ECLI:NL:RBMNE:2022:1984

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
16/064396-21 en 16/276020-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens ontoerekeningsvatbaarheid na mishandeling, vernieling, bedreiging en poging tot zware mishandeling

Op 25 mei 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van mishandeling, vernieling, bedreiging en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat hij niet strafbaar werd geacht. De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden op 7 maart 2021 en 11 oktober 2021. Tijdens de zitting op 11 mei 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De officier van justitie eiste een veroordeling, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs en ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten psychische problemen had, waaronder een psychotische stoornis. Dit werd bevestigd door rapportages van deskundigen die de verdachte hadden onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien en dat hij handelde vanuit een psychose. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

De rechtbank heeft in haar beslissing verwezen naar relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de zaak afgesloten met de opmerking dat de verdachte onder de huidige omstandigheden niet strafbaar is. De uitspraak benadrukt het belang van psychische gezondheid in strafzaken en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/064396-21 en 16/276020-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn raadsvrouw, mr. H. van der Spoel, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder parketnummer 16/064396-21:
1.
op 7 maart 2021 te Ankeveen zijn zus [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
2)
op 7 maart 2021 te Ankeveen een ketting van [slachtoffer 2] heeft vernield;
3)
op enig moment in de periode tussen 1 augustus 2020 en 8 maart 2021 te Nederhorst den

