ECLI:NL:RBMNE:2022:1978

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
16.040655.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens aanranding en zware mishandeling van meerdere slachtoffers in Utrecht

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van meerdere aanrandingen en zware mishandeling van verschillende slachtoffers in Utrecht. De verdachte heeft op verschillende data, waaronder 31 juli 2020, 1 augustus 2020, 21 september 2020 en 26 september 2020, slachtoffers in of nabij het Beatrixpark benaderd en hen aangerand of geprobeerd hen aan te randen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 augustus 2020 slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geprobeerd aan te randen en dat hij op die dag ter voorbereiding van deze aanranding een rol duct tape in zijn bezit had. Daarnaast heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte op 21 september 2020 slachtoffer [slachtoffer 5] door geweld heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Op 26 september 2020 heeft de verdachte slachtoffer [slachtoffer 6] geprobeerd aan te randen en daarbij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en een (ongemaximeerde) TBS-maatregel opgelegd. Tevens is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.040655.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Colombia),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de P.I. Arnhem,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 26 mei 2021, 11 augustus 2021, 3 november 2021, 17 november 2021, 26 januari 2022 en 22 april 2022. Op 22 april 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek op de zitting is op 25 mei 2022 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaten mr. S. Önemli en mr. R. Zilver, de officier van justitie mr. T. Tanghe en de advocaat van de benadeelde partijen, mr. F.A. ten Berge.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van betrokkenheid bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de gewijzigde tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
op 31 juli 2020 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft aangerand (
primair), dan wel heeft mishandeld (
subsidiair);
op 1 augustus 2020 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft geprobeerd aan te randen (
primair), dan wel heeft mishandeld (
subsidiair);
op 1 augustus 2020 in Utrecht ter voorbereiding van het plegen van een aanranding, verkrachting of vrijheidsberoving een rol duct tape heeft verworven en/of in bezit heeft gehad;
op 3 juli 2020 in Utrecht [slachtoffer 3] heeft aangerand (
primair), dan wel heeft mishandeld (
subsidiair);
op 13 september 2020 in Utrecht [slachtoffer 4] heeft geprobeerd aan te randen (
primair), dan wel heeft geprobeerd haar te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden (
subsidiair);
op 21 september 2020 in Utrecht [slachtoffer 5] heeft aangerand (
primair), dan wel heeft mishandeld (
subsidiair);
op 26 september 2020 in Utrecht ‘ [slachtoffer 6] ’ heeft geprobeerd aan te randen, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
op 26 september 2020 in Utrecht ‘ [slachtoffer 6] ’ heeft geprobeerd te ontvoeren, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
op 26 september 2020 in Utrecht aan ‘ [slachtoffer 6] ’ opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
primair), dan wel haar heeft mishandeld (
subsidiair).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van feit 5 (slachtoffer [slachtoffer 4] ), wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Volgens de officier van justitie blijkt uit de locaties waar de feiten hebben plaatsgevonden, de wijze van handelen van de dader (de
modus operandi) en de beschrijvingen van de dader door de slachtoffers dat telkens sprake was van dezelfde dader, namelijk verdachte.
Voor zover relevant, wordt het standpunt van de officier van justitie verder besproken onder ‘het oordeel van de rechtbank’.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaten vinden dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast hebben zij gesteld dat er sprake is van schending van artikel 6 EVRM, doordat het strafdossier niet op een adequate manier aan verdachte is verstrekt.
Voor zover relevant, worden de overige standpunten verder besproken onder ‘het oordeel van de rechtbank’.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Artikel 6 EVRM
Aan verdachte is conform artikel 32 Wetboek van Strafvordering een afschrift van het procesdossier verstrekt. Hiermee is voldaan aan de wettelijke verplichting. Uiteraard beschikten ook de advocaten van verdachte over het procesdossier. Verdachte wilde om hem moverende redenen geen papieren dossier in zijn cel en de officier van justitie heeft, voor zover dat binnen zijn mogelijkheden en bevoegdheden lag, de verdachte op meerdere manieren de mogelijkheid geboden om ook op een andere wijze kennis te nemen van de processtukken. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op alle mogelijkheden die verdachte zijn geboden, geen sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces. De overige in dit verband aangevoerde punten behoeven geen bespreking omdat daarvan niet is gesteld op welke manier verdachte daardoor in zijn belangen is geschonden.
4.3.1
Vrijspraken
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten in de zaken van slachtoffers [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 3] (feit 4) en [slachtoffer 4] (feit 5) en zal verdachte daarom vrijspreken van die verdenkingen. De rechtbank spreekt verdachte daarnaast vrij van de poging tot ontvoering van ‘ [slachtoffer 6] ’ (feit 8), omdat niet kan worden vastgesteld dat het opzet van verdachte daarop was gericht.
Over de zaken van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank dat de manier van handelen van de dader (de
modus operandi) in die zaken op punten overeenkomt met de zaken van de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en ‘ [slachtoffer 6] ’. Zo vonden de feiten allemaal in of rondom het Beatrixpark in Utrecht plaats. De dader bracht de slachtoffers telkens ten val, ging dan boven hen hangen, legde een hand op de mond, zei (op één zaak na) niets, stopte abrupt en ‘jogde’ dan weg. Verder zou verdachte in het door de slachtoffers opgegeven signalement kunnen passen. De rechtbank is echter van oordeel dat de modus operandi én het signalement niet dusdanig specifiek en onderscheidend zijn, dat alleen op basis daarvan de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten kan worden aangenomen. In deze zaken zijn er geen andere bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte kan worden afgeleid. Daarom is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte voor de aanranding of mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] verantwoordelijk is.
4.3.2
Bewezenverklaringen [1]
Slachtoffer [slachtoffer 2]
Op 21 augustus 2020 deed [slachtoffer 2] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 1 augustus 2020 rond 03.00 uur fietste over het Houtensepad in het Beatrixpark in Utrecht. Opeens werd zij van rechts van haar fiets af geduwd, waardoor zij op de grond belandde. Er kwam een man naar haar toe en die kwam bovenop haar. Ze was aan het slaan en het schoppen. De man wilde zijn hand voor haar mond doen en toen heeft ze in zijn hand gebeten. Na een tijdje is hij weggerend. [2] Ze heeft toen in één keer haar spullen gepakt die op de grond waren gevallen. Toen ze op de fiets zat, zag ze dat tussen die spullen ook een rol duct tape lag, die niet van haar was. [3] In een aanvullend verhoor op 13 oktober 2020 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat het op het moment van het voorval regende. [4]
De rol duct tape is door de politie in beslag genomen (SIN AANR4652NL). [5] Verbalisant [verbalisant] heeft op 20 januari 2022 verklaard dat de rol duct tape op dat moment op het oog droog was. [6]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: ‘NFI’) heeft onderzoek gedaan naar sporen op de rol duct tape.
