ECLI:NL:RBMNE:2022:2011

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
27 mei 2022
Zaaknummer
16/006586-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding en wederrechtelijke vrijheidsberoving na poging tot verkrachting

Op 27 mei 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 januari 2022 in Veenendaal het slachtoffer heeft ontkleed en betast. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen om bij hem te blijven door de voordeur op slot te doen, waardoor het slachtoffer niet kon ontsnappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de intentie had om het slachtoffer seksueel binnen te dringen. Wel heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan aanranding en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, om te voorkomen dat de verdachte tijdens de proeftijd opnieuw een strafbaar feit pleegt. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.550,- toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/006586-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Irak),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. van Elp, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht en van hetgeen namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1 primair: op 8 januari 2022 in Veenendaal heeft geprobeerd [slachtoffer] te
verkrachten;
onder 1 subsidiair: op 8 januari 2022 in Veenendaal [slachtoffer] heeft aangerand;
onder 2: op 8 januari 2022 in Veenendaal [slachtoffer] wederrechtelijk
van haar vrijheid heeft beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is gebleken van een begin van uitvoering. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet uitgegaan kan worden van de aangifte van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft inconsistent verklaard en de verklaring van verdachte vindt evenveel steun in andere bewijsmiddelen als die van [slachtoffer] . Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is gebleken dat de verdachte de deur op slot heeft gedraaid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Vrijspraak poging tot verkrachting
De rechtbank oordeelt dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen is. Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen (zie hierna onder 4.3.2 en 4.3.3), maar de rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat hij daarbij tevens uitvoering heeft gegeven aan de intentie om haar lichaam seksueel binnen te dringen. De opmerking van verdachte dat hij [slachtoffer] ‘niet kon aankijken, omdat hij haar anders zou verkrachten’ is voor die overtuiging onvoldoende gebleken, in het bijzonder gelet op de voorwaardelijke bewoording daarvan en het gebrek aan daaropvolgende feiten of omstandigheden die ondersteunen dat verdachte daadwerkelijk voornemens was om het lichaam van [slachtoffer] seksueel binnen te dringen. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat verdachte bij het naar beneden trekken van de broek van [slachtoffer] zei ‘Ik wil je kut zien’; woorden die niet duiden op seksueel binnendringen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
4.3.2
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2
Op 8 januari 2022 was [slachtoffer] bij verdachte op bezoek in diens woning aan de [adres] in [plaatsnaam] . [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar op een gegeven moment aan haar hand trok en zei dat zij naast hem moest komen zitten. Zij mocht niet weg. Verdachte begon haar te kussen en had haar stevig vast. [slachtoffer] zei dat verdachte moest stoppen, maar hij luisterde niet. Verdachte zei tegen haar dat hij haar niet kon aankijken, omdat hij haar anders zou verkrachten. Verdachte zei vervolgens tegen [slachtoffer] dat zij haar shirt uit moest doen. [slachtoffer] heeft steeds ‘nee’ gezegd, wanneer verdachte zei dat zij haar shirt uit moest doen. Verdachte heeft hierop haar shirt uitgedaan. Het korset dat zij aanhad, moest van verdachte ook uit. Verdachte probeerde deze kapot te maken, omdat het hem niet lukte het uit te doen. [slachtoffer] heeft toen zelf haar korset uitgetrokken. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat verdachte kwaad was en dat zij bang was. Nadat het korset en de bh van [slachtoffer] uit waren gedaan, wilde verdachte dat zij haar broek ook uit zou trekken. [3] Verdachte zei: “je broek moet ook uit, ik wil je kut zien”. [4] Verdachte begon te schreeuwen dat zij haar kleding uit moest trekken. Hij bleef het maar herhalen. [5] Verdachte hield [slachtoffer] stevig vast en liet haar niet gaan. Hij zat aan haar, hij kuste haar en zat aan haar borsten.