Berg zijn vader [slachtoffer 3] heeft bedreigd met een mes,

en onder parketnummer 16/276020-21:
primair
op 11 oktober 2021 te Hilversum opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan
[slachtoffer 1] door (met) een glas in het gezicht/tegen het hoofd te slaan,
subsidiairten laste gelegd als:
poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk
letsel;
meer subsidiairten laste gelegd als:
mishandeling, al dan niet met zwaar lichamelijk letsel
als gevolg.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de bij dagvaarding onder parketnummer 16/064396-21 onder
1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ook acht de officier van justitie de bij dagvaarding onder parketnummer 16/276020-21 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft vrijspraak gevorderd van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, nu het toegebrachte letsel niet te kwalificeren valt als zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak verzocht van de bij dagvaarding onder parketnummer 16/064396-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten nu er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het bij dagvaarding onder parketnummer 16/276020-21 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het primair ten laste gelegde feit (toebrenging zwaar lichamelijk letsel) en het subsidiair ten laste gelegde feit (poging zware mishandeling). Alleen mishandeling kan wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/064396-21
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 (mishandeling) en feit 2 (vernieling)
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 7 maart 2021
Plaats delict: [woonplaats]
Pleegdatum: 7 maart 2021
Ik heb een broer [verdachte] . [2] Ik voelde dat [verdachte] mij bij mijn keel greep, later bleek ook dat hij de ketting die ik droeg kapot getrokken had. Ik draaide mij heel snel om, omdat ik bang was voor [verdachte] . Terwijl ik mij omdraaide voelde ik een hele harde slag tegen mijn achterhoofd. Ik voelde heel duidelijk de gebalde vuist van [verdachte] tegen mijn achterhoofd aan komen. Ik voelde op dat moment een hele erge pijn op de plek waar hij mij geraakt had. Ik voelde vooral ook een hele grote angst. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant 8 maart 2021 met als bijlage een foto van de ketting
Op 8 maart 2021 ontving ik een email van [slachtoffer 3] , vader van aangeefster [slachtoffer 2] . In de email stond als onderwerp: ketting [slachtoffer 2] en er was een foto bijgevoegd van een gebroken ketting. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen van (telefonisch) verhoor getuige [getuige ]
Ik heb eerder een verklaring afgelegd bij uw collega de [verbalisant 1] . Ik wil daar op terugkomen. Ik sprak met mijn zoon over een mogelijke opname, om geholpen te worden. Toen kwam het tot conflict tussen [verdachte] en mijn dochter. Ik ben er tussen gesprongen.
Heeft u gezien dat uw zoon [verdachte] , uw dochter tegen het hoofd sloeg?
Ja ja, tegen het hoofd ja, dat kan inderdaad wel en die ketting die brak. Eigenlijk
heb ik hetzelfde als mijn dochter gezien. [5]
De hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor de bewering van de verdediging dat getuige [getuige ] , de moeder van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 2] , een onbetrouwbare getuigenverklaring heeft afgelegd. Weliswaar heeft zij in eerste instantie bij de politie geen belastende verklaring ten aanzien van haar zoon afgelegd, maar uit het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2021 blijkt dat zij dezelfde dag nog de politie heeft gebeld omdat zij op haar verklaring wilde terugkomen. De rechtbank begrijpt dat het moeilijk was voor de moeder om meteen een belastende verklaring af te leggen tegen haar zoon, maar dat zij zich heeft bedacht en alsnog naar waarheid heeft verklaard.
Ten aanzien van feit 3 (bedreiging)
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 7 maart 2021
[verdachte] woont op de [adres] te [woonplaats] .
Ik heb [verdachte] tijdens het ontbijt aangesproken op zijn gedrag. Ik zag dat hij een mes in zijn handen had. Hij haalde dit mes uit zijn broek. Er heeft toen een worsteling plaatsgevonden en mijn vrouw heeft op dat moment de politie gebeld. De politie heeft [verdachte] toen meegenomen. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 7 maart 2021