Uit een spoor op de randen van de rol tape (AANR4652NL#01) werd een DNAmengprofiel verkregen van minimaal drie personen. [7] Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [8]
Uit een spoor op de plakzijde van de buitenste wikkel tape (AANR4652NL#08) werd een DNA-mengprofiel verkregen. Een relatief grote hoeveelheid DNA (afgeleid DNA-hoofdprofiel) kan afkomstig zijn van onbekende man A. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van onbekende man A, dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. [9]
Het NFI heeft op grond van vergelijkend DNA-onderzoek geconcludeerd dat verdachte en ‘onbekende man A’ dezelfde persoon kunnen zijn. Dit betekent dat de bewijskracht ten aanzien van verdachte voor bemonstering AANR4652NL#08 eveneens meer dan 1 miljard is. [10]
Het NFI heeft ook (onder andere) twee vingersporen op de rol duct tape onderzocht en deze vergeleken met de vingerafdrukken van verdachte.
Er zijn meerdere overeenkomsten gevonden tussen het spoor AANR4652NL#D03 en de vingerafdruk van de rechtermiddelvinger van verdachte. Er zijn geen dactyloscopische verschillen te zien. Het NFI concludeert dat de bevindingen van het onderzoek extreem [slachtoffer 5] waarschijnlijker zijn wanneer het spoor AANR4652NL#D03 afkomstig is van verdachte, dan wanneer het spoor afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
Er zijn meerdere overeenkomsten gevonden tussen het spoor AANR4652NL#D04 en de vingerafdruk van de linkerduim van verdachte. Er zijn geen dactyloscopische verschillen te zien. Het NFI concludeert dat de bevindingen van het onderzoek zeer [slachtoffer 5] waarschijnlijker zijn wanneer het spoor AANR4652NL#D04 afkomstig is van verdachte, dan wanneer het spoor afkomstig is van een willekeurige andere persoon. [11]
Interpretatie van de bewijsmiddelen
De rechtbank acht op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] op 1 augustus 2020 heeft geprobeerd aan te randen en dat hij op die dag ter voorbereiding van een aanranding een rol duct tape in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank concludeert op grond van de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 2] en het feit dat het regende die nacht in combinatie met de constatering van de politie dat de tape kort na het incident op het oog droog was, dat de dader de rol duct tape heeft laten vallen in de worsteling met [slachtoffer 2] . Bij die laatste conclusie betrekt de rechtbank de bijzondere betekenis van de aard van het voorwerp: een rol duct tape is een voorwerp dat bij een aanranding gebruikt kan worden bijvoorbeeld om het slachtoffer letterlijk de mond te snoeren of de polsen mee vast te binden. Op grond van het DNA- en dactyloscopisch onderzoek concludeert de rechtbank dat verdachte de rol duct tape heeft vastgehad. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de dader is geweest.
Dat verdachte met de rol tape ook een verkrachting of ontvoering heeft voorbereid acht de rechtbank niet bewezen, aangezien op basis van de feitelijke handelingen van verdachte niet kan worden vastgesteld dat het opzet van verdachte daarop was gericht.
Seksuele intentie
De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte kan worden afgeleid dat zijn intentie seksueel van aard was. Hij heeft het slachtoffer – een vrouw die ’s nachts alleen in het park was – van haar fiets getrokken, ten val gebracht, zijn lichaam boven dat van haar gebracht, zijn hand op haar mond gedaan en hij had bovendien een rol duct tape bij zich, die gebruikt kon worden bij de aanranding.
Slachtoffer [slachtoffer 5]
Op 29 september 2020 deed [slachtoffer 5] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 21 september 2020 over de Oude Liesbosweg in Lunetten in Utrecht [12] liep. Vlak voor het tunneltje sprong iemand tegen haar aan. Diegene gooide een soort stof of sjaal over haar heen om haar te pakken. Hij gooide haar toen op de grond. Het was iemand met een capuchon op en een doek voor zijn gezicht. Hij bleef haar tegen de grond werken. [slachtoffer 5] is toen gaan slaan en schoppen en schreeuwde en gilde. Hij stond over haar heen. Ze sloeg hem en probeerde hem te raken met haar knieën en op een gegeven moment eindigde hij weer achter haar met de rugzak tussen hen in. De man zei in haar linkeroor “kop dicht en meekomen”, of in ieder geval zoiets. [13] Toen zij op de grond lag greep hij heel hard in haar kruis. Daarna liet hij haar los en toen rende hij weg. [14] Volgens [slachtoffer 5] heeft de dader de tas die zij droeg [slachtoffer 5] aangeraakt. [15]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 5] op 2 februari 2022 verklaard dat zij de rugzak die zij op de avond van 21 september 2020 droeg niet vaak gebruikte [16] en dat zij de jas die zij die avond aan had ongeveer één keer per week droeg [17] . De naam van verdachte zei haar niets. [18] Zij verklaarde ook dat zij in de tijd rond 21 september 2020 1,5 meter afstand hield van andere mensen, in verband met corona. [19]
De politie heeft de jas (AANE4294NL) en rugzak (AANE4296NL) die [slachtoffer 5] droeg in beslag genomen. [20]
Het NFI heeft meerdere bemonsteringen van de jas en de rugzak onderzocht.
Uit bemonsteringen AANE4294NL#01 en #02 (rechtermanchet en mouw ter hoogte van de rechteronderarm van de jas) is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer 5] , getuige [getuige] en verdachte. Voor beide bemonsteringen geldt dat de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 5] , verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 5] en drie willekeurige onbekende personen.
Uit bemonstering AANE4294NL#08 (de mouw ter hoogte van de linkerbovenarm van de jas) is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer 5] , getuige [getuige] en verdachte. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek ongeveer één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 5] , verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 5] en twee willekeurige onbekende personen.
Uit bemonstering AANE4294NL#09 (mouw ter hoogte van de linkeronderarm van de jas) is een DNA-mengprofiel van ten minste drie personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer 5] , getuige [getuige] en verdachte. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 5] , verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 5] en twee willekeurige onbekende personen.
Uit bemonstering AANE4296NL#01 (voorzijde/bovenzijde van de tas) is een DNA-mengprofiel van ten minste vier personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer 5] , getuige [getuige] , verdachte en minimaal één onbekende persoon. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 5] , verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer 5] en drie willekeurige onbekende personen. [21]
Interpretatie van de bewijsmiddelen
Op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 5] op 21 september 2020 heeft aangerand.
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat er een worsteling heeft plaatsgevonden waarbij de dader haar tas en haar jas heeft aangeraakt. Op grond van de bevindingen van het NFI concludeert de rechtbank dat op die goederen DNA van verdachte is aangetroffen.
De verdediging heeft betoogd dat het DNA van verdachte op een ander moment dan tijdens de aanranding op de jas en rugzak van [slachtoffer 5] terecht kan zijn gekomen. De rechtbank overweegt hierover het volgende. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij verdachte niet kent, dat zij in de tijd rondom het ten laste gelegde vanwege corona 1,5 meter afstand van mensen hield en dat zij de tas die zij die avond bij zich had niet vaak gebruikte. De enige mogelijkheid op een andere overdracht van DNA van verdachte naar de jas en rugzak van [slachtoffer 5] moet dus een toevallige ontmoeting zijn geweest. De kans dat op verschillende plekken op de jas én rugzak van [slachtoffer 5] , kort na dit incident, DNA van verdachte wordt aangetroffen, welk DNA daar terecht zou zijn gekomen bij een eerdere toevallige ontmoeting, acht de rechtbank verwaarloosbaar klein.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het DNA van verdachte tijdens de aanranding van [slachtoffer 5] moet zijn overgedragen en dus dat verdachte de dader van de aanranding is geweest.
