ECLI:NL:RBMNE:2022:197

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
9269154 UC EXPL 21-4248
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een onderwijsovereenkomst en de geldigheid van algemene voorwaarden in het licht van consumentenbescherming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particuliere onderwijsinstelling, aangeduid als [eiseres], en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een onderwijsovereenkomst die [eiseres] met [gedaagde] heeft gesloten voor een Mbo-opleiding, die [gedaagde] later heeft geannuleerd. [Eiseres] vordert betaling van een bedrag van € 2.304,60, terwijl [gedaagde] in reconventie terugbetaling van € 85,- vordert, alsook een schadevergoeding van € 2.000,- voor tijd besteed aan de procedure.

De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen, omdat de overeenkomst mogelijk oneerlijke bedingen bevatte die in strijd zijn met de Europese Richtlijn inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van [eiseres] niet kan worden toegewezen, omdat zij een beding heeft opgelegd dat zij zelf als oneerlijk beschouwt. De kantonrechter heeft [eiseres] veroordeeld tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 85,- aan [gedaagde].

Wat betreft de schadevergoeding van [gedaagde] heeft de kantonrechter geoordeeld dat deze niet kan worden toegewezen, omdat de werkzaamheden die [gedaagde] heeft verricht, onder de regels voor proceskosten vallen. [Eiseres] is in de proceskosten veroordeeld, wat betekent dat zij de kosten van [gedaagde] moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten in overeenkomsten en de noodzaak voor onderwijsinstellingen om transparant te zijn over hun voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9269154 UC EXPL 21-4248 RvdH/1037
Vonnis van 26 januari 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: de heer [A] ,
tegen:
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard. De dagvaarding is voorzien van producties 1 tot en met 10. [gedaagde] heeft daarop schriftelijk gereageerd en daarbij een tegenvordering ingediend. Bij die reactie zijn producties 1 tot en met 8 gevoegd. [eiseres] heeft vervolgens schriftelijk gereageerd en producties 11 tot en met 14 ingediend.
1.2.
Op 29 december 2021 vond de mondelinge behandeling plaats. Partijen zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling producties 9 tot en met 11 overgelegd.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiseres] is een particuliere onderwijsinstelling.
2.2.
[eiseres] stelt dat zij met [gedaagde] een onderwijsovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de Mbo-opleiding ‘ [.] ’ met startdatum 10 februari 2020 (hierna: de opleiding). Op de overeenkomst zijn volgens [eiseres] haar algemene voorwaarden van toepassing.
2.3.
[gedaagde] heeft de inschrijving voor de opleiding buiten de daarvoor toegestane termijn geannuleerd, aldus [eiseres] . [gedaagde] is daardoor volgens [eiseres] niet meer de volledige opleidingskosten (van ongeveer € 6.667,-) verschuldigd, maar een bedrag van € 2.304,60 als redelijk loon en vergoeding voor haar kosten. [eiseres] stelt dat zij een annuleringsregeling heeft bedongen die in beginsel van toepassing is op deze situatie, maar dat zij op die
contractueleregeling geen beroep doet omdat die mogelijk oneerlijk is. In plaats daarvan vordert zij redelijk loon en vergoeding van kosten in het kader van een overeenkomst van opdracht op grond van
wettelijkebepalingen. [eiseres] vordert ook dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten, haar proceskosten en de wettelijke rente betaalt.
2.4.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van [eiseres] . Hij heeft geen onderwijs gevolgd en geen lesmateriaal ontvangen. Hij wilde nog voordat hij aan de opleiding kon beginnen, afzien van de optie om die opleiding te volgen. [gedaagde] heeft voorts
onder meergesteld dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, dat [eiseres] haar algemene voorwaarden niet ter hand heeft gesteld waardoor die vernietigbaar zijn en dat het annuleringsbeding oneerlijk is.
[gedaagde] heeft € 85,- aan [eiseres] betaald. Dat bedrag vordert hij in reconventie terug op grond van onverschuldigde betaling. [gedaagde] vordert ook een vergoeding van € 2.000,- vanwege de tijd die hij aan deze procedure heeft moeten besteden en dat [eiseres] zijn proceskosten betaalt.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie
3.1.
Vanwege de samenhang van de vorderingen van [eiseres] en [gedaagde] worden de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld.
Ambtshalve toetsing
3.2.
Voor zover zou moeten worden aangenomen dat er tussen [eiseres] en [gedaagde] een onderwijsovereenkomst tot stand is gekomen waarvan de door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarden onderdeel zijn, is het volgende relevant. De vordering is gebaseerd op een online tot stand gekomen overeenkomst tussen een verkoper ( [eiseres] , een particuliere onderwijsinstelling) en een consument ( [gedaagde] ). Op dergelijke overeenkomsten zijn allerlei consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve onder meer beoordelen of in de gesloten overeenkomst geen oneerlijke bedingen zijn opgenomen als bedoeld in de Europese Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: richtlijn 93/13).
