9.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
[slachtoffer] vordert de volgende materiele schade:
a. ziekenhuisdaggeldvergoeding (14 dagen x € 31,-) € 434,00
b. kosten eigen risico zorgverzekering 2021 en 2022 € 770,00
c. kosten fysiotherapie € 2.517,50
d. kosten medicatie € 7,68
e. kosten nieuwe autosleutel € 216,36
f. kosten transport auto € 35,00
g. reiskosten € 467,60
h. kosten kleding € 540,00
i. kosten hulpmiddelen
€ 93,98 +
Totaal € 5.082,12
Met betrekking tot post a. wordt het volgende overwogen. Uit het forensisch medisch rapport volgt dat verdachte om 23.25 uur met de ambulance in het [ziekenhuis] is aangekomen, zodat de rechtbank voor de berekening van de ziekenhuisdaggeldvergoeding uitgaat van 13 dagen in plaats van de gevorderde 14 dagen. Dit komt neer op een toewijsbaar bedrag van € 403,- (13 x € 31,-).
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten b. tot en met d. en g. tot en met i. komt in zijn geheel voor vergoeding in aanmerking. [slachtoffer] heeft deze posten voldoende onderbouwd. Verder wordt overwogen dat het voldoende aannemelijk is dat zijn eigen risico ook in het jaar 2022 op zal gaan aan behandelingen die met het letsel verband houden en dat hij in de toekomst nog veel meer medische kosten zal moeten maken. De rechtbank acht verder een bedrag van € 540,- niet onredelijk ter vervanging van de kleding die [slachtoffer] droeg ten tijde van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de posten e. en f. geldt dat het bewezen verklaarde feit enerzijds en de noodzaak van [slachtoffer] zijn autosleutel te vervangen en transportkosten te betalen in een te ver verwijderd causaal verband van elkaar staan om tot toewijzing van deze schadeposten te kunnen leiden.
Gelet op het bovenstaande zal in totaal een bedrag van € 4.799,76 aan materiële schade worden toegewezen.
Immateriële schade
Daarnaast vordert [slachtoffer] een bedrag van € 50.000,- aan immateriële schade.
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 BW recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding, onder meer indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen.
[slachtoffer] heeft ernstig lichamelijk letsel in de vorm van een ernstige steekverwonding opgelopen. Daarvoor heeft [slachtoffer] verschillende operaties moeten ondergaan, waarbij de nodige complicaties zijn opgetreden en er blijvend letsel is. De rechtbank houdt bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank zal een bedrag van € 25.000,00 toewijzen.
De rechtbank zal het totale bedrag aan materiele en immateriële schade van € 29.799,76 vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 29.799,76, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 183 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
is de partner van [slachtoffer] en heeft zich op grond van artikel 51f lid 2 Sv gevoegd als benadeelde partij.
Verplaatste schade
[A] vordert een bedrag van € 24.852,29 aan verplaatste schade, bestaande uit een bedrag van € 652,29 aan reiskosten vanwege ziekenhuisbezoek en een bedrag van € 24.200,- aan kosten voor de verzorging van [slachtoffer] . Artikel 6:107 lid 1 onder a BW biedt aan derden, die als gevolg van andermans lichamelijke of geestelijke kwetsing schade lijden, recht op vergoeding van door hen ten behoeve van de gekwetste gemaakte kosten. Bezoekkosten komen volgens vaste jurisprudentie voor vergoeding in aanmerking wanneer sprake is van een nauwe persoonlijke relatie van de derde tot het slachtoffer. [A] is de partner van [slachtoffer] , zodat deze band gegeven is. De gevorderde reiskosten ten behoeve van de bezoeken van € 652,29 zijn redelijk en onderbouwd en zullen dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal [A] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering voor zover die ziet op de kosten voor de verzorging van [slachtoffer] . In het licht van het gemotiveerde verweer is nadere onderbouwing nodig dat deze verzorging ook daadwerkelijk zoveel uren heeft gekost als wordt gesteld. Nader onderzoek hierover brengt een onevenredige belasting van dit strafgeding op als bedoeld in artikel 361 lid 3 Sv. [A] kan deze vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Shockschade
Daarnaast vordert [A] een bedrag van € 25.000,- aan shockschade.
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond.
Nog daargelaten de vraag of reeds voldoende is vast komen te staan dat sprake is van geestelijk letsel, weerspreken de feiten in het dossier dat [A] het tenlastegelegde heeft waargenomen of een hevige emotionele schok bij haar werd teweeggebracht door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan.
Uit het procesdossier volgt immers dat [A] pas ter plaatse kwam toen de ambulanceverpleegkundigen [slachtoffer] op de brancard hadden gelegd en naar het ziekenhuis wilden vertrekken. Dat zij een van de eerste personen was die bij hem aanwezig was, dat zij eerste hulp heeft verleend en haar partner in haar armen heeft gehouden tot de ambulance arriveerdezoals zij ter zitting heeft gesteld blijkt nadrukkelijk niet uit het dossier. Dat daadwerkelijk sprake is geweest van shockschade is dan ook onvoldoende onderbouwd, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag van € 652,29 vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [A] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 652,29 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 13 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [A] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.