[slachtoffer] heeft ook verklaard dat zij op een gegeven moment de deur uit wilde rennen. Haar bovenlichaam was naakt en haar broek hing op haar knieën. [slachtoffer] probeerde de deur te openen, maar verdachte was sneller bij de deur en draaide de deur weer op slot. Vervolgens haalde verdachte de sleutel uit het slot en stopte hem bij zich. [slachtoffer] schreeuwde dat zij weg wilde. Verdachte deed daarop zijn hand voor haar mond zodat zij niet kon schreeuwen. [slachtoffer] zag kans om naar de badkamer te gaan en deed de deur op slot. Zij heeft WhatsApp berichten gestuurd naar een vriendin, te weten getuige [getuige] . Verdachte probeerde echter de deur te openen met een vork of een mes en dat lukte. Verdachte wilde de telefoon van [slachtoffer] afpakken. [6] Verdachte heeft aan een van haar borsten gelikt. [7] [slachtoffer] wist verdachte de badkamer weer uit te werken.
Verdachte had de voordeur dicht gedaan en dwong haar om te blijven. [8]
Uit de berichtenwisseling tussen [slachtoffer] en [getuige] blijkt dat met de telefoon van [slachtoffer] het volgende bericht is gestuurd naar [getuige] : “Hij deur opslot alles”. [9]
De politie trof [slachtoffer] aan in de badkamer, haar bovenlichaam was ontbloot. [10]
Bij het onderzoek naar de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA aan de linkerborst van [slachtoffer] is speeksel aangetroffen waaruit een DNA-mengprofiel is bemonsterd. De kans is een miljard keer waarschijnlijker wanneer
de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon. [11]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] op 8 januari 2022 bij hem op bezoek was. [12] Nadat [slachtoffer] hem koffie had gegeven, pakte verdachte haar shirt en zei: “t-shirt uit”. Hij heeft haar bh uitgedaan. [13] Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens de borsten en rug van [slachtoffer] heeft aangeraakt. Verdachte heeft verklaard dat hij haar heeft vastgepakt en op schoot heeft getrokken. Haar bovenlichaam was ontbloot. Toen [slachtoffer] bij verdachte op schoot zat, zei ze ‘nee, nee, nee’. Daarna ging ze naar de wc. Op het moment dat [slachtoffer] naar de wc ging, trok verdachte haar broek naar beneden. Ze zei dat ze naar de wc ging, maar liep naar de voordeur. Verdachte heeft haar tegengehouden. [14]
4.3.3
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank komt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding en wederrechtelijke vrijheidsberoving van het [slachtoffer] .
De rechtbank overweegt daartoe in de eerste plaats dat de verklaringen van aangeefster gedetailleerd en in de kern consistent zijn. De rechtbank deelt het standpunt van de verdediging dan ook niet dat sprake is van wezenlijke verschillen of tegenstrijdigheden in haar verklaringen. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. De verklaringen van aangeefster kunnen dan ook worden gebruikt voor het bewijs.
De verklaringen van [slachtoffer] worden zowel voor wat betreft de dwang, de ontuchtige handelingen als de wederrechtelijke vrijheidsberoving ondersteund door en vinden bevestiging in (onder meer) de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte. Hij heeft verklaard dat hij het shirt van aangeefster heeft vastgepakt, dat hij tegen aangeefster heeft gezegd dat zij haar t-shirt uit moest doen, dat hij haar bh heeft uitgedaan, dat hij haar borst heeft aangeraakt, dat hij haar op zijn schoot heeft getrokken, dat hij haar vervolgens ‘nee, nee, nee’ heeft horen zeggen waarna hij (toch) haar broek heeft uitgetrokken en dat hij haar bij de voordeur heeft tegengehouden.