Schending van het ondervragingsrecht?
De advocaat van verdachte heeft betoogd dat het ondervragingsrecht van de verdediging, gewaarborgd door artikel 6 EVRM, is geschonden doordat de verdediging niet alle vragen aan slachtoffer [slachtoffer 5] heeft mogen stellen tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris. Die schending moet volgens de verdediging tot bewijsuitsluiting van alle verklaringen van [slachtoffer 5] leiden. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In het verhoor heeft de rechter-commissaris de advocaat belet om persoonlijke vragen, namelijk over de namen van vrienden van [slachtoffer 5] , te stellen. Het stellen van die vragen was kennelijk bedoeld om aan te tonen dat het DNA van verdachte op een ander moment dan ten tijde van een aanranding moet zijn overgedragen en dus om de aannemelijkheid van een alternatief scenario te onderbouwen, waar verdachte overigens zelf niets over heeft verklaard. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat zij het DNA dat op de tas en jas van [slachtoffer 5] is aangetroffen beschouwt als dadersporen, aangezien het DNA precies op die plekken is aangetroffen waar [slachtoffer 5] stelt dat de dader haar heeft aangeraakt en de kans op DNAoverdracht bij een toevallige ontmoeting naar het oordeel van de rechtbank verwaarloosbaar klein is. Met het niet kunnen stellen van de vragen is verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank zal de verklaringen van [slachtoffer 5] dus wel voor het bewijs gebruiken.
Slachtoffer ‘ [slachtoffer 6] ’
Op 26 september 2020 heeft een informatief gesprek zeden met ‘ [slachtoffer 6] ’ (opmerking rechtbank: niet haar echte naam) plaatsgevonden. Zij verklaarde tegen de politie dat zij die dag om 06.55 uur van huis vertrok naar het Beatrixpark [22] (in Utrecht [23] ). Op een gegeven moment zag ze op een halve meter van haar vandaan achter een boom iemand staan. Die man kwam toen op haar af. De man kreeg haar tegen de grond. Hij probeerde zijn hand over haar mond te doen. Ze heeft toen in die hand gebeten. Hij pakte haar beide polsen vast en sleepte haar mee naar een bramenstruik. Ze heeft toen naar zijn gezicht uitgehaald. Hij had iets voor zijn gezicht. Ze heeft daar een scheur of gat in getrokken. Op een gegeven moment liet hij haar los en vertrok. [24] Bij de rechter-commissaris heeft ‘ [slachtoffer 6] ’ op 2 februari 2022 verklaard dat zij in het gezicht van de dader heeft gegraaid en daarbij iets heeft stuk gemaakt en iets heeft geraakt. [25] Op 25 februari 2021 heeft ‘ [slachtoffer 6] ’ bij de politie verklaard dat zij in een foetushouding op de grond lag en de dader toen als een malle op haar rechterzijkant heeft ingetrapt. [26]
In een verslag van het UMC Utrecht, dat namens ‘ [slachtoffer 6] ’ is meegezonden bij de vordering van de benadeelde partij, staat dat de volgende letsels zijn geconstateerd: ribfracturen met dislocatie en een hematopneumothorax (de rechtbank begrijpt: een klaplong waarbij bloed tussen de longvliezen is gekomen). [27]
De politie heeft bemonsteringen van de nagels en vinger van ‘ [slachtoffer 6] ’ veiliggesteld. [28] De nagelbemonsteringen van de rechterhand van ‘ [slachtoffer 6] ’ zijn door het NFI als NAAA1226NL#01 tot en met #05 onderworpen aan een DNA-onderzoek. [29]
Uit bemonstering NAAA1226NL#02 heeft het NFI een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer ‘ [slachtoffer 6] ’, verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer ‘ [slachtoffer 6] ’ en twee willekeurige onbekende personen.
Uit bemonsteringen NAAA1226NL#03 en #04 heeft het NFI een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen. Voor elk van deze bemonsteringen geldt dat, volgens het NFI, de bevindingen van het onderzoek meer dan één miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer ‘ [slachtoffer 6] ’ en verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer ‘ [slachtoffer 6] ’ en een willekeurige onbekende persoon. [30]
Interpretatie van de bewijsmiddelen
Op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte slachtoffer ‘ [slachtoffer 6] ’ op 26 september 2020 heeft geprobeerd aan te randen en opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Op grond van het onderzoek van het NFI concludeert de rechtbank dat onder drie nagels van ‘ [slachtoffer 6] ’ DNA van verdachte is aangetroffen. ‘ [slachtoffer 6] ’ heeft verklaard dat zij de gezichtsbedekking van de dader kapot heeft getrokken en daarbij iets heeft geraakt. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat het DNA van verdachte tijdens de poging tot aanranding en de zware mishandeling onder de nagels van ‘ [slachtoffer 6] ’ terecht is gekomen en dus dat verdachte de dader is. Dat het DNA van verdachte op een ander moment onder de nagels van ‘ [slachtoffer 6] ’ terecht moet zijn gekomen, zoals de verdediging heeft betoogd, vindt de rechtbank niet aannemelijk. De kans dat, kort na dit incident, onder drie nagels van ‘ [slachtoffer 6] ’ DNA van verdachte wordt aangetroffen, welk DNA daar terecht zou zijn gekomen bij een eerdere toevallige ontmoeting, acht de rechtbank verwaarloosbaar klein.
Seksuele intentie
De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte kan worden afgeleid dat zijn intentie seksueel van aard was. Hij heeft het slachtoffer – een vrouw die ’s ochtends vroeg alleen in het park was – onverhoeds benaderd en ten val gebracht, zijn lichaam boven dat van haar gebracht, zijn hand op haar mond proberen te doen en haar meegesleurd naar de bosjes.
Schending van het ondervragingsrecht?
