ECLI:NL:RBMNE:2022:1990

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
UTR 21/4653
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing over arbeidsongeschiktheid en uitkering op grond van de Wet WIA

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als senior forensisch onderzoeker bij de Nationale Politie, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over haar arbeidsongeschiktheid en de toekenning van een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres had zich ziek gemeld en verzocht om een uitkering, die aanvankelijk werd toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Na bezwaar werd deze mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 76,91%, wat eiseres niet accepteerde. Tijdens de zitting op 22 maart 2022, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en psycholoog, werd de medische beoordeling van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige besproken.

De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres voerde aan dat haar klachten en beperkingen als gevolg van PTSS niet juist waren ingeschat, maar de rechtbank vond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de aangenomen beperkingen correct waren. De rechtbank concludeerde dat de geduide functies passend waren en dat de beslissing van het UWV om eiseres een uitkering toe te kennen op basis van 76,91% arbeidsongeschiktheid terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 mei 2022, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4653

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O.W.G. van Petegem),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft zich ziek gemeld vanuit haar functie als senior forensisch onderzoeker bij de Nationale Politie voor 49,52 uur per week. Per einde wachttijd op 11 augustus 2020 heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
In het besluit van 17 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 11 augustus 2020 een uitkering op grond van de Wet WIA toegekend gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
In het besluit van 11 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en in plaats daarvan bepaald dat eiseres per 11 augustus 2020 een uitkering op grond van de Wet WIA ontvangt gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 76,91%.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2022 via MS Teams. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en psycholoog L. Wolters. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de medische beoordeling onjuist is. Volgens eiseres is zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van verweerder heeft dat miskend en haar klachten en beperkingen uit de PTSS onderschat. De primair aangenomen beperkingen betreffen de ondergrens: eiseres is eerder meer beperkt dan minder beperkt. Ook is er geen aanleiding de eerder aangenomen urenbeperking te reduceren. Dat sprake is van aggravatie volgt niet eenduidig uit de expertise van Psyon. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd dat er aanleiding is de eerder aangenomen beperkingen aan te scherpen.
Ook is de kans op herstel voor eiseres betrekking ongunstig. Dat blijkt uit de informatie van haar behandelaar en de expertise van Psyon. Het past dan niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen niet als duurzaam aanmerkt. Eiseres heeft ondanks haar klachten en beperkingen geprobeerd te re-integreren. Helaas is dat niet gelukt en zijn haar klachten verergerd. Daarmee wordt haar standpunt in beroep ook onderschreven.
2. Verweerder heeft zich bij de bestreden besluitvorming gebaseerd op de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. Volgens verweerder volgt uit de rapporten van 1 november 2020, 3 augustus 2021, 5 oktober 2021, 7 februari 2022 en 17 maart 2022 dat de medische beoordeling zorgvuldig en op juiste wijze tot stand is gekomen.
3. De verzekeringsarts acht eiseres beperkt belastbaar vanwege haar PTSS. Hij heeft beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Ook heeft hij een tijdelijke urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week aangenomen op preventieve gronden. Deze beperkingen zijn opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 6 november 2020. De verzekeringsarts verwacht verbetering in belangrijke mate op de lange termijn.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de diagnose PTSS overgenomen. Zij acht eiseres op basis daarvan beperkt belastbaar. De primair aangenomen beperkingen neemt zij grotendeels over, met nuancering van de toelichtingen en de beperking voor vaste bekende werkwijzen en toevoeging van een beperking voor conflicthantering. Dit heeft zij vastgelegd in de FML van 3 augustus 2021. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt hiermee voldoende tegemoetgekomen aan de geclaimde klachten. Daarbij betrekt zij de conclusie in de expertise aangaande aggravatie van de klachten, haar eigen bevindingen, het sociaal functioneren van eiseres en het verzekeringsgeneeskundig protocol Angststoornissen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding voor aanvullende beperkingen voor de ervaren lichamelijke klachten aan de nek en rug, migraine en netelroos. Eiseres heeft deze klachten niet genoemd tijdens de hoorzitting, ze neemt hiervoor geen structurele medicatie en ze functioneert hiermee redelijk binnen het gezin. Een associatie tussen deze klachten en de mentale stress is aannemelijk, waarvoor reeds mentale beperkingen zijn aangenomen. Ook acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking van maximaal 6 uur per dag en ongeveer 20 uur per week met een maximum van 22 uur per week aangewezen op energetische gronden.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de aangenomen beperkingen niet duurzaam. Vanuit de expertise volgt weliswaar een ongunstige prognose, maar die is gericht op volledig herstel van de klachten. Wat betreft verbetering van de klachten, duidt de expertise op een onderbehandeling. Er is geen medicatie ingezet en er is geen verwijzing gegeven naar een meer intensieve, eventueel klinische, traumabehandeling. Deze opties zouden voor reductie van de klachten kunnen zorgen. Om die reden ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding de aangenomen beperkingen als duurzaam aan te merken.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de stellingen in beroep geen aanleiding haar standpunt te herzien. Dat beargumenteert zij in haar rapporten van 5 oktober 2021, 7 februari 2022 en 17 maart 2022.
