ECLI:NL:RBMNE:2022:1965

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
C/16/534649
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met ouders in het buitenland

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)]. De ouders van [minderjarige (voornaam)] verblijven op een onbekend adres in Turkije, wat complicaties met zich meebrengt voor de uitvoering van de machtiging. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland hebben verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de opvoedsituatie van [minderjarige (voornaam)], vooral gezien de wisselende verklaringen van de moeder over de veiligheid van het kind en de relatie met de vader. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige (voornaam)] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de ouders moeten terugkeren naar Nederland en moeten meewerken met de GI om de situatie te verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders hebben het recht om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/534649 / JE RK 22-223 (ondertoezichtstelling)
C/16/537940 / JE RK 22/695 (machtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 13 mei 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming, Midden-Nederland,

hierna te noemen: de Raad,
en

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland,

hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
verblijvende op een bij de rechtbank onbekend adres in Turkije,
advocaat: mr. M.A. van de Weerd,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
verblijvende op een bij de rechtbank onbekend adres in Turkije,
advocaat: mr. L.L. Schipper-Heikens.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de Raad van 10 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 10 februari 2022;
- de aanvullende rapportage van de Raad van 20 april 2022;
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 22 april 2022;
- de e-mails van de moeder met bijlagen 1 tot en met 12 ,van 25 april 2022;
- de e-mails van de moeder met bijlagen 13 tot en met 15, van 26 april 2022;
- de brief van de vader met bijlagen 1 tot en met 4, van 26 april 2022.
Op 28 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. L.L. Schipper-Heikens;
- de moeder, bijgestaan door mr. M.A. van de Weerd;
- de heer [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de GI.

Waar gaat het over?

Het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige (voornaam)] verblijft samen met zijn ouders op een bij de rechtbank onbekend adres in Turkije.
Bij beschikking van 16 februari 2022 is [minderjarige (voornaam)] voorlopig onder toezicht gesteld tot 16 mei 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg. Er is geen uitvoering gegeven aan de machtiging uithuisplaatsing omdat de ouders niet terug komen naar Nederland en de Raad en de GI weten niet waar [minderjarige (voornaam)] is.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] voor de duur van twaalf maanden.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg.
De Raad en de GI verzoeken beiden de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De beoordeling