De advocaat van verdachte heeft betoogd dat het ondervragingsrecht van de verdediging, gewaarborgd door artikel 6 EVRM, is geschonden doordat de verdediging niet alle vragen aan slachtoffer ‘ [slachtoffer 6] ’ heeft mogen stellen tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris. Die schending moet volgens de verdediging tot bewijsuitsluiting van alle verklaringen van ‘ [slachtoffer 6] ’ leiden. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In het verhoor heeft de rechter-commissaris de advocaat belet om persoonlijke vragen te stellen, namelijk over welk ander slachtoffer zij kent, wat voor werk zij doet en welke studie zij heeft gedaan, welke buslijn zij neemt en van welke sportschool zij lid is. Het stellen van die vragen was kennelijk bedoeld om aan te tonen dat het DNA van verdachte op een ander moment dan ten tijde van de verdenking moet zijn overgedragen en dus om de aannemelijkheid van een alternatief scenario te onderbouwen, waar verdachte overigens zelf niets over heeft verklaard. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat zij het DNA dat onder de nagels van ‘ [slachtoffer 6] ’ is aangetroffen beschouwt als een daderspoor, aangezien het DNA precies op die plekken is aangetroffen waar ‘ [slachtoffer 6] ’ stelt de dader te hebben geraakt. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het DNA van verdachte niet op een ander moment op de nagels van ‘ [slachtoffer 6] ’ terecht is gekomen. Met het niet kunnen stellen van de vragen is verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank zal de verklaringen van ‘ [slachtoffer 6] ’ dus wel voor het bewijs gebruiken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Zaak 2 - Houtensepad d.d. 1 augustus 2020
2. op 1 augustus 2020 te Utrecht ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] door geweld te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 2] onverwachts en onverhoeds is benaderd en
- vervolgens die [slachtoffer 2] (met kracht) van haar fiets heeft geduwd en
- vervolgens met zijn lichaam bovenop die [slachtoffer 2] is gekomen en
- vervolgens zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 2] heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. op 1 augustus 2020 te Utrecht ter voorbereiding van het plegen van aanranding (art. 246 Sr.), toen en aldaar opzettelijk een voorwerp, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, te weten een rol duct tape, voorhanden heeft gehad;
Zaak 5 - Oude Liesbosweg d.d. 21 september 2020
6. op 21 september 2020 te Utrecht [slachtoffer 5] door geweld heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 5] onverwachts en onverhoeds benaderd en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 5] aangesprongen en een stuk stof/sjaal om die [slachtoffer 5] gegooid en
- vervolgens die [slachtoffer 5] tegen de grond geduwd, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [slachtoffer 5] ten val kwam en
- vervolgens die [slachtoffer 5] tegen de grond geduwd gehouden en
- vervolgens over die [slachtoffer 5] blijven staan en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 5] gezegd "Kop dicht, mee komen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 5] in haar kruis gegrepen;
Zaak 6 - Ravelijnpad d.d. 26 september 2020
7. op 26 september 2020 te Utrecht ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om ‘ [slachtoffer 6] ’ door geweld te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, altoen en aldaar:
- die ‘ [slachtoffer 6] ’ onverwachts en onverhoeds is benaderd en
- vervolgens die ‘ [slachtoffer 6] ’ tegen de grond heeft gewerkt en
- vervolgens die ‘ [slachtoffer 6] ’ tegen de grond geduwd heeft gehouden en
- vervolgens zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 6] heeft gehouden en
- vervolgens die ‘ [slachtoffer 6] ’ aan haar armen heeft getrokken en die ‘ [slachtoffer 6] ’ in de richting van de bossages heeft gesleept en
- die ‘ [slachtoffer 6] ’ meermalen tegen haar bovenlichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor die ‘ [slachtoffer 6] ’, te weten (de gevolgen van) meerdere gebroken ribben (met dislocatie) en een hematopneumothorax;
9. op 26 september 2020 te Utrecht ‘ [slachtoffer 6] ’ opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben (met dislocatie) en een hematopneumothorax, heeft toegebracht door die ‘ [slachtoffer 6] ’ (met kracht) tegen de grond te werken, door die ‘ [slachtoffer 6] ’ (met kracht) tegen de grond geduwd te houden, door die ‘ [slachtoffer 6] ’ aan haar armen te trekken/slepen en door die ‘ [slachtoffer 6] ’ meermalen tegen haar bovenlichaam te schoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van:
2. poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

en

3. voorbereiding van feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
6. feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
de eendaadse samenloop van
7. poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

en

9. zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie neemt verdachte zeer kwalijk dat hij ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. Nu de deskundigen geen uitspraak over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte konden doen, vindt de officier van justitie dat van volledige toerekenbaarheid moet worden uitgegaan. Hij vordert dat aan verdachte een gevangenisstraf van zes jaren wordt opgelegd.
De officier van justitie vindt daarnaast dat op grond van eerdere meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag over verdachte, zijn gedrag bij de bewezen verklaarde feiten en de bevindingen van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De officier van justitie vindt ook dat gevreesd moet worden voor herhaling van geweldsmisdrijven en gewelddadige seksuele misdrijven. Om ervoor te zorgen dat verdachte niet onbehandeld terugkomt in de samenleving, vordert de officier van justitie dat aan verdachte een ongemaximeerde TBS-maatregel met dwang wordt opgelegd.
De officier van justitie vordert tot slot dat aan verdachte contactverboden met de slachtoffers en een locatieverbod voor de wijken Tolsteeg, Hoograven en Lunetten in Utrecht worden opgelegd voor de duur van vijf jaren (een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht). Als de rechtbank de officier van justitie volgt in zijn eis, verzoekt hij de 38v-maatregel niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat de duur van de maatregel anders (grotendeels) verstreken zou zijn op het moment dat verdachte de gevangenis verlaat.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf buitenproportioneel hoog. Bovendien kan volgens de verdediging geen TBS worden opgelegd, omdat een stoornis en het recidiverisico niet kunnen worden vastgesteld. De verdediging verzoekt daarnaast om geen acht te slaan op negatieve verklaringen van exvriendinnen en ex-collega’s, omdat die verklaringen niet kloppen. De verdediging verzoekt tot slot rekening te houden met de media-aandacht en reputatieschade in deze zaak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende sanctie rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar sancties die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van twee jaren en een TBS-maatregel met dwang op. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij tot oplegging van deze straf en maatregel heeft besloten.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft één slachtoffer aangerand, twee slachtoffers geprobeerd aan te randen en één van die slachtoffers ook zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Tot slot heeft hij een rol duct tape voorhanden gehad ter voorbereiding van een aanranding.
De slachtoffers fietsten of liepen alleen in of rondom het Beatrixpark in Utrecht, toen zij onverhoeds werden aangevallen door verdachte die hen vervolgens betastte of probeerde te betasten en in één geval excessief geweld gebruikte. Alle slachtoffers hebben geschreeuwd en gevochten om ervoor te zorgen dat verdachte zou stoppen. Verdachte heeft slachtoffer ‘ [slachtoffer 6] ’ zodanig toegetakeld, dat zij een periode in het ziekenhuis heeft moeten verblijven. Uit haar vordering blijkt dat zij nog steeds niet genezen is en last heeft van lichamelijke klachten. Uit de spreekrechtverklaringen van de slachtoffers blijkt bovendien dat zij allen last hebben van psychische klachten als gevolg van wat verdachte hen heeft aangedaan. De gebeurtenissen, en de vrees voor wat er mogelijk nog meer had kunnen gebeuren, hebben een enorme impact op hun leven en dat van hun naasten. Zo heeft een slachtoffer verklaard dat zij een tijd niet meer in haar eigen huis durfde te zijn. Zij is weer bij haar ouders gaan wonen. Een ander slachtoffer heeft verteld dat haar levensvreugde en vertrouwen in mensen weg is. Weer een ander slachtoffer verklaarde dat een blik van een voorbijganger op straat (opeens) angstgevoelens bij haar kan opwekken. Ze was boos op zichzelf en twijfelde aan zichzelf: “waarom ging ik alleen dat park in?”.
Algemeen is ook bekend dat slachtoffers van aanranding en zware mishandeling nog lange tijd last kunnen hebben van de psychische gevolgen daarvan. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers ernstig heeft geschonden. Hun onvoorwaardelijke gevoel van vrijheid en onbevangenheid is door de daden van verdachte afgepakt. Bovendien heeft verdachte bijgedragen aan de gevoelens van onrust en onveiligheid bij bezoekers en omwonenden van het Beatrixpark in Utrecht.