De rechtbank gaat daarom uit van de lezing van [slachtoffer] en die lezing vormt reeds de weerlegging van het standpunt van verdachte dat zijn handelen een ‘grap’ is geweest, wat daar verder ook van moge zijn.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. subsidiair
op 8 januari 2022 te [plaatsnaam] door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer] : ”ik ga je verkrachten” en “ik wil je kut zien”, althans woorden van dergelijke dreigende aard en strekking en
- ( onverhoeds en hardhandig) overrompelen en vastpakken van die [slachtoffer] en
- likken en betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- uittrekken van het t-shirt, de broek en de BH van die [slachtoffer] en
- op slot doen van de (voor)deur van zijn, verdachtes woning en vervolgens de sleutels uit het slot van de voordeur halen, waardoor die [slachtoffer] , niet aan hem, verdachte kon ontkomen, althans werd belemmerd te ontsnappen en
- met een voorwerp, trachten het slot van de badkamerdeur, waarin die [slachtoffer] zichzelf (ter bescherming) had op gesloten, te openen en
- aldus doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer] ;
2
op 8 januari 2022 te [plaatsnaam] , opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd in zijn, verdachtes woning, gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] , immers heeft hij, verdachte,
- terwijl die [slachtoffer] zich in die woning bevond en toen die [slachtoffer] die woning wilde verlaten die [slachtoffer] bij de voordeur van die woning weggeduwd en aldus belet die woning te verlaten en
- de voordeur van die woning op slot gedaan en (vervolgens) de sleutel uit het slot van die voordeur gehaald.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 1: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
onder 2: opzettelijk iemand van de vrijheid beroven.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Mocht de rechtbank tot een strafoplegging komen, dan dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf niet wenselijk is en stelt voor de gevangenisstraf te beperken tot het voorarrest en daarnaast een taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft het slachtoffer, terwijl zij bij hem op bezoek was, ontkleed en betast. Op enig moment heeft verdachte ook de voordeur van zijn woning op slot gedaan, zodat het slachtoffer niet weg kon. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft op geen enkel moment inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen noch verantwoordelijkheid daarvoor genomen. Sterker nog, verdachte heeft volgehouden dat het een ‘grap’ was. Dat het voor aangeefster allesbehalve een grap is geweest, blijkt wel uit haar toelichting op haar schadevergoedingsverzoek. Daarin heeft zij onder meer verklaard dat zij doodsbang is geweest voor verdachte en dat zij tot op heden slapeloze nachten en herbelevingen heeft.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 7 april 2022, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld;
- een reclasseringsadvies van 12 mei 2022, uitgebracht door Reclassering Nederland.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte nog altijd geïnteresseerd is in (chat)contact met (jonge) vrouwen en dat behandeling gericht hierop, geïndiceerd is. Verdachte is echter niet gemotiveerd voor behandeling, noch bereid om mee te werken aan een dergelijke behandeling.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met het forse leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer.
Alles overwegende en gelet op hetgeen de rechtbank bewezen acht, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal een deel daarvan, te weten 2 maanden, voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat verdachte gedurende de proeftijd wederom een strafbaar feit zal plegen
.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel geen bijzondere voorwaarden koppelen, aangezien niet gebleken is dat verdachte bereid of gemotiveerd is om mee te werken.

9.VOORLOPIGE HECHTENIS

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gevangenneming van verdachte gevorderd en daaraan ten grondslag gelegd dat bij een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit sprake is van een vastgesteld twaalfjaarsfeit waardoor de geschokte rechtsorde is geschokt.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevangenneming van verdachte niet bevolen dient te worden, aangezien er geen gronden zijn die de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vorderen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering tot gevangenneming van verdachte af. De rechtbank heeft onder 1 een ander feit bewezen verklaard dan de officier van justitie aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. Het bewezen verklaarde feit is geen twaalfjaarsfeit, zodat de gevangenneming niet op die grond kan berusten. Het is de rechtbank verder niet gebleken van gronden die de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vorderen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.550,-. Dit bedrag bestaat uit € 50,- materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, aangezien verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien niet onderbouwd is waaruit de schade bestaat. De immateriële schade is ook onvoldoende onderbouwd en komt daarom, in de onderhavige strafzaak, niet voor vergoeding in aanmerking. Mocht de rechtbank wel tot een (gedeeltelijke) toewijzing komen, dan dient het bedrag aan immateriële schade aanzienlijk gematigd te worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel niet is gebleken dat de bh en het korset van de benadeelde partij beschadigd zijn geraakt door de aan verdachte ten laste gelegde feiten, is ter terechtzitting toegelicht dat het slachtoffer de kledingstukken niet meer wil dragen. De rechtbank beschouwt dit als verlies van goederen dat rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De gevorderde materiële schade, die neerkomt op vervangingskosten van de betreffende voorwerpen, komt daarmee voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank is verder van oordeel dat de aard en ernst van de normschending die volgen uit de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zodanig zijn dat aangenomen kan worden dat de benadeelde partij in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106 lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De benadeelde partij komt daarom een immateriële schadevergoeding toe. De rechtbank acht een bedrag van € 1.500,- redelijk.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.550,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.550,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 246 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (10 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.550,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.550,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 mei 2022.