De kinderrechter zal [minderjarige (voornaam)] onder toezicht van de GI stellen voor de duur van een jaar. Dat is vanaf 13 mei 2022 tot 13 mei 2023.
Daarnaast zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een pleeggezin verlenen, voor de duur van drie maanden. De termijn van drie maanden gaat van start op de dag waarop voor het eerst van de machtiging uithuisplaatsing gebruik gemaakt wordt. Op grond van de wet zal binnen drie maanden na datum van deze beschikking gebruik gemaakt moeten worden van de machtiging uithuisplaatsing. Dat is dus voor 13 juli 2022.
De beslissing over het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling houdt de kinderrechter aan, tot een nader te bepalen zitting. De kinderrechter zal de GI verzoeken om binnen drie weken na effectuering van de machtiging uithuisplaatsing de rechtbank daarover te informeren met daarbij een korte update, zodat de rechtbank een nieuwe zitting kan plannen. Uiterlijk vijf dagen voor de zitting wil de rechtbank een uitgebreider verslag ontvangen van de stand van zaken.
Deze beslissingen worden hierna uitgelegd.
Ondertoezichtstelling
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat betekent dat er grote zorgen zijn over de omstandigheden waaronder het kind opgroeit en de mate waarin die omstandigheden een negatief effect hebben op de ontwikkeling van het kind.
Daarnaast geldt als voorwaarde dat het de ouders niet lukt om die ontwikkelingsbedreiging – met eventuele hulp in het vrijwillig kader – onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Tot slot moet wel de verwachting bestaan dat de gezaghebbende ouders binnen een voor het kind aanvaardbare termijn weer in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind volledig op zich te nemen. Deze criteria staan in de wet in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De concrete bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] bestaat er op dit moment uit dat er geen zicht is op de opvoedsituatie waar [minderjarige (voornaam)] in opgroeit, terwijl er wel hele grote zorgen over zijn opvoedsituatie bestaan.
De moeder heeft al langere tijd heel wisselende verhalen verteld over haar relatie met de vader en de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] en haarzelf bij de vader. Zij heeft toen zij en de vader uit elkaar waren, de vader tegenover de politie, de Raad voor de Kinderbescherming en haar familie beschuldigd van mensenhandel, uitbuiting en mishandeling. Daarbij zou de vader ook geweld hebben gebruikt terwijl de moeder [minderjarige (voornaam)] in haar armen had. Bij de politie zijn eerdere geweldsincidenten gemeld en vervolgens weer ingetrokken of andere verklaringen voor het letsel gegeven. Op 14 februari 2022 is de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Turkije vertrokken waar de vader op dat moment verbleef in verband met medische afspraken. Sindsdien zegt de moeder dat haar eerdere beschuldigingen gelogen waren, onder invloed van haar depressie en onder invloed van haar familie.
De mate waarin deze verhalen elkaar tegenspreken is zorgelijk. Als de eerdere berichten van de moeder jegens de vader waar zijn, bevinden de moeder en [minderjarige (voornaam)] zich nu in een onveilige situatie, waarbij er vraagtekens gezet kunnen worden bij de mogelijkheden van de moeder om uit Turkije te vertrekken. Als de moeder nu de waarheid spreekt, dan is het zorgelijk dat de moeder in staat is om zulke ernstige beschuldigingen te doen jegens de vader van haar kind.
De moeder heeft verteld dat zij na de zwangerschap last heeft gehad van depressie, en dat zij onder invloed daarvan wantrouwend was naar de vader. De vader heeft over die periode verteld dat hij zich grote zorgen maakte om de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] bij de moeder.
De ouders hebben verteld dat zij in Turkije hulpverlening hebben ingeschakeld. De moeder volgt therapie bij een online psycholoog. De moeder kampt langere tijd met depressie en heeft trauma’s. Zij heeft daar als hulpvragen neergelegd:
Meer bewustwording van en inzicht in eigen gedrag en de gevolgen daarvan;
Beter leren omgaan met negatieve gedachtes en emoties;
Beter in je vel zitten en steviger in je schoenen staan/meer opgewassen zijn tegen de negatieve invloeden van familie.
De moeder heeft met de behandelend psycholoog besproken dat zij EMDR, cognitieve gedragstherapie en schematherapie gaat volgen.
De vader staat in Nederland onder behandeling bij een psycholoog en is gestart met EMDR. Zijn behandeling is door zijn verblijf in Turkije gepauzeerd.
Nadat de moeder haar behandeling heeft doorlopen, willen de ouders in relatietherapie gaan om het onderlinge vertrouwen te herstellen en handvatten te krijgen voor een stabiele relatie in de toekomst. Zij zijn zich er bewust van dat zij een en ander in hun onderlinge communicatie moeten verbeteren, en daar willen zij aan werken. Zij zeggen dat er absoluut geen sprake is van geweld in de relatie.
