ECLI:NL:RBMNE:2022:2015

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
27 mei 2022
Zaaknummer
UTR 22/201
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake belastingheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de heffingsambtenaar, dat op 6 december 2021 was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, aangezien het besluit op 30 januari 2021 bekend was gemaakt en het bezwaarschrift pas op 26 maart 2021 door de verweerder was ontvangen. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken, wat betekent dat het bezwaarschrift uiterlijk op 14 maart 2021 ontvangen had moeten zijn.

Eiser stelde dat hij het bezwaarschrift op 4 maart 2021 had verzonden, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het bezwaarschrift op tijd was verzonden. De rechtbank concludeerde dat de brief van 4 maart 2021 en de e-mail van PostNL van 5 maart 2021 niet voldoende waren om te bewijzen dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op de genoemde datum was verzonden. Er waren geen omstandigheden die een verschoonbare termijnoverschrijding konden rechtvaardigen.

Daarom heeft de rechtbank de beslissing van de heffingsambtenaar om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, bevestigd. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E. Mulder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 6 december 2021.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekend gemaakt op 30 januari 2021. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 14 maart 2021 door verweerder ontvangen moeten worden. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 26 maart 2021. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen. Dit heet een verschoonbare termijnoverschrijding.
3. Eiser zegt dat hij niet te laat was met het indienen van zijn bezwaarschrift, omdat hij het bezwaarschrift al op 4 maart 2021 samen met andere bezwaarschriften aangetekend heeft verzonden naar verweerder. Hiervoor verwijst eiser naar de brief van 4 maart 2021 waarin een opsomming staat van de verzonden bezwaarschriften en een e-mail van PostNL van 5 maart 2021. Op 26 maart 2021 heeft eiser alleen de machtiging meegezonden die bij het bezwaarschrift van 4 maart 2021 hoorde en daarbij heeft eiser nogmaals het bezwaarschrift meegezonden.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op tijd bezwaar heeft gemaakt. De brief waarin staat welke bezwaarschriften op 4 maart 2021 aangetekend zijn verzonden, waar onder meer het bezwaarschrift van eiser op staat, is onvoldoende om aan te nemen dat dit specifieke bezwaarschrift daadwerkelijk op 4 maart 2021 is verzonden. De e-mail van 5 maart 2021 maakt dit niet anders. Hierin staat namelijk alleen een bevestiging dat de aangetekende post door PostNL is ontvangen en niet dat dit specifieke bezwaarschrift ook op die datum is ontvangen of verzonden door PostNL. Verder zijn er geen omstandigheden genoemd die moeten leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
5. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.