Bij de ernst van de door verdachte gepleegde feiten past naar het oordeel van de rechtbank enkel een vrijheidsbenemende sanctie van behoorlijke duur.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. De rechtbank zal het strafblad van verdachte dus niet bij de strafoplegging betrekken.
Adviezen van deskundigen
PBC-rapport
Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) door een psycholoog, R.J.A. van Helvoirt, en een psychiater, J.C. Laheij. De psycholoog en psychiater hebben een rapport over verdachte geschreven.
Uit het rapport blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, waardoor de psycholoog en psychiater weinig inzicht in de belevingswereld van verdachte en mogelijke psychopathologie bij verdachte hebben kunnen krijgen. Zij konden daardoor ook geen onderbouwde uitspraak doen over de kans op herhaling van gewelds- en zedendelicten.
Uit meldingen van disfunctioneren van verschillende werkgevers blijkt volgens de psycholoog en psychiater dat verdachte geen besef lijkt te hebben van het laten zien van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar dat verdachte zich herhaaldelijk ook niet sociaal aan lijkt te kunnen passen wanneer hij daarop wordt aangesproken. Daarnaast vinden de psycholoog en psychiater het zorgelijk dat verdachte vanaf zijn achtste of negende jaar meerdere keren in beeld komt bij politie en justitie vanwege seksueel grensoverschrijdende gedragingen. Hulpverlening komt niet van de grond door de ontkenning van verdachte en de afhoudende houding van zijn adoptieouders. Vanuit het gedrag van verdachte op de afdeling op het PBC en gesprekken met verdachte, concluderen de psycholoog en psychiater dat verdachte in het contact sociaal aangeleerd gedrag laat zien dat weinig is afgestemd op anderen. Verdachte heeft merkbaar moeite met het sociale verkeer en vindt weinig aansluiting bij anderen. Omdat dat ook in eerdere werksituaties werd gesignaleerd, kan dat volgens de psycholoog en psychiater niet enkel worden toegeschreven aan de opstelling van verdachte tijdens het onderzoek. De afwijkingen in de sociale communicatie en interactie wijzen volgens de psycholoog en psychiater in de richting van een autismespectrumstoornis.
Op grond van een risicotaxatie-instrument schatten de psycholoog en psychiater in dat de kans op herhaling van zedendelicten matig tot hoog is.
Rapportages van Reclassering Nederland
Verdachte heeft ook gesprekken gevoerd met medewerkers van Reclassering Nederland. De reclassering heeft twee rapporten over verdachte geschreven.
In de rapporten schrijft de reclassering dat zij geen mogelijkheid ziet om een plan van aanpak te maken, omdat de reclassering onvoldoende zicht heeft gekregen op eventuele risico’s en daarop dus niet kan anticiperen. Daarnaast lijkt de ontvankelijkheid van verdachte voor begeleiding vanuit de reclassering laag.
Op basis van twee risicotaxatie-instrumenten schat de reclassering de kans op herhaling van strafbare feiten in als gemiddeld bij geweldsdelicten en matig tot hoog bij zedendelicten.
De reclassering adviseert de rechtbank om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Met die maatregel kan verdachte na afloop van de gevangenisstraf of terbeschikkingstelling in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering. Een TBSmaatregel met voorwaarden is volgens de reclassering niet passend, omdat de reclassering geen mogelijkheid ziet om met voorwaarden de risico’s te beperken en het gedrag van verdachte te veranderen.
8.3.3
Gevangenisstraf
Zoals eerder opgemerkt past bij de feiten die verdachte heeft gepleegd alleen een vrijheidsbenemende straf van behoorlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij (enigszins) vergelijkbare strafzaken. Alles afgewogen vindt de rechtbank een gevangenisstraf van twee jaar passend en geboden.
De gevangenisstraf is lager dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van minder ten laste gelegde feiten komt en de door de officier van justitie geëiste straf in verhouding tot (enigszins) vergelijkbare strafzaken hoog is.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
8.3.4
TBS-maatregel
Volgens de wet kan aan een verdachte de TBS-maatregel worden opgelegd als kan worden vastgesteld dat een verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten leed aan een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Het is aan de rechter die over de feiten oordeelt om die vaststelling te doen. De rechter zal zich daarbij in zeer sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van gedragsdeskundigen, maar als de gedragsdeskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap nog kunnen verantwoorden, zal de rechter zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen voor zover de wet hem daartoe de ruimte geeft.
De wet of de jurisprudentie vereist niet dat de stoornis wordt geclassificeerd volgens het handboek DSM-V en dat deze wordt vastgesteld door een gedragsdeskundige. Dit betekent dat in het uiterste geval de rechter, uiteraard slechts met grote behoedzaamheid, tot de vaststelling van een stoornis kan komen, ook al kunnen de gedragsdeskundigen op basis van de voor hen geldende wetenschappelijke criteria en tuchtrechtelijke normen niet tot die conclusie komen. Voor zijn beslissing dient de rechter dan wel voldoende steun te vinden in wat gedragsdeskundigen zo mogelijk wél hebben kunnen vaststellen en wat de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte.
In het kader van het bovenstaande stelt de rechtbank het volgende vast. Volgens de psychiater en psycholoog wijzen de afwijkingen in de sociale communicatie en interactie bij verdachte in de richting van een autismespectrumstoornis. Daarnaast wordt in het rapport van de psychiater en psycholoog melding gemaakt van eerdere meldingen van seksueel overschrijdend gedrag van verdachte, zowel in zijn jeugd als bij verschillende werkgevers. Uit de verklaringen van verschillende werkgevers blijkt, volgens het rapport van de psychiater en de psycholoog, dat verdachte daarop is aangesproken maar niet lijkt in te zien dat hij iets fout doet. Tot slot betrekt de rechtbank bij de vaststelling het gedrag dat verdachte heeft laten zien bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat verdachte zich in een periode van slechts twee maanden schuldig heeft gemaakt aan meerdere zedendelicten in een park in zijn woonomgeving, terwijl hij bij het laatste feit op 26 september 2020 om onduidelijke reden zodanig geweld heeft toegepast dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel aan de aanval heeft overgehouden.
Dit alles maakt dat de rechtbank vaststelt dat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten leed aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank kan de redenering van de psychiater en psycholoog, dat het gedrag van verdachte in de richting van een autismespectrumstoornis wijst, volgen en is van oordeel dat behandeling van verdachte noodzakelijk is om het risico op recidive te beperken.
Ook aan de overige vereisten voor de oplegging van een TBS-maatregel is voldaan. Allereerst is het strafmaximum voor de door verdachte gepleegde feiten hoger dan vier jaar. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de TBS-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van andere personen. Uit het rapport van de psychiater en psycholoog en de rapporten van de reclassering blijkt dat de kans op herhaling van zedendelicten matig tot hoog is. De rechtbank vindt dat zorgelijk, zeker nu uit het dossier blijkt dat verdachte eerdere hulpverlening heeft afgehouden en verdachte in deze strafzaak niet met een onderzoek naar zijn persoon wil meewerken. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er geen andere mogelijkheid bestaat voor het realiseren van de voor verdachte noodzakelijke behandeling, dan het opleggen van de TBS-maatregel.