6. De beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
8. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsartsen hebben de dossiergegevens bestudeerd en eiseres gezien en gesproken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van eiseres, haar behandelend psycholoog en het expertiserapport van psychiater dr. A.E. Schröder, werkzaam bij Psyon, van 18 juni 2021, betrokken in haar heroverweging. Ten behoeve van haar aanvullende rapporten van 5 oktober 2021, 7 februari 2022 en 17 maart 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de ingebrachte informatie van eiseres bestudeerd en eiseres op 20 januari 2022 medisch onderzocht. De rechtbank acht deze onderzoeksactiviteiten toereikend.
9. De rechtbank ziet in de stellingen van eiseres in beroep geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. Naar het oordeel van de rechtbank is toereikend, eenduidig en inzichtelijk beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Het is aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging te maken. Deze heroverweging dient op zijn eigen merites te worden beoordeeld. Dat de primaire verzekeringsarts eerder tot verdergaande beperkingen heeft geconcludeerd, doet op zichzelf niet af aan de juistheid van de herbeoordeling in bezwaar.
Ook is het aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep om te beoordelen of sprake is van medisch objectiveerbare klachten die leiden tot het aannemen van beperkingen. Dat de behandelend psycholoog van eiseres en de expertise van Psyon spreken van verdergaande beperkingen, is op zichzelf onvoldoende ter weerlegging van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De diagnose PTSS is onderkend door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zij heeft, voor zover medisch objectiveerbaar, de geclaimde klachten vertaald naar beperkingen in de FML van 3 augustus 2021. Ter duiding van de ernst van de klachten heeft de verzekeringsarts betrokken dat in de expertise van Psyon wordt gesproken van aggravatie van de klachten. Dit strookt met de eigen bevindingen en het sociaal functioneren van eiseres, waaruit niet blijkt dat sprake is van ernstige PTSS-klachten. Om die reden neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen verdergaande beperkingen aan. De rechtbank ziet in de stellingen van eiseres, zonder nadere medische onderbouwing, geen aanleiding deze conclusie onjuist te achten. Dat de klachten en beperkingen als gevolg van de PTSS onderschat zijn, volgt de rechtbank dan ook niet.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een urenbeperking op energetische gronden aangenomen. Dat daarnaast een preventieve urenbeperking aan de orde zou moeten zijn, heeft eiseres niet met medische informatie onderbouwd. De stelling dat een preventieve urenbeperking op basis van de standaard Duurbelasting in Arbeid bij PTSS (ook) mogelijk zou moeten zijn, is onvoldoende om die urenbeperking bij eiseres aan te nemen.
Ten slotte ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de conclusie over de duurzaamheid van de beperkingen. Uit de expertise volgt dat geen medicatie is ingezet en geen verwijzing naar een intensieve traumabehandeling. Op basis daarvan concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat sprake is van onderbehandeling en de beperkingen niet duurzaam zijn. Dat de behandelend psycholoog (in samenspraak met eiseres) niet tot deze opties is overgegaan, betekent niet dat er objectief gezien geen behandelmogelijkheden meer zijn. Dat inzet van de behandelmogelijkheden tot reductie van de klachten kan leiden, heeft eiseres niet weersproken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de conclusie over de duurzaamheid van de beperkingen onjuist te achten.
10. Eiseres heeft in beroep ook aangevoerd dat de arbeidsdeskundige beoordeling onjuist is. De geduide functies zijn niet passend bij eiseres. Bij de functies productiemedewerker industrie, medewerker kleding en textielreiniging en samensteller kunststof en rubberproducten wordt gewerkt met deadlines, productiepieken en/of productiedruk. Ook is er geen sprake van een rustige kantoorruimte. Dit past niet bij de beperkingen van eiseres.
11. Verweerder heeft zich bij de bestreden besluitvorming gebaseerd op de arbeidsdeskundige beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Volgens verweerder volgt uit de rapporten van 19 augustus 2021, 6 oktober 2021 en 18 maart 2022 dat de arbeidsdeskundige beoordeling zorgvuldig en op juiste wijze tot stand is gekomen.
12. De beroepsgrond slaagt niet. Uitgaande van de juistheid van de in de FML van 3 augustus 2021 opgenomen beperkingen oordeelt de rechtbank dat de geduide functies terecht geschikt zijn geacht voor eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toereikend en inzichtelijk gemotiveerd dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding.
Eiseres is op basis van de FML (item 1.8.4) aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, met de toelichting: maximaal één per dag indien complexe taak, anders 2-3 keer per dag mogelijk. Bij de geduide functies vindt op dit aspect geen overschrijding van de belastbaarheid plaats.
Eiseres is op basis van de FML (item 1.8.1) aangewezen op werk waarbij zij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen, met als toelichting: geen grote kantoortuinen indien afscherming en gehoorbescherming en/of noise cancelling niet mogelijk is. Uit het rapport van 18 maart 2022 volgt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in overleg met de arbeidskundige analist heeft geconcludeerd dat bij de geduide functies sprake is van een rustige, niet hectische, werkomgeving vergelijkbaar met een kantoorruimte. Voor zover sprake is van harde geluiden, is eiseres hiervoor niet beperkt geacht. De stellingen van eiseres in beroep doen de rechtbank niet twijfelen aan deze conclusie.
13. Gelet op het voorgaande, is het bestreden besluit van een deugdelijke medische en arbeidsdeskundige grondslag voorzien. Verweerder heeft op basis hiervan eiseres terecht met ingang van 11 augustus 2020 een uitkering op grond van de Wet WIA toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 76,91 %.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.