Mrs. Koenis en Bij de Vaate zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 januari 2022 te Veenendaal, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer] (geboren op [2003] ) (telkens) te dwingen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende hij, verdachte
(telkens)
- die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: “ ik ga je verkrachten” en/of “ik
wil je kut zien”, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- die [slachtoffer] (onverhoeds en/of hardhandig) overrompeld en/of
vastgepakt en/of opgepakt en/of
- de borsten en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] gekust
en/of gelikt en/of betast en/of
- het T-shirt, het korset, de broek en/of de bh van die [slachtoffer]
uitgetrokken, althans die [slachtoffer] (gedeeltelijk) ontkleed en/of
- de (voor)deur van zijn woning op slot gedaan en/of (vervolgens) de
sleutels van de (voor)deur uit het slot gehaald, waardoor die
[slachtoffer] , niet aan hem, verdachte kon ontkomen, althans werd belemmerd
te ontsnappen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getracht het slot
van de badkamerdeur, waarin die [slachtoffer] zichzelf (ter bescherming)
had opgesloten, te openen en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2022 te Veenendaal door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer]
(geboren op [2003] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer] : ”ik ga je verkrachten”
en/of “ ik wil je kut zien”, althans woorden van dergelijke dreigende
aard en/of strekking en/of
- ( onverhoeds en/of hardhandig) overrompelen en/of vastpakken/oppakken van
die [slachtoffer] en/of
- kussen, likken en/of betasten van de borsten en/of andere delen van het
lichaam van die [slachtoffer] en/of
- uittrekken van het t-shirt, het korset, de broek en/of de BH van die
[slachtoffer] , althans het (gedeeltelijk) ontkleden van die [slachtoffer]
en/of
- op slot doen van de (voor)deur van zijn, verdachtes woning en/of
(vervolgens) de sleutels uit het slot van de (voordeur) halen, waardoor
die [slachtoffer] , niet aan hem, verdachte kon ontkomen, althans werd
belemmerd te ontsnappen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, trachten het slot
van de badkamerdeur, waarin die [slachtoffer] zichzelf (ter bescherming)
had op gesloten, te openen en/of
- aldus doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op 8 januari 2022 te Veenendaal, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van
de vrijheid heeft beroofd in zijn, verdachtes woning, gelegen aan de [adres] te
[plaatsnaam] ,
immers heeft hij, verdachte,
- terwijl die [slachtoffer] zich in die woning bevond en/of toen die
[slachtoffer] die woning wilde verlaten die [slachtoffer] (meermalen) bij de
voordeur van die woning weggeduwd en/of aldus belet die woning te
verlaten en/of
- de voordeur van die woning op slot gedaan en/of (vervolgens) de sleutel
uit het slot van die voordeur gehaald;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 maart 2022, genummerd 2022008545, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 34, en proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 75.
3.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 78.
4.Proces-verbaal verhoor van [slachtoffer] door de rechter-commissaris op 21 februari 2022, p. 7.
5.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 78.
6.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 79.
7.Proces-verbaal verhoor van [slachtoffer] door de rechter-commissaris op 21 februari 2022, p. 8.
8.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 81.
9.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 64 en proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 5.
10.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 7.
11.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in [plaatsnaam] op 8 januari 2022, d.d. 4 februari 2022, doorgenummerde pagina 91.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 34.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 35.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 36.