Aan de verschillende voorwaarden om een TBS-maatregel op te kunnen leggen is dus voldaan. De ernst van de door verdachte gepleegde feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de TBS-maatregel. De rechtbank zal die maatregel dan ook aan verdachte opleggen. Omdat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, kan de TBS-maatregel langer dan vier jaar duren.
8.3.4
Contactverbod met de slachtoffers en locatieverbod
De rechtbank zal aan verdachte niet de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Op basis van de stukken en het gedrag van verdachte heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte tijdens de detentie of de tenuitvoerlegging van de TBS-maatregel met één van de slachtoffers contact zal zoeken. Bovendien kan die voorwaarde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de opgelegde TBS-maatregel, mocht dat dan nodig zijn, alsnog worden opgelegd.
De rechtbank legt - gelet op de duur van de gevangenisstraf en TBS-maatregel en de woonplaats van de ouders van verdachte - geen locatieverbod aan verdachte op.

10.BESLAG

De rechtbank zal de in beslag genomen rol ducttape (feiten 2 en 3) verbeurd verklaren, omdat met betrekking tot dit voorwerp het onder feit 3 bewezen verklaarde feit is begaan. Ten aanzien van de fiets en de schoenen heeft de officier van justitie beslist dat deze aan verdachte worden teruggegeven, zodat de rechtbank daarover geen beslissing meer hoeft te geven.
De rechtbank bepaalt dat de in beslag genomen tas van slachtoffer [slachtoffer 5] aan haar moet worden teruggegeven.

11.BENADEELDE PARTIJEN

11.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 25.137,99,-. Dit bedrag bestaat uit € 22.637,99 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
11.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
11.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de kosten voor studievertraging en het ten laste gelegde en dat de vordering op dat punt moet worden afgewezen.
11.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de feiten jegens [slachtoffer 1] , verklaart zij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
11.2
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.209,73. Dit bedrag bestaat uit € 1.709,73 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
11.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
11.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de onbenutte huurkosten en het ten laste gelegde en dat de vordering op dat punt moet worden afgewezen.
11.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade die ziet op haar fiets, kleding en eigen bijdrage voor een behandeling van een psycholoog een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde en dat verdachte verantwoordelijk is voor die schade. De vordering van materiële schade zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 374,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020.
De rechtbank wijst de vordering af voor zover die ziet op de schade als gevolg van huurkosten. De huurkosten zijn niet aan te merken als schade die veroorzaakt is door de bewezen verklaarde feiten nu zij de huur ook had moeten betalen als dit feit niet was gepleegd.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van lichamelijk letsel. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat zij door de poging tot aanranding schrammen in haar gezicht heeft opgelopen.
[slachtoffer 2] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 1.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. In het overige deel van de vordering tot immateriële schade verklaart de rechtbank [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.874,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 28 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
11.3
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.480,23. Dit bedrag bestaat uit € 1.980,23 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
11.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
11.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de kosten voor massages en het ten laste gelegde en dat de vordering op dat punt moet worden afgewezen.
11.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de feiten jegens [slachtoffer 3] , verklaart zij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
11.4
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
11.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat hij vrijspraak heeft gevorderd van het feit waardoor de schade is ontstaan.
11.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt ook dat [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
11.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de feiten jegens [slachtoffer 4] , verklaart zij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
11.5
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.992,30. Dit bedrag bestaat uit € 2.492,30 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
11.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
11.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de kosten voor studievertraging en het ten laste gelegde en dat de vordering op dat punt moet worden afgewezen.
11.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat (een deel van) de door [slachtoffer 5] gevorderde materiële schade die ziet op de oortjes van haar telefoon en het inkomensverlies een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 6 bewezen verklaarde en dat verdachte verantwoordelijk is voor die schade. De rechtbank schat de dagwaarde van de oortjes op een bedrag van € 50,-. De vordering van materiële schade zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van
€ 2.217,83, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2020.
De rechtbank wijst de vordering af voor zover die ziet op de aanschaf van een nieuwe rugzak en de bijdrage aan ziektekosten. De rugzak is namelijk door de politie in beslag genomen en de schade die daardoor is ontstaan is te ver verwijderd van het bewezen verklaarde feit, zodat deze niet aan verdachte kan worden toegerekend. Uit de bijlage bij de vordering blijkt daarnaast dat de bijdrage aan de ziektekosten al is vergoed.
Voor wat betreft de gevorderde reiskosten zal de rechtbank [slachtoffer 5] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. Aangezien [slachtoffer 5] vertegenwoordigd is door een advocaat, kunnen die kosten enkel worden vergoed in het kader van de proceskosten. Ook voor het overige gedeelte van de vordering verklaart de rechtbank [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Aanranding zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat dit leidt tot (ernstige) psychische gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
[slachtoffer 5] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 1.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.717,83, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 47 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
11.6 ‘
[slachtoffer 6] ’
‘ [slachtoffer 6] ’ heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 59.975,21. Dit bedrag bestaat uit € 47.475,21 aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten.
11.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
11.6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat onvoldoende onderbouwd is dat sprake is van verlies van inkomsten en, als dat wel zo is, dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen die kosten en het ten laste gelegde en dat de vordering op dat punt moet worden afgewezen. Daarnaast wijst de verdediging erop dat een bedrag van € 826,88 van de ziektekosten al is vergoed, hetgeen blijkt uit het uittreksel van de zorgverzekering.
11.6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat (een deel van) de door ‘ [slachtoffer 6] ’ gevorderde materiële schade die ziet op de parkeerkosten, daggeld ziekenhuisopname en het verlies aan inkomen een rechtstreeks gevolg is van het onder de feiten 7 en 9 bewezen verklaarde en dat verdachte verantwoordelijk is voor die schade. Voor wat betreft het verlies aan inkomen overweegt de rechtbank dat door ‘ [slachtoffer 6] ’ aannemelijk is gemaakt dat zij inkomensverlies heeft geleden als gevolg van het handelen van verdachte. Omdat niet duidelijk is wat voor werkzaamheden ‘ [slachtoffer 6] ’ deed en omdat de periode waarin het verlies van inkomen plaatsvond in de coronapandemie valt kan de rechtbank niet vaststellen of alle gederfde inkomsten zijn toe te rekenen aan het bewezen verklaarde feit. Om die reden maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en zal zij de helft van de gevorderde schade toewijzen. De vordering van materiële schade zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 19.837,71, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 september 2020.
Voor het overige deel van de gevorderde materiële schade zal de rechtbank ‘ [slachtoffer 6] ’ in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. ‘ [slachtoffer 6] ’ kan de vergoeding van dat deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken. ‘ [slachtoffer 6] ’ heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt welk deel van de opgevoerde ziektekosten in 2022 al door de verzekering is vergoed. De opbouw van het eigen risico in 2022 is niet onderbouwd. Het opvragen van deze informatie zou een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. Over de kosten door studievertraging overweegt de rechtbank dat deze schade gebaseerd is op de Richtlijn Studievertraging, waarin schade wordt bepaald op grond van het later kunnen toetreden op de arbeidsmarkt. ‘ [slachtoffer 6] ’ heeft onvoldoende onderbouwd waarom dat in haar geval (gelet op haar leeftijd en het feit dat zij al inkomsten uit arbeid genoot) aan de orde is.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van lichamelijk letsel. Uit de aangifte van ‘ [slachtoffer 6] ’ blijkt dat zij door de poging tot aanranding en zware mishandeling gebroken ribben (met dislocatie) en een klaplong heeft opgelopen.