Ik deed onderzoek naar de voorgeschiedenis van [verdachte] .
Op 4 november 2020 is [verdachte] aangehouden ter zake mishandeling. [verdachte] zou toen zijn vader hebben mishandeld en had mogelijk ook op dat moment een mes bij zich. [7]
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2022
Ik weet waar dit over gaat. Er werd door mijn vader tegen mij geschreeuwd. Het mes lag op mijn kamer. Ik had het van mijn kamer gepakt. [8]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht gelet op de aangifte van vader en de eigen verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tijdens een discussie vader een mes heeft getoond. De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank acht de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden verricht dat bij aangever redelijke vrees kon ontstaan dat er een zware mishandeling zou volgen, mede gelet op de agressieve houding die de verdachte aannam.
Parketnummer 16/276020-21
Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de
primair ten laste gelegde zware mishandeling niet bewezen kan worden, nu het geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [9]
Subsidiair ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1]
Plaats delict : [woonplaats]
Pleegdatum/tijd : 11 oktober 2021
Op 11 oktober 2021 zat ik in de huiskamer. Ik zat daar met [verdachte] , een collega genaamd [getuige] en de afdelingsbeveiliger. Omstreeks 21.30 uur zag ik dat [verdachte] zijn rechter arm omhoog bewoog. Ik zag dat hij een glazen theeglas in zijn rechter hand had en zag dat hij dat thee glas in een (1) beweging naar mijn hoofd bracht. Direct daarna voelde ik een scheut pijn door mijn hoofd gaan en besefte mij dat ik van [verdachte] een klap op mijn hoofd gehad had met dat thee glas. De klap was zo heftig dat ik zwart voor mijn ogen zag. Ik keek naar rechts en zag dat er allemaal kapot glas om mij heen lag. [10]
Een proces-verbaal van bevindingen van getuige [getuige]
[verdachte] zat op de bank links van [slachtoffer 1] . [verdachte] stond vanuit het niets op. Hij riep hierbij iets in de trant van "je zit mij te irriteren". Ik zag dat hij hierbij zijn arm met kracht naar achter zwaaide. En zag dat het thee glas wat hij in zijn hand had met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] aan kwam. Ik zag dat dit de linkerkant van het gezicht betrof boven de linker wenkbrauw. [11]
Een geschrift, te weten een geneeskundig letselverslag van [instelling] , opgemaakt door drs. K. Hoeberichts, van 28 november 2021:
Op 11 oktober 2011 werd ik als dienstdoende arts op de [locatie] ter plekke geroepen nadat er een geweldsincident had plaatsgevonden waarbij een patiënt dhr. [slachtoffer 1] met een glazen theekop op het voorhoofd had geslagen. Hierbij heeft dhr. [slachtoffer 1] een verwonding links op het voorhoofd opgelopen. Dit betreft een wijkende splijtwond van +-3cm diagonaal met forse zwelling en hematoom vorming. Mogelijke beloop van deze hoofdverwonding is een fors litteken van ongeveer 2 cm in het gelaat van dhr. [slachtoffer 1] . [12]
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2022
Ik heb op 11 oktober 2021 met een glas in mijn hand een beweging gemaakt richting het hoofd van [slachtoffer 1] . Ik deed een stretchbeweging met mijn armen. Het glas zat in mijn hand en dat kwam toen tegen zijn gezicht aan en het glas brak. Ik deed die stretchbeweging, omdat ik boos op hem was. Hij zat direct naast mij op de bank.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de weergegeven redengevende feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte uit boosheid opzettelijk met een glas tegen het hoofd van aangever heeft geslagen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door vanaf een korte afstand -uit boosheid- met zijn hand een glas vol in het gezicht van de aangever te slaan zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit glas aangever in het gezicht zou raken, waarbij de aangever zwaar lichamelijk letsel kon oplopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangever willens en wetens aanvaard.

