Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat het over?
3.De beoordeling
€ 50,00 +
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft [eiser], voormalig voorzitter van de Vereniging van Eigenaars (VvE), de VvE gedagvaard om een bestuursvergoeding van € 644,11 te vorderen. De VvE heeft erkend dat zij een deel van deze vergoeding, € 33,71, al heeft betaald, maar stelt dat zij het resterende bedrag kan verrekenen met een vordering die zij op [eiser] heeft voor schilderwerk ter hoogte van € 610,40. [eiser] betwist echter de mogelijkheid van verrekening, omdat hij in zijn hoedanigheid van gewezen voorzitter geen partij is in het conflict over het schilderwerk en omdat de vordering van de VvE volgens hem niet opeisbaar is.
De kantonrechter heeft op 19 januari 2022 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat de VvE niet kan verrekenen, omdat aan het vereiste dat partijen elkaars schuldeiser en schuldenaar zijn, niet is voldaan. [eiser] heeft een vordering op de VvE in zijn hoedanigheid van voorzitter, terwijl de VvE een vordering op [eiser] in privé heeft. Dit betekent dat de VvE veroordeeld wordt tot betaling van de bestuursvergoeding van € 610,40, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 januari 2021.
Daarnaast heeft [eiser] ook een schadevergoeding van € 549,29 gevorderd, maar deze vordering is afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de werkzaamheden die [eiser] heeft verricht, niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de regels over proceskosten van toepassing zijn. De VvE wordt verder veroordeeld in de proceskosten van [eiser], die zijn begroot op € 399,71. De VvE moet deze kosten binnen 14 dagen na de uitspraak betalen, bij gebreke waarvan wettelijke rente verschuldigd is. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.