‘ [slachtoffer 6] ’ heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 10.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van ‘ [slachtoffer 6] ’ aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 29.837,71, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 184 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 45, 46, 55, 57, 60a, 246 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feiten 1, 4, 5 en 8 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2, 3, 6, 7 en 9 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
twee jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een rol duct tape (G2778949);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende ( [slachtoffer 5] ) van het volgende voorwerp:
 een rugzak (PL0900-2020308577-2700225);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.874,73;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering af voor een bedrag van € 1.335,-;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.874,73 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 28 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- verklaart [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 3.717,83;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering af voor een bedrag van € 47,07;
  • verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 3.717,83 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 47 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij ‘ [slachtoffer 6] ’
  • wijst de vordering van ‘ [slachtoffer 6] ’ toe tot een bedrag van € 29.837,71;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan ‘ [slachtoffer 6] ’ van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart ‘ [slachtoffer 6] ’ voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van ‘ [slachtoffer 6] ’ aan de Staat € 29.837,71 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 184 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Slager, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en A.J. Reitsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Zaak 1 - Houtensepad d.d. 31 juli 2020
1. hij op of omstreeks 31 juli 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer 1] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 1] opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, benaderd en/of
- (vervolgens) de bagagedrager van de fiets van die [slachtoffer 1] (met kracht) vastgepakt, althans een duw gegeven, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [slachtoffer 1] (met haar fiets) ten val kwam, en/of
- (vervolgens) bovenop, althans op, die [slachtoffer 1] gaan liggen en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, (opnieuw) tegen de grond geduwd en/of tegen de grond geduwd gehouden;
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] (met kracht) dichtgehouden, althans heeft hij, verdachte, (met kracht) zijn hand voor de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] in haar kruis gegrepen, in ieder geval heeft hij, verdachte, de vagina van die [slachtoffer 1] ( op de kleding) betast/aangeraakt en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer 1] (op de kleding) betast/aangeraakt;
(art. 246 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 juli 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft mishandeld, door de bagagedrager van de fiets van die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken, waardoor die [slachtoffer 1] (met haar fiets) ten val kwam, althans te veroorzaken dat die [slachtoffer 1] (met haar fiets) ten val kwam, en/of door (vervolgens) op die [slachtoffer 1] te gaan liggen en/of door (vervolgens) die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen de grond te duwen en/of geduwd te houden en/of door met zijn, verdachtes, hand de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] (met kracht) dicht te houden, althans door (met kracht) zijn, verdachtes, hand voor de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] te houden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] pijn en/of letsel heeft bekomen;
( art. 300 van het Wetboek van Strafrecht)
Zaak 2 - Houtensepad d.d. 1 augustus 2020
2. hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) te dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 2] heeft opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, is benaderd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] (met kracht) van haar fiets heeft geduwd, althans (met kracht) tegen haar bovenlichaam heeft geduwd, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat die [slachtoffer 2] (met haar fiets) ten val kwam, en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 2] tegen/naar de grond heeft geduwd en/of (met kracht) tegen de grond geduwd heeft gehouden;
- (vervolgens) bovenop, althans op, die [slachtoffer 2] is gaan liggen, althans boven haar/ over haar heen gebukt, is gaan en blijven staan, en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond van die [slachtoffer 2] (met kracht) heeft dichtgehouden, althans (met kracht) zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 2] heeft gehouden, in ieder geval heeft geprobeerd dit te doen, en/of
- heeft getracht de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 2] te betasten, althans aan te raken, in ieder geval heeft hij, verdachte, het kennelijke voornemen dat te (gaan) doen gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 45 juncto art. 246 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] (met kracht) van haar fiets te duwen, althans te veroorzaken dat die [slachtoffer 2] (met haar fiets) ten val kwam, en/of door (vervolgens) op die [slachtoffer 2] te gaan liggen en/of door (vervolgens) die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen de grond te duwen en/of geduwd te houden en/of door met zijn, verdachtes, hand de mond van die [slachtoffer 2] (met kracht) dicht te houden, althans door (met kracht) zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [slachtoffer 2] te houden,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] pijn en/of letsel heeft bekomen;
( art. 300 van het Wetboek van Strafrecht)
3. hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het/een of meer misdrij(f)(ven), te weten het plegen van aanranding (art. 246 Sr.) en/of verkrachting (art. 242 Sr.) en/of vrijheidsberoving (art. 282 Sr.), toen en aldaar opzettelijk een voorwerp, (kennelijk) bestemd tot het begaan van die/dat misdrij(f)(ven), te weten een rol duct tape, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
(art. 46 juncto art. 242 en/of 282 van het Wetboek van Strafrecht)
Zaak 3 - Gravelpad d.d. 3 juli 2020
4. hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer 3] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 3] (terwijl hij, verdachte, een masker, althans gelaatsbedekking, droeg) opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, benaderd en/of is hij, verdachte, achter die [slachtoffer 3] aangerend en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] (met kracht) vastgepakt en/of pootje gehaakt en/of geduwd, waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [slachtoffer 3] ten val kwam, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] (met kracht) (al dan niet met zijn, verdachtes, knie) tegen de grond geduwd en/of tegen de grond geduwd gehouden;
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond van die [slachtoffer 3] (met kracht) dichtgehouden, althans heeft hij, verdachte, (met kracht) zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 3] gehouden en/of
- die [slachtoffer 3] in haar kruis gegrepen, in ieder geval heeft hij, verdachte, de vagina van die [slachtoffer 3] (op de kleding) betast/aangeraakt en/of
- in de borst(en) van die [slachtoffer 3] geknepen, in ieder geval heeft hij, verdachte, de borst(en) van die [slachtoffer 3] ( op de kleding) betast/aangeraakt;
(art. 246 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of pootje te haken en/of te duwen, waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam, althans te veroorzaken dat die [slachtoffer 3] ten val kwam, en/of door (vervolgens) die [slachtoffer 3] (al dan niet met zijn, verdachtes, knie) (met kracht) tegen de grond te duwen en/of geduwd te houden en/of door met zijn, verdachtes, hand de mond van die [slachtoffer 3] (met kracht) dicht te houden, althans door (met kracht) zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [slachtoffer 3] te houden,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] pijn en/of letsel heeft bekomen;
( art. 300 van het Wetboek van Strafrecht)
Zaak 4 - Oude Liesbosweg d.d. 13 september 2020
5. hij op of omstreeks 13 september 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 4] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) te dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 4] (in de bossages) heeft opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, (vanuit die bossages) is benaderd en/of
- (vervolgens) naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 4] is gerend en/of
- heeft getracht de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 4] te betasten, althans aan te raken, in ieder geval heeft hij, verdachte, het kennelijke voornemen dat te (gaan) doen gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 45 juncto art. 246 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 4] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 4] (in de bossages) heeft opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, (vanuit die bossages) is benaderd en/of
- (vervolgens) naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 4] is gerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 284 van het Wetboek van Strafrecht)