Oneerlijk beding
3.3.
Artikel 3 van richtlijn 93/13 bepaalt dat een beding, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk wordt beschouwd als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De Nederlandse rechter moet deze toets (onder andere) verrichten via de open norm van artikel 6:233 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en, meer in het bijzonder, de artikelen 6:236 en 6:237 van het BW. Op grond van de open norm is een beding vernietigbaar als het onredelijk bezwarend is, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden van het geval.
3.4.
In dit geval spitst de beoordeling zich toe op het beding in artikel 9 van de toepasselijke algemene voorwaarden. De vordering van [eiseres] is immers feitelijk daarop gegrond, ook al heeft [eiseres] gesteld dat zij niet uitsluit dat sprake is van een oneerlijk beding, en dat zij daarom geen aanspraak maakt op haar
contractuelerechten, maar op vergoeding van redelijk loon en kosten op grond van de
wettelijkebepalingen in het kader van de overeenkomst van opdracht. Of [eiseres] het verschuldigde bedrag heeft berekend aan de hand van wettelijke bepalingen over redelijk loon en kosten of dat zij dit heeft gebaseerd op een (volgens haarzelf oneerlijk) beding in haar algemene voorwaarden, maakt voor de beoordeling door de kantonrechter geen verschil. [eiseres] heeft in haar algemene voorwaarden nu eenmaal expliciet een
contractueleregeling bedongen, waarmee zij zichzelf de mogelijkheid heeft voorbehouden om daar een beroep op te doen. Om die reden moet worden geoordeeld dat dit beding feitelijk de grondslag biedt voor de vordering. Of [eiseres] in een concreet geval al dan niet besluit om een beroep op die
contractueleregeling te doen is niet relevant.
3.5.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68, bepaald dat richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd dat een verkoper die – in die hoedanigheid – een consument een oneerlijk beding heeft opgelegd dat door een rechter oneerlijk is verklaard en dus is vernietigd, in beginsel geen aanspraak kan maken op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke schadevergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest. Hieruit volgt dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op vergoeding van redelijk loon en kosten als bedoeld in de artikelen 7:411, 7:405 en 7:406 van het BW, omdat zij aan [gedaagde] een beding heeft opgelegd, waarop zij in rechte geen beroep durft te doen, omdat zij terecht vermoedt dat dat beding oneerlijk is zoals bedoeld in richtlijn 93/11. De vordering van [eiseres] moet daarom hoe dan ook worden afgewezen. Dat leidt ertoe dat ook de daarmee samenhangende nevenvorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] het bedrag van € 85,- onverschuldigd aan [eiseres] heeft betaald. [eiseres] wordt daarom veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan [gedaagde] .
Schadevergoeding
3.7.
[gedaagde] maakt ook aanspraak op een schadevergoeding van € 2.000,- (50 uur x € 40,- zijnde het bruto uurtarief volgens detachering). Die schadevergoeding bestaat volgens [gedaagde] uit zijn inkomstenderving als gevolg van het feit dat hij tijd heeft besteed aan overleg, leggen van contact, het lezen, bestuderen en schrijven van stukken.
3.8.
De werkzaamheden die [gedaagde] heeft genoemd, kunnen worden aangemerkt als verrichtingen ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak. Dat zijn verrichtingen waarvoor de bepalingen over proceskosten een regeling bieden.
3.9.
In artikel 6:96 lid 3 van het BW is bepaald dat de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c van het BW niet voor vergoeding in aanmerking komen voor zover de regels over de proceskosten ex artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn. Er is geen sprake van zeer bijzondere omstandigheden die een afwijking hiervan rechtvaardigen. Daarom kan dit deel van de vordering van [gedaagde] niet worden toegewezen.
Proceskosten
3.10.
[eiseres] heeft ongelijk gekregen. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en dat zij de proceskosten van [gedaagde] moet betalen. [gedaagde] heeft geprocedeerd in persoon; zijn proceskosten worden in totaal begroot op € 75,- aan verletkosten (€ 50,- in conventie en € 25,- in reconventie). [gedaagde] heeft ook de nakosten gevorderd. Die worden toegewezen voor zover [gedaagde] kosten moet maken om dit vonnis aan [eiseres] te betekenen. De over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
in reconventie
4.2.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen € 85,-;
4.3.
verklaart de onder 4.2. vermelde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie
4.4.
veroordeelt [eiseres] in de kosten; zij moet de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] aan hem betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 75,-, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente van artikel 6:119 van het BW over dat bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [eiseres] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op de explootkosten van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
4.6.
verklaart de onder 4.4. en 4.5. vermelde proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.