5.BEWEZENVERKLARING

parketnummer 16/064396-21
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 7 maart 2021 te Ankeveen, zijn zus [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] bij de keel te grijpen en op haar hoofd te stompen;
2.
op 7 maart 2021 te Ankeveen, opzettelijk en wederrechtelijk een ketting, die geheel aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
3.
op enig moment in de periode tussen 1 augustus 2020 en 8 maart 2021 te Nederhorst den Berg zijn vader, [slachtoffer 3] , heeft bedreigd met een mes, met zware mishandeling;

parketnummer 16/276020-21

subsidiair
hij op 11 oktober 2021 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • een glas heeft gepakt en
  • met een glas in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/064396-21
mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
bedreiging met zware mishandeling;
parketnummer 16/276020-21
subsidiair:poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wegens ontoerekeningsvatbaarheid zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hoewel enkel ten behoeve van de zaak met parketnummer 16/276020-21een rapportage over verdachte is opgemaakt, blijkt uit de inhoud van het dossier dat verdachte ook ten tijde van de onder parketnummer 16/064396-21 gepleegde strafbare feiten de nodige psychische problemen had en dient hij ook voor die feiten ontoerekeningsvatbaar te worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, voor zover de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar aan te merken en te ontslaan van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende over verdachte opgemaakte rapportages, te weten:
Ten aanzien van parketnummer 16/064396-21:
- een consult van het NIFP van 17 maart 2021, opgemaakt door F. Nhass, psychiater;
Ten aanzien van parketnummer 16/276020-21:
  • een consult van het NIFP van 14 oktober 2021, opgemaakt door L. Röst, psychiater;
  • een Rapportage Pro Justitia van 12 januari 2022, opgemaakt door drs. K.H. Stolk, kinder- en jeugdpsychiater.
Parketnummer 16/276020-21:
Rapporteur K.H. Stolk heeft zijn rapportage opgemaakt ten aanzien van het feit dat op
11 oktober 2021 heeft plaatsgevonden, te weten de poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] . De rapporteur stelt dat verdachte tot begin 2020 een goed functionerende vwo-scholier was, maar dat er sindsdien in toenemende mate sprake is van cannabis- en alcoholgebruik. Er is veelvuldig sprake geweest van contacten met politie en justitie en er zijn meerdere ggz-opnames noodzakelijk geweest vanwege psychotische decompensatie. Het ontbreekt bij verdachte aan enig ziektebesef- of inzicht, en verdachte ziet de noodzaak voor behandeling of abstinentie van middelen niet in. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde vanwege psychotische decompensatie opgenomen op de afdeling [locatie] van [instelling] . Door de rapporteur wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in cannabisgebruik en dat deze aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde. Uit zowel de gerechtelijke stukken als uit het ontslagbericht van [instelling] blijkt dat verdachte plotseling en uit het niets een medewerker van de afdeling op het hoofd sloeg met een theeglas. Verdachte kan zelf nauwelijks inzicht verschaffen in de omstandigheden voorafgaand aan en ten tijde van het tenlastegelegde. Hij zegt het ene moment dat hij niet weet waarom hij geslagen heeft, dat hij zoiets niet nog eens zal doen maar het dan met woorden zal oplossen, en het andere moment dat het slachtoffer hem irriteerde en hij de volgende keer geen theeglas zal gebruiken, maar met zijn handen zal slaan.
Er wordt door de rapporteur Stolk geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde volledig vanuit zijn psychose handelde. Er was op dat moment sprake van wanen, hallucinaties, oordeels- en kritiekstoornissen en een gestoorde realiteitstoetsing. Derhalve wordt door de rapporteur geadviseerd verdachte het tenlastegelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank is op basis van de conclusies van de deskundige van oordeel dat de hiervoor onder parketnummer 16/276020-21 bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
parketnummer 16/064396-21
Ten aanzien van de bij parketnummer 16/064396-21 bewezen verklaarde feiten overweegt de rechtbank het volgende. De reeds aangehaalde rapportage van 12 januari 2022 is opgesteld ten behoeve van het feit gepleegd op 11 oktober 2021 en derhalve wordt er door deze deskundige geen advies gegeven over toerekenbaarheid ten aanzien van de onder parketnummer 16/064396-21 feiten gepleegd in de periode van 1 augustus 2020 en 8 maart 2021. Ten aanzien van dit parketnummer bevindt zich enkel het eerder genoemde consultrapport van het NIFP van 17 maart 2021 in het dossier. Psychiater F. Nhass stelt in dit rapport vast dat sinds verdachte drugs is gaan gebruiken hij agressief en explosief gedrag is gaan vertonen en er zijn meerdere agressieve impulsdoorbraken geweest in de thuissituatie. Bij een opname bij GGZ Almere zou hij beoordeeld zijn als psychotisch en zou dwangmedicatie ingezet zijn. Gezien dit beeld wordt door de psychiater geadviseerd een enkelvoudig psychiatrisch pro Justitia onderzoek te verrichten. Er wordt door deze psychiater geen standpunt ingenomen ten aanzien van de toerekenbaarheid.
In de eerder genoemde rapportage van 12 januari 2022 wordt wel de psychiatrische voorgeschiedenis van verdachte besproken. Zo valt te lezen dat vanaf de zomer van 2020 betrokkene in toenemende mate ontwrichtend gedrag laat zien met psychotische kenmerken. Hiervoor is hij meermalen opgenomen middels een zorgmachtiging. Verdachtes eerste opname was gedurende 3 weken in november 2020 middels een crisismaatregel. Verdachte weigerde mee te werken aan een ambulante vervolgbehandeling en is vervolgens op 7 december 2020 opnieuw opgenomen met een crisismaatregel en aanvullend met een zorgmachtiging. Voor diagnostiek is hij overgeplaatst naar het UMCU. Aldaar werd de medicatie gestopt, waarna het gedrag van verdachte snel escaleerde met onder andere het dreigen met een nepvuurwapen, waarna hij terugkeert naar de [locatie] . Initieel werd gedacht aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, maar later ontstonden er steeds meer aanwijzingen voor een psychotische stoornis. Ook is er sprake van een verslavings-problematiek waarvoor verdachte opgenomen is geweest bij ‘Yes We Can Clinics’.