Zaak 5 - Oude Liesbosweg d.d. 21 september 2020
6. hij op of omstreeks 21 september 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer 5] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 5] opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, benaderd en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 5] aangesprongen en/of een stuk stof/sjaal/doek om die [slachtoffer 5] gegooid / geworpen en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 5] tegen de grond geduwd, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [slachtoffer 5] ten val kwam, en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 5] tegen/naar de grond geduwd en/of (met kracht) tegen de grond geduwd gehouden en/of
- (vervolgens) boven/ over die [slachtoffer 5] gebukt gaan en blijven staan, en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 5] gezegd "Kop dicht, mee komen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 5] in haar kruis gegrepen, in ieder geval heeft hij, verdachte, de vagina van die [slachtoffer 5] ( op de kleding) betast/aangeraakt en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer 5] (op de kleding) betast/aangeraakt;
(artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer 5] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 5] (met kracht) tegen de grond te duwen/werken, in ieder geval te veroorzaken dat die [slachtoffer 5] ten val kwam, en/of door die [slachtoffer 5] (met kracht) tegen de grond te duwen en/of geduwd te houden,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 5] pijn en/of letsel heeft bekomen;
( art. 300 van het Wetboek van Strafrecht)
Zaak 6 - Ravelijnpad d.d. 26 september 2020
7. hij op of omstreeks 26 september 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 6] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) te dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 6] heeft opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, is benaderd en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 6] tegen de grond heeft geduwd/ gewerkt, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [slachtoffer 6] ten val kwam, en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 6] tegen/naar de grond heeft geduwd en/of (met kracht) tegen de grond geduwd heeft gehouden;
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond van die [slachtoffer 6] (met kracht) heeft dichtgehouden, althans (met kracht) zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 6] heeft gehouden, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 6] aan haar arm, althans haar lichaam, heeft getrokken en/of die [slachtoffer 6] in de richting van / naar de bossages heeft getrokken / gesleept / gebracht, althans heeft hij, verdachte, getracht die [slachtoffer 6] naar de bossages te trekken / slepen / brengen en/of
- die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, tegen haar (boven)lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of
- heeft getracht de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 6] te betasten, althans aan te raken, in ieder geval heeft hij, verdachte, het kennelijke voornemen dat te (gaan) doen gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor die [slachtoffer 6] , te weten (de gevolgen van) meerdere, althans een, gebroken rib(ben) en/of meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) (met dislocatie) en/of een hematopneumothorax, althans een klaplong;
(art. 45 juncto art. 246 en/of 248 van het Wetboek van Strafrecht)
8. hij op of omstreeks 26 september 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 6] , opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden al dan niet met het oogmerk die [slachtoffer 6] te dwingen iets te doen of niet te doen, altoen en aldaar:
- die [slachtoffer 6] heeft opgewacht en/of opeens/plots, in ieder geval onverwachts en/of onverhoeds, is benaderd en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 6] tegen de grond heeft geduwd/ gewerkt, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [slachtoffer 6] ten val kwam, en/of
- (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer 6] tegen/naar de grond heeft geduwd en/of (met kracht) tegen de grond geduwd heeft gehouden;
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand de mond van die [slachtoffer 6] (met kracht) heeft dichtgehouden, althans (met kracht) zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 6] heeft gehouden, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 6] aan haar arm, althans haar lichaam, heeft getrokken en/of die [slachtoffer 6] in de richting van/ naar de bossages heeft getrokken/ gesleept/ gebracht, althans heeft hij, verdachte, getracht die [slachtoffer 6] naar de bossages te trekken/ slepen/ brengen, en/of
- die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, tegen haar (boven)lichaam heeft geschopt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welk misdrijf zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor die [slachtoffer 6] , te weten (de gevolgen van) meerdere, althans een, gebroken rib(ben) en/of meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) (met dislocatie) en/of een hematopneumothorax, althans een klaplong;
(art. 45 juncto art. 282 van het Wetboek van Strafrecht)
9. hij op of omstreeks 26 september 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon, genaamd [slachtoffer 6] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (de gevolgen van) meerdere, althans een, gebroken rib(ben) en/of meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) (met dislocatie) en/of een hematopneumothorax, althans een klaplong, heeft toegebracht door die [slachtoffer 6] (met kracht) tegen de grond te duwen / werken, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [slachtoffer 6] ten val kwam, en/of door (met kracht) die [slachtoffer 6] tegen/naar de grond te duwen en/of door (met kracht) tegen de grond geduwd te houden en/of door die [slachtoffer 6] aan haar arm, althans haar lichaam, te trekken/ slepen en/of door die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, tegen haar (boven)lichaam te schoppen en/of te slaan;
(art. 302 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een persoon genaamd [slachtoffer 6] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 6] (met kracht) tegen de grond te duwen / werken, in ieder geval heeft hij, verdachte, veroorzaakt dat [slachtoffer 6] ten val kwam, en/of door (met kracht) die [slachtoffer 6] tegen/naar de grond te duwen en/of door (met kracht) tegen de grond geduwd te houden en/of door die [slachtoffer 6] aan haar arm, althans haar lichaam, te trekken/ slepen en/of door die [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, tegen haar (boven)lichaam te schoppen en/of te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 6] pijn en/of letsel heeft bekomen,
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (de gevolgen van) meerdere, althans een, gebroken rib(ben), ten gevolge heeft en/of meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) (met dislocatie) en/of een hematopneumothorax, althans een klaplong.
( art. 300 van het Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met onderzoeksnaam MDRBC20107 / ZZ03Oranje, gesloten op 25 januari 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1899. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, woordelijke uitgewerkte aangifte, p. 178.
3.Proces-verbaal van bevindingen, woordelijke uitgewerkte aangifte, p. 181.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 187.
5.Proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, p. 54 van het forensisch dossier.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1868.
7.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 15 september 2020, p. 212.
8.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 15 februari 2021, p. 207-208 van het forensisch dossier.
9.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 15 september 2020, p. 212.
10.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 15 februari 2021, p. 207 van het forensisch dossier.
11.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 1 juli 2021, p. 233.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 463.
13.Proces-verbaal van bevindingen, woordelijk uitgewerkte aangifte, p. 1804 en 1805.
14.Proces-verbaal van bevindingen, woordelijk uitgewerkte aangifte, p. 1803.
15.Proces-verbaal van bevindingen, woordelijk uitgewerkte aangifte, p. 1807.
16.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, p. 6.
17.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, p. 13.
18.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, p. 14.
19.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, p. 15.
20.Proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2020308577-19 (aanvulling).
21.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 20 mei 2021, p. 514-515.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 606-607.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 611.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 607-608.
25.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, p. 10.
26.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 668.
27.Een geschrift, te weten: een verslag van UMC Utrecht van 5 oktober 2020, als bijlage gevoegd bij de vordering van benadeelde partij ‘ [slachtoffer 6] ’.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 99 van het forensisch dossier.
29.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 4 maart 2021, p. 148 van het forensisch dossier.
30.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 15 februari 2021, p. 705.