De ouders hebben deze informatie gedeeld om te laten zien dat zij bereid zijn om hulpverlening aan te pakken en dat zij daar zelf stappen in zetten. Zolang er een machtiging uithuisplaatsing geldt voor [minderjarige (voornaam)] durven zij echter niet terug naar Nederland te komen, omdat zij bang zijn dat [minderjarige (voornaam)] dan direct bij hen wordt weggehaald.
De kinderrechter vindt het goed van de ouders dat zij zelf hulpverlening hebben ingeschakeld en dat zij open staan voor contact met de gezinsvoogd. De kinderrechter kan echter niet inschatten of het waar is dat de moeder de beschuldigingen heeft verzonnen. De kinderrechter en de hulpverlening moeten in dit stadium rekening houden met het scenario waarin die beschuldigingen wel waar zijn. Daarnaast blijkt in ieder geval wel sprake te zijn van emotionele instabiliteit bij de moeder en instabiliteit in de dynamiek tussen de ouders. De kinderrechter is met de Raad van oordeel dat er meer zicht moet komen op het gezin, zodat er meer duidelijkheid komt over de aard en staat van de relatie tussen de ouders, en de opvoedomgeving waarin [minderjarige (voornaam)] opgroeit. Van daaruit kan onderzocht worden op welke manier de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] bij de ouders kan worden gewaarborgd.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige (voornaam)] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Zoals de vader ter zitting heeft beargumenteerd, moet de inzet van hulpverlening zich ook op de vader focussen. Uiteraard moet ook uitgezocht worden – voor zover dat mogelijk is – of de moeder die beschuldigingen naar waarheid heeft gedaan of niet. Dit om te bepalen op welke wijze de vader het beste betrokken kan worden en wat voor hulpverlening voor de vader ingezet kan worden. Welk verhaal ook waar is, de vader is en blijft de (gezaghebbende) vader van [minderjarige (voornaam)] .
Machtiging uithuisplaatsing
De kinderrechter is van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW). De GI moet goed en snel onderzoeken of het mogelijk is, en passend in de situatie die bij terugkeer ontstaat, om op zo kort mogelijke termijn in ieder geval de moeder met [minderjarige (voornaam)] in een moeder-kindhuis te plaatsen. Om te voorkomen dat de hechting onnodig lang wordt onderbroken moet er ook frequent omgang zijn tussen [minderjarige (voornaam)] en beide ouders.
De ouders hebben beargumenteerd dat een uithuisplaatsing niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] is. Zij hebben verteld dat zij bereid zijn om vrijwillig naar Nederland terug te keren als er geen machtiging uithuisplaatsing wordt afgegeven, of als aan hen de mogelijkheid wordt geboden om aan de hand van een gezinsopname of 24-uurs camerabewaking in huis te bewijzen dat zij [minderjarige (voornaam)] een veilige opvoedomgeving kunnen bieden. Hoewel de kinderrechter dit standpunt van de ouders kan begrijpen, vindt de kinderrechter dat er te veel zorgen zijn en te veel onduidelijk is over de relatie en dynamiek tussen de ouders om [minderjarige (voornaam)] bij de ouders gezamenlijk te laten. Als inderdaad sprake is (geweest) van geweld tussen de ouders, dan wordt [minderjarige (voornaam)] daaraan blootgesteld, wat erg schadelijk voor hem is. Als daar geen sprake van is, dan zijn er alsnog grote zorgen over de wispelturigheid van de moeder waar [minderjarige (voornaam)] ook aan wordt blootgesteld. Het is noodzakelijk dat [minderjarige (voornaam)] tijdelijk uit het systeem van zijn ouders wordt gehaald, waarna zo snel mogelijk onderzocht moet worden of de ouders aan [minderjarige (voornaam)] een veilige opvoedomgeving kunnen bieden.
Als de ouders willen aantonen dat zij samen een veilige opvoedomgeving kunnen bieden aan [minderjarige (voornaam)] , zullen zij naar Nederland moeten komen en moeten meewerken met de GI. Op die manier kan de uithuisplaatsing zo kort mogelijk blijven, als blijkt dat ouders dat kunnen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige (voornaam)] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 13 mei 2022 tot 13 mei 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van 3 maanden, met ingang van de datum van tenuitvoerlegging van de machtiging;
constateert dat deze machtiging vervalt als niet binnen drie maanden na heden dus uiterlijk 13 augustus 2022, gestart zijn met de tenuitvoerlegging;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige pro forma aan tot een nader te bepalen zitting, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de vader en de moeder dienen te worden opgeroepen;
met verzoek aan de GI om binnen drie weken na effectuering van de machtiging uithuisplaatsing de rechtbank daarover te informeren, voorzien van een korte update;
met verzoek aan de GI om uiterlijk vijf dagen voor de nader te bepalen zitting de rechtbank te voorzien van een uitgebreider verslag van de stand van zaken;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Richtersz, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2022.
AFSCHRIFT
Voor eensluidend afschrift.
De griffier van de rechtbank.
16 mei 2022
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.