaande vloeit echter voort dat verweerder dit bezwaar ongegrond had moeten verklaren. Het beroep is daarom in zoverre gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar alsnog ongegrond te verklaren.
Het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 21 juni 2021 heeft het college wel terecht niet-ontvankelijk verklaard. In dat besluit is het college volledig aan eiseres tegemoet gekomen, zodat zij geen belang meer had bij een inhoudelijk oordeel op haar bezwaar.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij het bezwaar tegen het besluit van 14 juli 2020 niet-ontvankelijk is verklaard;
- verklaart het bezwaar tegen het besluit van 14 juli 2020 ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.