Verder blijkt uit de beschreven psychiatrische voorgeschiedenis dat er een Pro Justitia rapportage op 12 juli 2021 is opgemaakt door psychiater I.T.M. Nurmohamed naar aanleiding van de huiselijk-geweldfeiten gepleegd op 7 maart 2021 te Ankeveen. De rechtbank begrijpt dat het hier gaat om de bij parketnummer 16/064396-21 ten laste gelegde mishandeling van zijn zus en de vernieling van de ketting. In deze rapportage is (volgens de rapportage van 12 januari 2022) geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde niet toe te rekenen en om een zorgmachtiging aan te vragen. De hypothese van de psychiater is dat verdachte zich vanuit psychotische belevingen een drugscrimineel waant en van daaruit handelt zonder besef te hebben over wat hij daarmee anderen aandoet.
Nu dit betreffende rapport van 12 juli 2021 zich niet in het procesdossier bevindt, kan de rechtbank slechts acht slaan op hetgeen over dit rapport in het meer recente rapport van
12 januari 2022 is opgenomen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen door psychiater I. Nurmohamed is gesteld omtrent de psychotische belevingen, evenals de overige omstandigheden omtrent de psychische gesteldheid van de verdachte zoals uit de aangifte van zijn zus en vader van 7 maart 2021 volgt, van oordeel dat verdachte ook ten tijde van het plegen van de bedreiging, de mishandeling en de vernieling volledig ontoerekenbaar moet worden geacht. Het vermoeden bestaat immers dat hij ook toen vanuit een psychose heeft gehandeld.
Verdachte zal dan ook ten aanzien van het onder parketnummer 16/064396-21 bewezenverklaarde niet strafbaar worden geacht en zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte niet strafbaar is, kan aan hem geen straf worden opgelegd. In de Pro Justitia rapportage van 12 januari 2022 wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. De deskundige stelt vast dat behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen en de algehele ontwikkeling van verdachte ten positieve te beïnvloeden. Optimale medicamenteuze behandeling zal centraal moeten staan in de behandeling van verdachte. Wanneer de psychotische symptomen verbleekt zijn, is het noodzakelijk psycho-educatie in te zetten, teneinde meer ziektebesef en -inzicht te verkrijgen bij verdachte. Daarnaast is het noodzakelijk dat verdachte hulp krijgt bij het abstinent blijven van cannabis en alcohol, en behoeft verdachte begeleiding bij het herstarten en volhouden van zijn voortgang en het verkrijgen van een gestructureerde vrijetijdsbesteding. De rapporteur acht vanwege het gebrek aan ziektebesef en -inzicht, en het ontbreken van motivatie voor behandeling bij verdachte verplichte zorg noodzakelijk.
De rechtbank stelt vast dat momenteel met betrekking tot verdachte een civielrechtelijke zorgmachtiging is verleend en dat deze is verlengd tot en met februari 2023. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de actueel lopende zorgmachtiging voldoende mogelijkheden biedt om de noodzakelijk verplichte zorg (depotmedicatie, urinecontroles) vorm te geven.
De rechtbank zal dan ook geen straf of maatregel aan verdachte opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.210,-. Dit bedrag bestaat uit € 210,- aan materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte bij dagvaarding onder parketnummer 16/276020-21 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij heeft verzocht het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de gevorderde schade onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag te hoog is gelet op wat doorgaans in soortgelijke zaken wordt toegewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet wordt toegepast. De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen (proces)kosten dragen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/276020-21 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het bij dagvaarding onder parketnummer 16/064396-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 16/276020-21 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
-
verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van die feiten;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten zullen dragen.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/064396-21
1.
hij, op of omstreeks 7 maart 2021 te Ankeveen, gemeente Wijdemeren, althans in Nederland, zijn zus [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] bij de keel te pakken/grijpen en/of een of meerdere keren op haar hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan/stompen;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, op of omstreeks 7 maart 2021 te Ankeveen, gemeente Wijdemeren, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ketting, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ of weggemaakt;
(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij , op enig moment in de periode tussen 1 augustus 2020 en 8 maart 2021 te Nederhorst den Berg(gemeente Wijdemeren), althans te Nederland, zijn vader, [slachtoffer 3] , heeft bedreigd met een mes, althans een steekwapen, met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of door zijn vader te bedreigen met een steekwapen;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 16/276020-21
primair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te Hilversum
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontsierend litteken in het gezicht, heeft
toegebracht door met een glas in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [slachtoffer 1]
te slaan;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te Hilversum, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een glas heeft gepakt en/of
- met een glas in het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [slachtoffer 1] heeft
geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2021 te Hilversum
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een glas in het gezicht, althans tegen
het hoofd, van die [slachtoffer 1] te slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontsierend litteken in het
gezicht, ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 maart 2021 genummerd PL0900-2021072509, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 45. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 7 maart 2021, pagina 7.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 7 maart 2021, pagina 11.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlage foto, pagina’s 29-30.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2021, pagina 31.
6.Een proces-verbaal van aangifte van 7 maart 2021, pagina 8.
7.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 7 maart 2022, pagina 16.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2022.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 oktober 2021 genummerd PL0900-2021324644, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 31. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Een proces-verbaal van aangifte van 11 oktober 2021, pagina 4.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2021, pagina 9.
12.Een geschrift, te weten een geneeskundig letselverslag van [instelling] , opgemaakt door drs. K. Hoeberichts, van 28 november 2021.